De Multatulileescursus (77)
– Toch gek hoe dat werkt, ik werd echt een beetje treurig van deze laatste twee delen van de Volledige Werken. Al die doodsberichten! Na anderhalf jaar met Multatuli bezig zijn krijg je toch het gevoel dat je echt iemand verliest.
– Mensen, we gaan op de sentimentele toer!
– Er verscheen dan ook echt heel veel, in de maanden na zijn plotselinge dood. De redacteuren van de Volledige Werken melden dat ze een selectie hebben gemaakt, maar dan nog zijn het honderden pagina’s met vooral loftuitingen.
– Ja, zelfs de kritische opmerkingen worden in lof gedrenkt:
– Het satirische tijdschrift Asmodée waarmee hij het af en toe aan de stok had gehad schreef terecht:
‘Nu hij dood is!… Nu schrijft het Handelsblad kolommen vol over Eduard Douwes Dekker, wiens leven één martelaarschap is geweest en waarom hij zich dan ook noemde Multatuli, dat is: ik heb veel geleden.
Ontegenzeggelijk de grootste letterkundige van zijn tijd, heeft die man (onder anderen om maar eens iets te noemen) honger geleden. En toen zijne vrienden zich opmaakten om hem te steunen, weigerde hij met fierheid zoolang hij nog werken kon. Eerst toen ook dit niet meer ging moest hij wel aannemen. Voor de vorming van het Multatulifonds deed men een beroep op de pers, en ziet, toen schreef het Handelsblad daartegen: ‘Hij heeft de kerken ontledigd en onze jongeren vervreemd van den godsdienst!’ – zoo schreef, zoo waar ik leef, het Handelsblad.
– Nou, ik weet niet wat jullie precies gelezen hebben, maar er was toch ook wel degelijk kritiek. Bijvoorbeeld het vertrouwde punt dat hij wel altijd kritiek had, maar nauwelijks met constructieve oplossingen kwam behalve dat men hem maar de baas van alles moest maken:
dat zijn afkeurend oordeel over onze maatschappelijke toestanden zeer gegrond is, maar dat het hem hooger aanspraken op onze dankbaarheid zou geven, als hij ons deed zien, hoe Multatuli de maatschappij dan wèl ingericht wilde hebben.
– Maar ja, dat waren de socialisten, hè. Van wie hij zich – wat mij betreft terecht – had gedistantieerd omdat zij juist al te goed wisten welke kant het allemaal op moest, blind voor de ingewikkeldheid van de materie. Van iedere materie.
– Nou, het waren niet alleen de socialisten, hoor. Ook sommige christenen hadden wel meer dan alleen lof. Die bleven maar herhalen dat hij de jeugd van het christendom had afgebracht.
– Maar dat had hij bij leven altijd als een groot compliment beschouwd.
Het was een geniaal man, doch die zijn groote gaven beter had kunnen aanwenden; die het goede bedoelde, maar veel kwaad heeft gesticht, wellicht het meest omdat zijn talent als letterkundige te hoog stond voor de meerderheid der lezers van zijn geschrifte
– Sorry, maar dit alles toont toch vooral aan dat de discussie over Multatuli ook na zijn dood nog een tijdje doorging? En feitelijk met nog steeds dezelfde stemmen en standpunten als voor zijn dood?
– Daar ben ik het nu mee eens. Van mij hadden al die stukken niet gehoeven. Delpher biedt er overigens inmiddels inderdaad véél meer.
– Wat ik een vervreemdende ervaring vond: dat we nu de 200e verjaardag van Multatuli vieren, en dat we dit deel over zijn dood, door longproblemen, lezen in deze ongelukkige tijd waarin zoveel mensen sterven… door longproblemen.
– Wat ik heel interessant vond was de brief die Edu, de zoon, na de dood van zijn vader schreef. Een brief zonder wrok of zo, en helemaal in balans,
De begaafdheid en de aard zelf van mijn beste vader die hem een eminente plaats temidden van zijn tijdgenoten bezorgden stonden hem niet toe, ook niet in het minst, zich te schikken naar de burgerlijke eisen en de eenvoudige plichten van een normaal huishouden. Bij hem overheersten in het dagelijks banale onderhoud van een gezin, uitsluitend zíjn wil, zíjn leed, zíjn vreugden en zíjn zorgen de gevoelens, de genegenheid, de deugden en zelfs de slechte eigenschappen van zijn omgeving. In alles werd hij in beslag genomen door zichzelf. Om gelukkig en in vrede te leven met iemand als mijn vader, moesten wij, vóór alles, aan zíjn gevoelens onze eigen opwellingen opofferen, onze eigen opvattingen laten varen, om blindelings de zijne aan te nemen en toe te juichen en, als het ware, onze ziel, onze geest, onze persoonlijkheid zelf te vormen in de smeltkroes van zijn aard en naar de mal van zijn begaafdheid waar hij zulke bewonderenswaardige meesterwerken uit wist te putten. En dan had mijn vader misschien gelukkig geleefd want zijn eerste vrouw heeft getoond tot welke hoogte toewijding, opofferingsgezindheid en de kracht van zelfverloochening kan reiken.
– Hij kon best begrijpen dat zijn vader het gezin zo afschuwelijk had behandeld, Hij was nu eenmaal een egoïst.
– Ja, maar hij kon dit psychologisch waarschijnlijk alleen volhouden door Mimi dan maar de schuld te geven:
Maar dit alles gaat onvermijdelijk mis als er een nieuwe liefde een rol gaat spelen die de martelares alle troost ontneemt en die langzaam wegkwijnt als zoenoffer aan degeen die zij bemint. Oh, mijn God, wat zijn ze stom, zij die denken dat een mijnheer die en die of wie dan ook ons kon overhalen om naar Italië te gaan en daar te blijven. Nee, nee. Wij zouden ook gelukkig geweest zijn een huis te hebben, een tehuis, een toevluchtsoord en ín ons die eenvoudige en warme gevoelens van een echt gezin te voelen ontluiken en groeien, die gevoelens, die je van het leven doen houden en het tooien met de mooiste sierselen. Hoe sterk voelen wij nu, bij de dood die onze vader en onze moeder van ons wegnam, onze nutteloosheid voor anderen en wat voelen wij ons moe van onszelf. Helaas, wij, kinderen zullen nooit dát hebben wat het bestaan van onze vader zo mooi en luisterrijk maakte zelfs in tijden van tegenspoed en wij hebben zelfs niet meer dát wat het gemis van het ouderlijk huis in onze harten heeft gedoofd en dat ons had laten leven. Het verleden is vol tranen en de toekomst beangstigt ons.
– Wat een vreselijke zinnen. Wat moet het naar zijn geweest, om de zoon van Multatuli te zijn.
– Ja, je wordt er inderdaad sentimenteel van.
– Nou ja, je wordt toch ook een beetje sentimenteel als je beseft dat een van de laatste zinnen die Multatuli schreef, aan een correspondentieschaakpartner, de volgende was:
M’n allervriendschappelykst plan is, u te verpletteren.
– Mensen, hoe nu verder, nu we deze vijfentwintig delen tot ons hebben genomen?
– Mijn idee was oorspronkelijk dat we nog af en toe dit jaar bijeen zouden komen als iemand naar een Multatuli-evenement was geweest. Maar daar zie ik het nu niet meer van komen, met alle aanstekelijke kortademigheid die er in de lucht hangt.
– Denk je? Maar we kunnen toch nog wel bij elkaar komen, al is het dan op deze virtuele manier?
– Dat vind ik nu ook. We moeten de biografie nog lezen. En er liggen in ieder geval hier bij mij thuis nog wel wat andere boeken.
– Precies! Waar zullen we dan mee beginnen?
– Ik dacht aan De multatulianen van Atte Jongstra.
– (Door elkaar:) Ja! Atte Jongstra! Hoera! Dat heb ik ook altijd willen lezen!
Laat een reactie achter