Nederlandse sonnetten voor de Engelssprekende wereld (slot)
Door Cornelis W. Schoneveld
This last sonnet is almost revolutionary in being partly in pentameters; only the final line in each stanza has 6 feet, and the rhyme scheme also deviates from the “prescribed” pattern.
To Mary L…
Fair is the rose, which on your breast is placed,
But brief her bloom! ― For, only just expanded,
She withers, quickly from her stem disbanded,
Made leafless by the sun and wind, spread round in waste.
But with a constant smile and with your perfect grace,
A lovely rose is flowering on your teeth rows;
Though storms may waste the rose in woods or meadows,
They cannot harm the bloom on your soft virgin face.
Yet that bloom, too, will fear the autumn rushes;
Fresh in life’s morning air are still its blushes,
At sundown though, it’s dull and feeble that they’re found.
But in the winter of your life no thunder
Can make your rose of heart and mind go under,
With which your splendour, o my Mary, shines around.
Aan Maria L…
Schoon is de roos, waarmee ge uw boezem tooit,
Doch kort haar bloei! ― Ter nauwer nood ontloken,
Verwelkt zij, ras van hare steel gebroken,
Of wordt, door zon en wind, ontbladerd en verstrooid.
Bestendig lacht, en met volmaakter schoon,
De lieve roos, die we op uw kaak zien blozen,
Een storm verniele in veld of bos de rozen,
Zijn woede deert geen bloem op zachte maagdenkoon.
Doch ook die bloem heeft eens haar herfst te duchten;
Fris is haar blos in ’s Levensochtend luchten,
Dof is die blos en flauw, door de avondzon bestraald.
Maar geen geweld van ’s Levens winterstormen
Kan ooit de roos van hart en geest misvormen,
Waarmee gij, o Marie, in al uw luister praalt.
Laat een reactie achter