De Multatulileescursus (80)
– Eigenlijk zou er een uitgave moeten komen waarin deze biografie van Dik van der Meulen de Volledige Werken begeleid. Waarin je door dat werk geleid wordt aan de hand van zijn teksten, in plaats van die vreemde tekstjes die Stuiveling schreef.
– En dan een selectie van die Werken: niet die vele, vele documenten, maar wel de mooiste brieven – en alles wat gepubliceerd is, of geschreven is voor publicatie.
– Wat een heerlijk boek is dit, anderzijds, toch ook achteraf! Ik beleefde de hele afgelopen anderhalf jaar dat we ons in dit werk onderdompelden opnieuw.
– Ja, je wordt er weemoedig van.
– Ik vind het kenmerkend dat jullie het allemaal zo aan dat werk verbinden. In zekere zin is dit boek inderdaad vooral een min of meer handzame…
– … hum, hum …
– … handzame samenvatting van de Volledige Werken.
– Nou, ik ben toch ook wel nieuwe dingen tegengekomen, hoor. Bijvoorbeeld de anekdote over hoe het menage à trois – Dekker, Mimi, Tine en de kinderen – de dagen doorbracht in Den Haag, op gezag van de echtgenote van Edu:
Ze kochten een huiskamerroulette. Op de tafel werd een tableau getekend; als er mensen kwamen werd er snel een kleed overheen getrokken. ‘Ze spraken Fransch en speelden met heusch geld, als ze het hadden’, aldus Meerkerk. Edu werd, schreef deze in 1887, croupier. Zo speelden ze thuis roulette, aldus Edu’s latere vrouw, ‘elken dag, ’s ochtends, ’s middags èn ’s avonds, den heelen langen dag, alleen met een tusschenpauze om te eten, vele maanden lang’. Als het systeem – vermoedelijk weer een variant op het verdubbelen – geen winst opleverde, werd Multatuli dol van woede, zodat Edu (door het balletje te verschuiven en een andere kleur af te roepen) hem ten slotte maar liet winnen.
Of eigenaardige herinneringen van uitgever D’Ablaing aan fysieke details, tientallen jaren nadat de heren elkaar voor het laatst hadden ontmoet en toen de schrijver al lang kassiewijlen was:
De handen en vooral de vingers waren nu niet juist van wat men noemt een aristocratischen vorm. De nagels waren breed en plat, maar zij waren met zorg onderhouden en steeds scherp gepunt als om het gemis van de dubbele welving minder te doen in het oog vallen. De lichtblauwe ogen hadden iets ijls. Zware wallen lagen dááronder en boven de ingevallen wangen.
– Ja, maar dat zijn typisch citaten uit werken die pas na de dood van de Meester verschenen, en die daarom niet in de Werken zijn opgenomen, want die telden kennelijk niet als ‘document’.
– Wat ik een beetje mis in deze biografie, is een synthese. Als het gaat over de persoon Eduard Douwes Dekker, klampt Van der Meulen zich vast aan diens eigen uitspraak dat hij ‘een vat vol tegenstrijdigheden’ was.
– Maar dat kan toch gewoon kloppen?
– Ik vind het wat gemakkelijk. In zekere zin is ieder mens natuurlijk een vat vol tegenstrijdigheden, maar ik zou wel graag wat lijn willen zien.
– Dus jij vindt dat een biograaf de werkelijkheid moet vereenvoudigen voor jouw leesgenot?
– Nee, maar ik vind het geloof ik wel aardig als iemand een standpunt inneemt; waarmee je het eventueel oneens kunt zijn.
– Ik vind de neutraliteit van Van der Meulen juist verfrissend. Hij is niet voor en niet tegen zijn onderwerp: hij brengt verslag uit.
– Laten we het erop houden dat het weinig Multatuliaans is. De schrijver zelf schreef nooit zo neutraal over een onderwerp, hij ging altijd tussen de lezer en het behandelde instaan.
– En dat had geloof ik met zijn opvattingen over de waarheid te maken. Je kunt hem zien als een voorloper van de mensen die tegenwoordig zeggen dat het denken altijd ‘belichaamd’ is. Dat verklaart zijn belangstelling voor Fancy en voor het overdragen van die waarheid met parabels en zo.
– Wat een onzin, hij was juist heel sterk geïnteresseerd in de objectieve waarheid, in wiskunde en natuurkunde en schaken.
– Laten we het erop houden dat hij een vat vol tegenstrijdigheid was!
– Flauw.
– Het brengt ons wel op een onderwerp waarover Van der Meulen wél een mening formuleert: het ‘hoofdthema’.
En zo kwam hij ook via de Frans-Duitse oorlog bij de hoofdthema’s van zijn werk terecht: de waarheid (of het belang, dan wel het schenden daarvan), en het publiek dat niet lezen kan.
– Ja, dat wordt wel vaker beweerd, dat de waarheid hét thema van Multatuli was.
– Ik herinner me dat onder een van jouw eerste verslagjes over onze leescursus iemand ook al iemand schreef dat wij onnozel waren omdat een van ons had gezegd dat de vraag hoe je een mens moet zijn hét thema was.
– Ik zie dat eigenlijk nog steeds niet zo. Het is wel waar dat hij het voortdurend beweert, en het is ook zeker een thema. Juist ook die spanning tussen objectieve en poëtische waarheid, maar om nu te zeggen dat het een van de hoofdthema’s is?
– Maar is het niet nóg vreemder om te zeggen dat ‘het publiek dat niet lezen kan’ zo’n belangrijk thema is?
– Nou ja, we hadden geconstateerd dat de ‘leescursus’ al in Max Havelaar voorkomt.
– Maar het lijkt me toch eerder een motief dan een thema.
– Verderop wijst Van der Meulen nóg een hoofdthema aan:
[Het onderwijs] is tegelijk het verbindende element met het tweede deel van de derde bundel, dat vrijwel geheel aan het onderwijs is gewijd. Het is het tweede grote onderwerp van de derde bundel Ideeën, en in feite evenzeer een hoofdthema van zijn gehele werk.
– Het onderwijs? Een hoofdthema? Ik vind dat toch wel een… opmerkelijk rijtje: de waarheid, het publiek dat niet lezen kan, het onderwijs.
– Was jij niet degene die indertijd opperde dat hét thema was de manier om mens te zijn?
– Dat heb je goed onthouden.
– Durf je dat nu nog staande te houden?
– Zeker, maar dat doe ik dan de volgende keer, tijdens de laatste bijeenkomst van onze leescursus.
– Mooi, stuur je ons een Zoom-uitnodiging?
– Ik pieker er niet over. Ik stuur jullie de laan uit, de volgende keer neem ik zelf de pen op.
Ronald V. zegt
Momenteel lees ik een biografie van Rousseau, niet de componist maar de filosoof alhoewel Jean-Jacques ook iets met muziek had. Lijken Rousseau en Multatuli op elkaar? Wat zouden ze van elkaar hebben gevonden? Rousseau legde zijn kind te vondeling, Multatuli gaf zijn kind aan bij de politie. Beiden bogen zich over de noble art of education. En beiden waren maatschappelijk betrokken. Misschien een beetje onzinnige kwestie. Maar misschien ook wel een beetje zinnig?
Marc van Oostendorp zegt
Over Multatuli en Rousseau valt een fors essay te schrijven, en dat is misschien ook wel gedaan. Hij heeft Rousseau in zijn jeugd gelezen en heel kritisch over Rousseau geschreven – maar dat was in zijn geval vaak een teken van verwantschap.
Jona Lendering zegt
Met de beste wil van de wereld kan ik “de waarheid, het publiek dat niet lezen kan, het onderwijs” niet beschouwen als een opmerkelijk rijtje. Mij spreekt het in elk geval aan. Dat het een zekere actualiteit heeft in een wereld waar opinies worden gemaakt in talkshows vol ondeskundige deskundigen, staat buiten kijf.
In elk geval dank ik je voor je reeks en wacht ik je “Genoeg, mijn goede leesclub! Ik, Marc, neem de pen op”.af.
Marc van Oostendorp zegt
Het lijstje is op zijn minst erg ongelijksoortig. Bespiegelingen over ‘de waarheid’ kun je in zijn hele werk vinden, maar ‘het onderwijs’, dat is toch vooral deel 3 van de Ideeën, en die klachten over het publiek dat niet lezen kan… je kunt niet zeggen dat hij daar nu echt allerlei beschouwingen aan heeft gewijd, het was meer een klacht die af en toe voorbij kwam: waar zit dat thema in Max Havelaar? In Vorstenschool? Enz.
Hoe je een liefde voor Multatuli kunt combineren met een afkeer van ondeskundige deskundigen die over van alles een opinie spuien, is mij een raadsel. Als M. iets was, dan was hij een ondeskundige deskundige die overal een opinie over had. Met zijn meningen over het koningsschap of vaccinatie zou hij zo in iedere talkshow kunnen aanschuiven.
Jona Lendering zegt
Wat ik meer bedoelde is dat ik waarheid, informatie werkelijk doorgronden en onderwijs beschouw als drie facetten van hetzelfde. Dat ze ongelijkmatig verspreid over zijn werk zitten, was niet waaraan ik dacht.
Zou Multatuli in elke talkshow aanschuiven? Hij had aandacht nodig – voor zichzelf, voor de goede zaak – en zou op TV hebben geglorieerd. Ik kan het door de vingers zien omdat mijn fascinatie minder de showman betreft dan de bestuurder die, toen het erop aankwam, “nee” durfde zeggen, de waarheid op tafel wilde hebben dat de Javaan werd uitgebuit en die daarvoor de consequenties accepteerde.
Vol zelfmedelijden, overdrijvend, ten koste van zijn naasten, strevend naar eerherstel en een medaille – allemaal waar, zoals het ook waar is dat hij zich principiëler had kunnen uitspreken (https://neerlandistiek.nl/2020/03/multatuli-had-zomaar-omver-geblazen-kunnen-worden-door-de-storm-van-etniciteit-identiteit-diversiteit-en-intersectionaliteit/). Ook waar is dat “de man die nee zei” minimaal ten dele een creatie is van Multatuli, zoals we allemaal onszelf mooier voordoen dan we zijn. Maar toch: hij zei nee.
Lelieblanke helden zijn niet interessant. Vergelijk Von Stauffenberg. Die zou NSDAP hebben gestemd als officieren hadden mogen stemmen. Maar hij zei nee, wist dat hij nauwelijks kans maakte, accepteerde de consequenties.
Ronald V. zegt
Nee, een klein, haast onooglijk woordje. Maar zeer belangrijk en ook zeer waardevol. Zonder zijn nees was de mens aap gebleven. Maar waar komt ons genee vandaan? Uit onze sense data, zoals de positivisten stilzwijgend schijnen te opperen? Maar wie heeft ooit een object genaamd nee waargenomen? Nee, niemand. Misschien, misschien kun je zeggen: de kern van ons kenvermogen is het ontkenvermogen. Misschien is het logisch negativisme logischer dan het logisch positivisme. En nog een neinsager: https://www.britannica.com/topic/Nein-Antwort-an-Emil-Brunner