In ’t donker uur, waarin der Tweedracht galmen
Rondkrijschten, heel ’t verdeelde Duitschland door,
Kwaamt gij, o Bard, met uwer liedren koor,
Dat om ons als een lentegeur deed walmen!
Zoo wont gij onze harten door ons oor:
De mannen trokken slagwaarts met uw psalmen;
De vrouwen zongt ge uw lied bezielend voor;
En beide droeg uw wiek naar ’t oord der palmen.
De liefde en vreugd der Jongren aan uw voet,
Der eêlste kunst een wachter, die haar hoedt,
Voorzaagt gij in den storm den oogst met blijheid.
En zie, al wat ge zingend hebt verwacht,
Heeft ’s Hemels gunst ons land en volk gebracht:
Het Duitsche rijk, zijn Keizer en de Vrijheid!
J.P. Hasebroek (1812-1896)
uit: Sneeuwklokjes (1878)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter