Vreugde.
Vreugde is een tortel, die schatert en koert,
Ons aan de rustige huiscel ontvoert,
Luide ons verlokt: ‘geniet en kom buiten!
Tracht eerst uw zorgen goed binnen te sluiten;
Zing wat u hindert en drukken moog, weg,
Moei u niet hard met gestaag overleg.’
Maar, hoe die tortel moog lokken en streelen,
Als ze u wat lang zingt – ze zal u vervelen;
Vreugd heeft een lokstem voor grijsheid en jeugd,
Maar slaat ze door, ze overschreeuwt vaak de Deugd.
Schoonheid.
Schoonheid – een gift – niet verdiend, niet gekocht;
Luide verkondster van Hem, die haar wrocht,
Broos als een mantel voor ’t aardsche bestaan,
Eeuwig als uiting van hooger orgaan:
Zoete verlokster voor zinnen en ziel,
Engel, die soms door ontadeling viel, –
O, blijf gij rein in uw lieven en loven –
Eerbied zij u, als een lichtstraal van boven.
W.J. van Zeggelen (1811-1879)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter