Door Roland de Bonth
Hoe heetten de vaders – of pa’s – van bekende en minder bekende Nederlandse en Vlaamse dichters, van wie Gerrit Komrij gedichten heeft opgenomen in zijn bloemlezing De Nederlandse poëzie van de negentiende en twintigste eeuw in 1000 en enige gedichten? Dat was de uitdaging waarvoor deelnemers zich gesteld zagen in de paasquiz die twee weken geleden op Neerlandistiek verscheen.
Het grootste struikelblok vormde de versregel ‘One eyed jack’. Tal van inzenders wisten niet te achterhalen dat dit de eerste zin was van Louis Ferrons gedicht ‘Groot was ons geloof in God’s own country’ uit de bundel Zeg nu zelf, is dit ontroerend? (1967). In zekere zin is dat ook niet zo gek. Het gedicht kwam wel voor in de door mij gebruikte vierde druk (1980) van Komrijs werk, maar niet meer in de tiende druk (1996).
De woordzoeker leverde daarentegen geen enkel probleem op. Alle inzenders vonden de oplossing Der vaderen boek. Het is de titel van de bundel die Frits van Oostrom in 2003 kreeg aangeboden ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag.
Winnaar van de quiz – met het maximumaantal punten, dus alles goed – is Leo van Zanen. De kilo pa’seitjes komen zijn kant op.
Afbeelding: oud-Russische paaskaart [bron: Wikimedia Commons]
Antwoordformulier
Gedicht | Naam van de dichter | Naam van de vader | |
1 | Die nacht stonden machines in het donker | Gerrit Achterberg | Hendrik |
2 | Een droevig dier, maar een volleerde leugenaar | Benno Barnard | Willem |
3 | Poëzie is een daad van ontkenning | Remco Campert | Jan |
4 | Mijn daimoon bedroefde bij nacht mijn bloed | Christine d’Haen | Firmin |
5 | Als jij er niet meer wezen zal | Clara Eggink | Hendrik (Jan) |
6 | One eyed Jack | Louis Ferron | August (Beckering) |
7 | En durft gij mij van dichten spreken | Guido Gezelle | Pieter (Jan) |
8 | Op een dag verdwaalde in een hutje | F. Harmsen van Beek | Eelco |
9 | Van pool tot pool, van evenaar tot keerkring | Geert van Istendael | August |
10 | Ze ligt met een landschap van een man in bed | Esther Jansma | Adam |
11 | De nacht ruikt naar mensen met zwart haar | Pierre Kemp | Hubertus |
12 | Om mijn oud woonhuis peppels staan | J.H. Leopold | Martinus |
13 | Ik zag mijn vader dood toen ik al dertig jaar geworden was | Marja | Maarten (Johannes) |
14 | Wij stonden in de keuken, zij en ik | Martinus Nijhoff | Wouter |
15 | De chimpansee doet niet mee | Paul van Ostaijen | Hendrik (Pieter) |
16 | Klinkt helder op, gebeeldhouwde sonnetten | Jacques Perk | Marie (Adrien) |
17 | Oer-geluiden komen tot mij | Isr. Querido | Aron |
18 | Sombre gedachten schiep een sombre tijd | Henriette Roland Holst-van der Schalk | Theodoor (Willem) |
19 | Er zit een wurm in onze juttepeer | Annie M.G. Schmidt | Johannes (Daniel) |
20 | ’t Noodlot draait zijn wentlend rad | Hendrik Tollens | Carolus (Ludovicus) |
21 | Er is een boom geveld met lange groene lokken | M. Vasalis | Hendrik (Arie) |
22 | Leg je handje in mijn hand | Jacqueline van der Waals | Johannes (Diderik) |
23 | Ze zaten vol en vetjes | W.J. van Zeggelen | Wilhelmus |
Laat een reactie achter