Door Mathijs Sanders
Jong in de jaren zestig is een titel die niet zou misstaan op een verzameling cultuursociologische beschouwingen. Het boekje van Jaap Goedegebuure is echter geen studie over het roemruchte decennium, maar een kleine monografie over een nog nauwelijks belichte episode uit het leven en werk van de schrijver Frans Kellendonk (1951-1990), te weten zijn jaren als scholier op het Nijmeegse Sint-Dominicuscollege. De teksten die Goedegebuure opdook vormen een goudmijn voor wie geïnteresseerd is in middelbare schoolcultuur gedurende de jaren zestig en in de vroege jaren van de auteur die in 1977 officieel zou debuteren met de novelle ‘Bouwval’.
De jonge Kellendonk droomde van een leven als singer-songwriter naar het voorbeeld van de bewonderde Bob Dylan. We zien hem als redacteur van uiteenlopende schoolkranten (die hij maar al te graag naar zijn literaire hand zette), als vertaler van teksten van Dylan, als schrijver van eigen songs (met een sterke voorkeur voor de ballade), van korte prozateksten en van brieven. Vooral de brieven aan schoolvriend Leonard de Vos maken dit boekje tot een welkome aanvulling op de ‘Brieven’, die in 2015 werden bezorgd door Goedegebuure en Kellendonks latere literaire strijdmakker Oek de Jong. In een mooie passage uit een brief van ‘Kelly’ aan Leonard van 23 maart 1971 toont de dan twintigjarige student zich een zelfbewuste schrijver in spe:
Je vroeg me wat te vertellen over mijn schrijversactiviteiten. Daar kan ik vrij kort over zijn. Ik schrijf erg veel, heb nog meer ideeën, maar ben voorlopig nog lang niet tevreden over wat ik maak. Het heeft voor mij geen zin nu werk af te leveren dat slechter is dan dat van Dostojevski, Shakespeare of Thomas Mann. Daarom schrijf ik stug door totdat ik het helemaal ‘heb’.
Zo nu en dan wijst Goedegebuure op motieven en opvattingen die zich later in het werk van de auteur zouden aftekenen, zoals wanneer de scholier in het fenomeen ‘reageerbuisbaby’ een bedreiging ziet van het heilige huwelijk, dat in de roman Mystiek lichaam (1986) op bepaald niet ondubbelzinnige wijze zal worden verdedigd.
Een tekst die mij bijzonder trof had een plaats moeten krijgen op het album ‘Visions in Blue’, waarvoor de zestienjarige Kellendonk al de hoes had ontworpen en enkele songteksten had geschreven, met vermelding van de speelduur, tot op de seconde precies. ‘Dood van een kind’ is gedateerd april 1967 en zou 2.30 minuten duren. Het eerste couplet introduceert een motief dat in zowel de latere brieven als in het oeuvre een even intrigerende als ontroerende rol zou gaan spelen: de dubbele binding met de vader.
O mijn vader, de dag is aangebroken
Waarvan jij zo dikwijls hebt gesproken
En die ik zo vaak in mijn verbeelding zag,
Ik zal mijn eigen leven nu gaan leiden,
Ik heb gebroken met de oude tijden
En in stilte wappert nu mijn vlag.
Maar al zal ik dan nu eind’lijk triomferen
Ik heb van jou ook erg veel kunnen leren
Want je moet niet denken dat ik je niet mag.
Jong in de jaren zestig is een mooi boek, dat doet verlangen naar meer. Zo is het jammer dat de vijf verhalen die ‘Kelly’ in 1969 in druk zag verschijnen, in een door het Dominicuscollege gestencild boekje onder de titel ‘Het reuzenrad’, niet zijn opgenomen (een facsimile van die door Kellendonk zelf geïllustreerde uitgave zou nog mooier zijn). Meer nog dan in de vele songteksten ligt in die verhalen – over het onvermogen om los te komen van het beschermende pantser en werkelijk in contact te komen met anderen – de bron van Kellendonks schrijverschap.
Over enkele weken bespreek ik Mystiek lichaam met tweedejaars studenten Nederlands in Groningen (langs digitale paden). Ik zal niet nalaten om hen te wijzen op het intrigerende materiaal dat in Goedegebuures boek besloten ligt.
Jaap Goedegebuure, Jong in de jaren zestig. De muziek van Frans Kellendonk. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2020, Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter