Een van de problemen van de mens is dat hij niet begrijpt dat hij beperkt is in zijn menselijke vermogens. Hij kan dit zelfs niet begrijpen, want een van zijn beperkingen is dat hij zijn eigen beperkingen niet kan zien.
Dat is de boodschap van de Israëlisch-Amerikaanse cognitief psycholoog Iris Berent in haar nieuwe boek The Blind Storyteller. Zij was al lange tijd een van de interessantste denkers over taal, misschien wel de enige psycholoog die fonologie begrijpt, Ze laat nu zien dat ze ook het grote gebaar kan maken, en iets interessants kan bijdragen aan ons begrip van het wonderlijke verschijnsel mens.
Levende wezens
Waar de mens vooral blind voor is, zegt Berent, is hoeveel kennis hem is aangeboren. In grote takken van de wetenschap buiten de biologie is het idee van aangeboren kennis taboe. Maar ook de meeste niet-wetenschappers willen er niet aan dat we geboren worden met allerlei kennis: over de natuur, over getallen, over moraal, over taal.
Toch is er heel veel bewijs dat pasgeboren baby’s al kennis hebben over dat soort zaken. Dat ze weten dat bewegende objecten coherent zijn – dat de onderdelen waarschijnlijk aan elkaar vastzitten. Dat levende wezens anders zijn dan andere objecten. Dat drie iets anders is dan twee. Dat bedriegers gemeden moeten worden. Dat gesproken taal bestaat uit lettergrepen.
Onbewoond eiland
We weten dat alles doordat kinderen van soms slechts een paar weken oud al kennis blijken te hebben van al dit soort onderwerpen. Ze hebben nog niet de tijd gehad om echt iets te leren, maar ze reageren al verbaasd als in een filmpje een bal tegen een andere bal stoot en die andere bal pas een paar seconden later in een heel andere richting beweegt. Ze zijn niet op dezelfde manier verbaasd als een mens naar een andere mens loopt en die andere mens een tijdje later ergens anders heen loopt. Ze hebben dus een bepaald idee over natuurwetten. En ze hebben een idee dat mensen (en andere levende wezens) een intern mentaal leven hebben dat ervoor zorgt dat ze op het oog die natuurwetten niet respecteren.
Dat die kinderen verbaasd zijn kun je bijvoorbeeld opmaken over het feit dat ze langer blijven staren dan wanneer ze kijken naar dingen die wel aan hun verwachtingen voldoen. Je kunt ze ook in hun hersenen zien.
De bewijzen zijn heel sterk, zegt Berent. Sommige van dit soort bewijzen van kennis treffen we bovendien ook bij dieren aan onder psychologische omstandigheden. En toch willen mensen er niet aan. Ook voor die stelling verzamelde ze een grote hoeveelheid experimentele bewijzen: mensen uit verschillende culturen werd bijvoorbeeld gevraagd hoe waarschijnlijk het is dat baby’s zulke dingen kunnen, of dat mensen ze zouden ontwikkelen als je ze van jongs af op een onbewoond eiland zette.
Aangeboren
Dat allerlei aspecten van het lichaam aangeboren zijn – dat de meeste mensen twee armen hebben, dat de ogen in ons hoofd zitten en dat we met die ogen meestal kunnen kijken – daarmee heeft niemand moeite, zelfs niet als die lichamelijke kenmerken soms pas lang na de geboorte tot uitdrukking komen (dat meisjes op een bepaald moment borsten krijgen). Maar dat kennis van de wereld eveneens aangeboren kan zijn, dat geldt als een absurditeit.
Ik weet zeker dat 7 van de 10 lezers van dit blog nu ook hun hoofd schudden, zelfs al heb ik net een indicatie gegeven van het soort bewijzen voor dit soort aannames.
Waar het Berent in dit boek nu om te doen is, is de vraag: waar komt die weerstand tegen het idee van aangeboren kennis eigenlijk vandaan? Haar antwoord: die is zelf ook weer aangeboren.
Waarheid
In ieder geval zijn er volgens haar twee aangeboren ideeën die het samen vrijwel onmogelijk maken om te aanvaarden dat ideeën aangeboren kunnen zijn. Het eerste is dualisme: het idee dat mensen bestaan uit een materieel deel en een immaterieel deel, een lichaam en een geest. Het tweede is essentialisme: het idee dat ieder levend wezen een soort harde kern heeft, een essentie, die bepaalt wie hij is – en dat die essentie materieel is. Ook hier documenteert Berent weer uitvoerig met tal van experimenten dat in allerlei culturen deze ideeën leven en dat ook kinderen al vroeg dit soort ideeën lijken te hebben.
Essentialisme impliceert dat het immateriële niet tot de essentie van de mens behoort en aangezien gedachten volgens het dualisme niet materieel zijn, kunnen ze dus ook niet aangeboren zijn. De mens moet geboren worden als een onbeschreven blad en alles wat we weten moeten we uit ervaring hebben geleerd.
Die aangeboren ideeën maken ons dus blind voor het feit dat we aangeboren ideeën kunnen hebben. Dat is tegelijk een aanwijzing dat die aangeboren ideeën ook niet per se helemaal juist zijn – ze zijn evolutionair ontstaan omdat ze het ons mogelijk maakten door de wereld te navigeren, niet omdat ze de absolute Waarheid bevatten.
Vrije wil
Dat Berent dit boek heeft kunnen schrijven, betekent ook (als ze gelijk heeft) dat we als mens voldoende capaciteiten hebben om tot inzichten te komen die strijdig zijn met die aangeboren ideeën. Ik weet niet helemaal zeker of dat nu voor of tegen haar hypothese pleit: waar komt dan precies het idee in Berents hoofd vandaan dat ideeën wel aangeboren zijn, als dat idee op zich niet aangeboren is?
Maar hoe dan ook is The Blind Storyteller een buitengewoon rijk boek, waarin je niet alleen leert over al het onderzoek dat deze kerngedachten ondersteunt, maar ook over hoe onze blindheid voor de biologische aard van onze ideeën ons verkeerd laat omgaan met psychiatrische klachten én op een heel andere manier met dyslexie, hoe het ervoor zorgt dat we op de verkeerde weg zijn waar het gaat om het bouwen van op menselijke intelligentie gelijkende kunstmatige intelligentie, en wat de implicaties zijn van Berents betoog op onze kijk op de vrije wil.
Andere gedachten
Er zijn ook wel wat losse draadjes. Zo zijn er natuurlijk ook in de wetenschap tal van tegenstanders van aangeboren kennis, en Berent stipt hun bezwaren soms wel aan (bijvoorbeeld: als we sommige dingen als mens moeten leren, is het dan niet eleganter om aan te nemen dat we alles moeten leren?) maar ze gaat er meestal nauwelijks op in. In plaats daarvan verklaart ze dus uit haar eigen theorie waarom mensen zo denken, maar ik kan me voorstellen dat iemand die niet in aangeboren ideeën gelooft, niet overtuigd raakt van het argument dat zijn eigen aangeboren ideeën hem daarvoor in de weg zitten: zoals Berent zelf aangeeft is onfalsifieerbaarheid soms ook een argument van tegenstanders. (Dat argument weerlegt ze overigens wel, net als ik nooit eerder zo’n scherpe weerlegging las van het idee dat ‘embodied cognition’ iedere vorm van abstract denken kan wegredeneren als in dit boek.)
The Blind Storyteller zet dus hoe dan ook aan het denken, en brengt je misschien ook op andere gedachten – ook al is niet meteen duidelijk of het volgens The Blind Storyteller wel mogelijk is op andere gedachten te komen.
Iris Berent. The Blind Storyteller. How We Reason About Human Nature. Oxford University Press, 2020, Bestelinformatie bij de uitgever.
Rob Alberts zegt
Dank voor deze boekrecensie
Vriendelijke groet,
Ronald V. zegt
Nog een inleiding – De grote vraag
Eén van de meest relevante vraagstukken is het kennisvraagstuk. Wat is dat, kennis, hoe verwerven we kennis, hoeveel kennis of protokennis is aangeboren? En soortgelijke subvragen.
Er zijn, globaal genomen, twee posities mogelijk wat betreft het antwoord op het kennisvraagstuk, namelijk enerzijds het empiricisme/positivisme en anderzijds het antipositivisme. Het positivisme stelt: er is geen enkele vorm van aangeboren kennis, er zijn alleen via de empirie verworven sense data en die klonteren (hoe dan?) samen tot ideetjes over de werkelijkheid. Het antipositivisme stelt: wij zijn creatief denkende wezens die allerlei theorieën verzinnen waarbij we ons soms, dus lang niet altijd, baseren op de nuchtere empirie en waarbij we wellicht ook gebruik maken van een soortement aangeboren prototheorieën zoals misschien over tijd en ruimte.
Er valt heel, heel veel meer te zeggen over positivisme versus antipositivisme. Maar dat doe ik hier niet. Het is voldoende te weten dat er een relevant filosofisch vraagstuk is en dat er, globaal genomen, twee soorten antwoorden mogelijk zijn met uiteraard allerlei tussenposities. En voordat men een antwoord kiest, dient men eerst het vraagstuk van alle kanten te bezien, het liefst in historisch perspectief.
Moeten Neerlandici iets weten van dit vraagstuk? Me dunkt van wel. Als linguïst dien je je af te vragen in hoeverre ons taalvermogen ons is aangeboren. Vergelijk Chomsky versus Quine (volgens mij onder meer in “Over taal” van Chomsky). Taal is vooral semantiek en al heb je abstracte semantische linguïstiek, in wezen is alle daadwerkelijke semantiek een gebeurtenis die zich afspeelt in je hoofd. Betekenissen bevinden zich in je hoofd, al zijn er enkele filosofen die hier niet aan willen.
Maar de neerlandistiek is niet slechts wetenschappelijke taalkunde, toegespitst op het moderne Neder-Frankisch. De neerlandistiek omvat ook de letterkunde, de literatuurwetenschap. Maar ook voor de literatuurwetenschappers is het zinnig om iets af te weten van het hoofdprobleem van de filosofie, namelijk van het kennisvraagstuk. Kennis van literatuur, wat is dat eigenlijk? Kennis in het algemeen, wat is dat?
Of de gewone man, de man in de straat, naar het positivisme neigt en niet naar het antipositivisme, zou ik zo gauw niet weten. Maar gelovige mensen neigen misschien meer naar het antipositivisme. En wel naar het idee van een aangeboren godskennis, die dan bij ongelovigen, zoals ik, gedegenereerd zou zijn. Maar aangeboren “kennis” hoeft niet per se waar te zijn. Wellicht zijn we toch geboren met een soort vage intuïtie dat de aarde plat is. Maar sinds zo’n 2500 jaar weten we dat de aarde een bol is, al is thans het platte-aardegeloof weer een beetje in de mode. Zijn er al Nederlandse schrijvers die dat geloofje omarmd hebben? Iets voor Eus? Wellicht vindt hij de hele geologie van vandaag de dag slechts academisch, dus weinig nozel geneuzel.
DirkJan zegt
Heel interessant. En zijn haar ideeën verwant aan de archetypen van Jung? En zal aangeboren kennis ook te maken hebben met wat we instinct noemen, zoals de angst voor grote hoogtes of het moederinstinct? Er is veel discussie of de mens, anders dan dieren, überhaupt nog wel over een instinct beschikt.
Ik weet het niet, maar ik heb me bijvoorbeeld wel verbaasd over mijn gedetailleerde aangeboren visuele voorkeuren die ik als heteroman heb in relatie tot sexulaitieit, ook al worden die geactiveerd door hormonen.
En soms heb ik ook wel eens het idee dat bijvoorbeeld basale concepten uit de natuur zoals bomen en water ook al bij geboorte in onze hersens zijn vastgelegd. Maar ik kan dit soort ideeën ook weer even gemakkelijk wegwuiven.
En ik neem aan dat de schrijfster met betrekking tot de vrije wil vindt dat de mens maar betrekkelijk weinig over een vrije wil beschikt als allerlei kennis en gedragspatronen al zijn aangeboren. Ik voel daar wel wat voor en misschien zit de bron van onze hele existentie nog wel .heel anders in elkaar. Ik sluit zelfs, zonder ergens overtuigend in te geloven, sinds een paar jaar door opmerkelijke eigen ervaringen ook een metafysische dimensie niet meer uit.
Marc van Oostendorp zegt
Ik denk dat je zou kunnen zeggen dat Jung een verre achterneef is van Berent. Het idee dat kennis aangeboren is, komt van Sokrates/Plato. Berent verwijst daar expliciet naar en volgens mij is er ook een lijn te trekken van Plato naar Jung. Maar in veel andere opzichten liggen Jung en Berent wel mijlenver uit elkaar.
DirkJan zegt
Bedankt.
Rob Duijf zegt
‘Ik sluit zelfs, zonder ergens overtuigend in te geloven, sinds een paar jaar door opmerkelijke eigen ervaringen ook een metafysische dimensie niet meer uit.’
Hoe weet je dat?
Een van de vermogens die de mens is aangeboren, is onderscheidingsvermogen. Een kind onderscheidt bijv. het verschil in gevoel tussen zacht en hard, warm en koud. Dat onderscheid wordt echter pas als ervaring vastgelegd door het ook als zodanig te benoemen. Het kind heeft dan vanuit zijn omgeving iets geleerd: het heeft kennis opgedaan. Wanneer het kind er een volgende keer mee in aanraking komt, dan herkent het de eerdere ervaring. Theoretisch zou je een kind zo ook kunnen leren gloeiend heet als ijskoud te benoemen en andersom. Dat doet niets af aan het onderscheid, het wordt alleen anders geregistreerd.
Als jij nu beweert ‘zonder ergens overtuigend in te geloven’ dat je een ‘metafisische ervaring’ hebt gehad, hoe weet je dat dan? Hoe kom je aan de kennis, waarmee je die ervaring alszodanig hebt herkend? Heeft iemand je dat ooit verteld? Heb je het ergens gelezen? Daarmee sluit ik de authenticiteit van die opmerkelijke gebeurtenis niet uit, maar ik stel wel de kennis waarmee je deze hebt ervaren ter discussie.
Snap je de valkuil?
Ronald V. zegt
Hopelijk is Berent meer nicht dan neef want anders begrijp ik haar voornaam niet goed, al is een Andrea in Italië dan wel weer vaak een man. Maar goed, nu ernst. Ernst, ook een voornaam. En soms één van belang, aldus een zeker Wilde. Afijn, associëren behoort tot onze mentale vermogens.
Hopelijk hecht mevrouw Iris Berent, die ik verder niet ken, geen waarde aan de psychofilosofietjes van Jung. Jungs theorie van de archetypen is niet echt onderbouwd en zijn theorie van de synchroniteit en collectief onbewuste is ronduit pseudowetenschap.
Ideeën, nou ja, de meeste dan, lijken mij niet echt aangeboren. Maar een potentie om ideeën te produceren en om erover te denken lijkt me wel aangeboren. Dat een pasgeboren boorling al naar jouw gezicht probeert te kijken en met zijn ogen jou probeert te peilen, lijkt mij echter wel aangeboren. Al met al hebben dieren aangeboren instincten en al met al zijn wij zoogdieren en dus, jawel dus, zullen wij ook wel enkele aangeboren instincten en aangeboren mentale capaciteiten hebben.
Hoe dan, een zeer relevante problematiek, het vraagstuk van wat ons nou aangeboren is. Hebben we een aangeboren grammatica? Om maar iets te noemen.
Een hot item in de huidige, vooral Amerikaanse filosofie is de philosophy of mind. En die neigt momenteel naar een soortement antipositivisme. Behaviourisme ligt op het kerkhof van de afgedankte ideeën.
DirkJan zegt
Er staat dat de ideeën van Jung een verre achterneef zijn van die van Iris Berent en Jung was voor zover ik weet een man.
En Jung zijn archetypen zijn denk ik ook pseudowetenschap, net zoals ik zelf ook grote twijfels heb bij mijn eigen metafysische ervaringen (waarover ik niet schrijf of spreek), maar toch sluit ik niets meer uit. Ik vind onze hele existentie een groot raadsel, maar probeer me zoveel mogelijk bij de feiten en de wetenschap te houden. Al interessant genoeg.,
Rob Duijf zegt
‘(…) maar toch sluit ik niets meer uit.’
Waarom zou je ook maar iets aannemen, uitsluiten of buitensluiten? Wat er is, is er en wat er niet is, is er misschien ook wel… ‘De Werkelijkheid, ‘Dat wat is’, het ‘Totaal der dingen’, of hoe dat ook mag worden genoemd, is groter dan de indruk, de kennis die we er van menen te hebben.
Kunnen we daar achter komen? Om die vraag te kunnen beantwoorden, moeten we verder kijken dan de neus van onze beperkte kennis lang is. Denken is kennis, dus het denken, de cognitie is daartoe een ongeschikt instrument. We kunnen er niks zinnigs over zeggen, al leven we graag in de illusie dat dat wel kan.
We proberen voortdurend middels de cognitie vat te krijgen op de werkelijkheid. We kennen die werkelijkheid echter nooit anders dan via indrukken die we er van hebben en die zijn de werkelijkheid niet… Dat vinden we lastig. We kunnen er niets mee, het levert niets op, het biedt geen houvast. Op dat onvermogen zijn allerlei aannames, stromingen en geloven gebaseerd, ook het idee van de metafysica.
Een gezond brein neemt de werkelijkheid echter waar zoals deze zich via de zintuigen – en dat zijn er veel meer dan de ‘klassieke vijf’- voordoet. Die waarneming is ‘begrijpen ‘, ‘weten’, maar op een totaal ander niveau dan de cognitie. Dat is feitelijk, authentiek inzicht.
Cognitie is noodzakelijk op praktisch niveau; we kunnen niet zonder. Maar waarnemen zonder cognitie, kan dat? Het antwoord ligt in de vraag besloten. Wetenschap begint met waarnemen, aandachtig observeren zonder vooringenomenheid. Dat is een geweldige uitdaging!
Ronald V. zegt
Wetenschap, beste Rob,
begint niet met waarnemen maar met vragen. Met gerichte vragen. Als ik jou het bos in stuur met de opdracht “neem waar”, dan kom je thuis met een ongeordende en dus onzinnige verzameling waarnemingen zoals “ik snoot mijn neus”, “ik zag een ding met uitsteeksels”, “ik sloeg links af” et cetera. Als jij mij echt wil plezieren, dan vraag je mij: moet ik bomen waarnemen of moet ik zoogdieren waarnemen of insecten en wat precies moet ik waarnemen en waarom eigenlijk?” Als ik jou opdraag om dat en dat gericht waar te nemen, dan heb jij al kennis wat dat en dat is. Dus goede waarneming wordt geleid door vooraffe kennis en door een bepaalde vraagstelling.
Rob Duijf zegt
Dat is natuurlijk zonder meer waar, Vincent. Een gerichte vraag leidt tot gericht kijken.
Je mag mij best het bos insturen met de vraag ‘neem waar’. Graag zelfs! Maar wat is dat eigenlijk waarnemen, observeren, aandachtig beschouwen? Zoals een diamantslijper afstand neemt van zijn slijpsel, omdat hij door één facet de schittering van het geheel niet kan zien. Of zoals een schilder eerst zijn onderwerp goed bekijkt, voordat hij begint met schetsen. Van Leonardo da Vinci weten we dat hij zo naar de wereld keek. Eerst waarnemen en daarna een aktie uitvoeren of een gerichte vraag stellen om kennis te verkrijgen.
Ik heb het hier dus over iets heel anders, namelijk waarnemen in de zin van ‘keuzeloos gewaarzijn’. Dat is de werkelijkheid waarnemen zoals deze zich voordoet, zonder waarnemer en dus zonder bias, zonder doel, zonder oordeel, zonder het een belangrijker te maken dan het ander. Dat is niet een ‘vragen naar’, maar een ‘vragend zijn’, open staan voor dat wat is. Dat gaat aan cognitie voorbij. Is je dat wel eens opgevallen? Als je daarmee begint, krijgt wetenschap een heel andere kwaliteit.