Frederik Rückert
Niet enkle boom, maar bosch met duizend twijgen,
Waarin een heer van vooglen zingt in ’t groen,
Terwijl des nachts, wanneer hun zangen zwijgen,
Een elfenrei rondhuppelt door ’t plantsoen,
Zien wij dit Liedrenwoud ten hemel stijgen;
Een woud, dat storm noch winter dorren doen,
En, daar ze eerbiedig voor zijn grootheid nijgen,
Brengt jong en oud hulde aan zijn looffestoen.
Niet ieder blad, wis! is een wonderbloesem;
Maar nooit deed dus een Bard den Duitschen boezem
De toovermacht van liefde en leed verstaan.
Zijn geest bergt heel een wereld van gedachten,
En leert, zelfs in het woord van den Brahmaan,
Bij ’t westersch licht ons de oosterwijsheid achten.
J.P. Hasebroek (1812-1896)
uit: Sneeuwklokjes (1878)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Cornelis W. Schoneveld zegt
normaal zou zijn te schrijven: “sonnet door J.P. Hasebroek”