Heeft een taalkundige expertise waar iemand wat aan heeft in wat wel de ‘echte’ wereld wordt genoemd? Soms wordt die suggestie gewekt omdat er ineens een advocatenkantoor belt en dat is dan altijd strelend. Maar het is ook gevaarlijk.
Als ik zo’n vraag krijg, gaat het meestal over merkenrecht. Er was onlangs een kwestie waarbij een fabrikant van een frisdrank (laten we zeggen Lekker!) klaagde dat er een andere fabrikant met een frisdrank Lodder was gekomen. Dat was volgens Lekker een inbreuk op het merkenrecht, want die namen leken te veel op elkaar.
Advocaat
Ik werd gebeld door de advocaat van een van de twee partijen. Wat heeft de taalkunde daarover te zeggen. Omdat ik een onafhankelijk rapport mocht schrijven waarin ik geen rekening hoefde te houden met het belang van de klant van de advocaat nam ik de opdracht aan voor het Meertens Instituut.
Ik schreef een rapport van een paar pagina’s waarin ik uiteenzette hoe je twee woorden met elkaar kunt vergelijken op een taalkundige manier. In essentie is dat uiteindelijk niet veel meer dan klanken tellen: om van lekker naar lodder te komen, moet je een klinker veranderen en een medeklinker. Lekker is een bijvoeglijk naamwoord en lodder een zelfstandig naamwoord en misschien heeft dat een heel klein beetje invloed op de uitspraak, maar heel groot is dat dan niet.
Nu, en dat dan met verwijzingen naar literatuur en Levenshtein-afstanden en fonetische metingen. Ik vroeg me af wat iemand in die rechtszaak eraan had, want er was geen duidelijke conclusie aan te verbinden, maar de advocaat leek tevreden.
Lopen of rijden
Na een paar weken kwam hij met een ander rapport, geschreven door een heel bekende en vooraanstaande Nederlandse emeritus-collega. Die had min of meer hetzelfde gedaan, behalve dat hij een conclusie had getrokken: de overeenkomsten tussen de twee woorden waren ‘aanzienlijk’.
Hij had zijn rapport dus geschreven voor de klagende partij.
Er was geen enkele wetenschappelijke basis voor dat ‘aanzienlijk’. Je kunt proberen het verschil te kwantificeren (je moet twee van de vijf klanken veranderen, dus de ‘afstand’ tussen de twee woorden is 2/5), maar er valt niet te zeggen of dat veel is of niet. We kunnen objectief meten wat de afstand is tussen Amsterdam en Nijmegen, maar daarmee hebben we nog niet gezegd dat die afstand ‘aanzienlijk’ is. Dat hangt er maar vanaf of je wilt lopen of rijden.
Beroemd
En zo is er geen objectieve taalkundige manier om te zeggen: de overeenkomsten of verschillen tussen lekker en lodder zijn aanzienlijk. In een luidruchtige kroeg hoor je het verschil niet, maar in een heel erg luidruchtige kroeg hoor je ook het verschil niet tussen Fanta en Spa rood. Je zou het beste waarschijnlijk een experiment kunnen doen in zo’n kroeg, maar ook dan kan de taalkundige niet zeggen hoeveel mensen elkaar eigenlijk mogen misverstaan. Je zou dan eigenlijk toegang moeten hebben tot de jurisprudentie (welke merknamen werden eerder als gelijkluidend beschouwd door de rechter), maar mijn beroemde collega en ik hebben die allebei niet.
Zo kon ik toch nog nuttig worden voor mijn advocaat, namelijk door erop te wijzen dat in mijn ogen de collega, hoe beroemd ook, zich had vergaloppeerd door zijn wetenschappelijke status te verbinden aan dat subjectieve oordeel.
Dat laatste zit mij ook echt dwars. Zou het oordeel van mijn collega dezelfde zijn geweest als hij niet voor Lekker maar voor Lodder een rapport had geschreven? Ik begrijp de verleiding – eindelijk doen al je tellingen en metingen ertoe in de grote wereld – maar daardoor laat je je toch niet zo meeslepen?
Ik heb de namen van de dranken en een paar andere details veranderd.
Foto: PxHere
Pieter zegt
Interessant stuk. Het klinker-medeklinkerverschil is natuurlijk maar één aspect. Ik zit te denken aan een rijtje mogelijke overeenkomsten:
Wel of geen overeenkomst in:
Aantal lettergrepen
Aantal letters
Klanken
Woordsoort (inderdaad ook genoemd)
Betekenis
Afkomstig uit welke taal
(Meer?)
Zo kun je, zeker in vergelijking met andere (frisdrank-)merknamen, wel op een objectieve te manier aangeven voor hoeveel procent de namen overeenkomen.
Wouter van der Land zegt
Een interessante zaak is die van ‘Kornuit’ vs ‘Kordaat’, alweer even geleden. Het eerste is een pils van Grolsch, het tweede is een later geïntroduceerd van de Lidl. Het gaat hier overduidelijk op een navolging, zoals ook snoepkoek ‘Snelle Jelle’ door Lidl werd nagevolgd met ‘Vlugge Japie’. ‘Kornuit’ was overigens zelf een navolging van ‘Kompaan’. Juridische specialisten dachten dat Grolsch zou winnen. In het AD stond:
‘Hoe groot is de kans dat de Twentse bierbrouwer gelijk krijgt? Merkendeskundige Bas Kist durft zijn geld best in te zetten op de maker van Kornuit, Grolsch dus. ,,Ik denk dat de rechter de naam van het Lidl-biertje, Kordaat, gaat verbieden. Omdat de eerste drie letters van de naam hetzelfde zijn. Als je kijkt naar de jurisprudentie over merkenconflicten, richten rechters zich vooral naar de eerste letters van een merknaam. Als die erg lijkt op het merk dat al bestaat, dan maak je weinig kans. De rechter vindt het dan bijna altijd een inbreuk op het al bestaande merk.’’’
Wat ook meetelt zijn de visuele verschillen, het aantal lettergrepen, de klank, de betekenis en -zoals hierboven besproken- de klank. Restaurant ‘Neva’ verloor niet van het oudere ingeschreven merk ‘Nevy’, omdat het personeel de naam op zijn Russisch uitsprak.
Grolsch verloor zijn zaak en ‘Kordaat’ mocht blijven. Vanwege het verschil in logo en vanwege de andere betekenis, maar ook door een klankaspect. Wat niemand niet had voorspeld, was dat de rechter de klemtoon zou meewegen. De eerste letters zijn weliswaar identiek, maar de klemtoon valt op de tweede lettergreep, die behoorlijk verschillen.
Marc van Oostendorp zegt
Dank voor deze aanvulling; dit wist ik niet. Op zich is het niet gek om het begin van een woord als prominenter te beschouwen dan het midden of het eind: mensen letten in psycholinguïstische experimenten ook meer op het begin. Maar het is ook niet gek om klemtoon in de beschouwing te betrekken, want ook dat speelt zeker een rol in de herkenning van woorden. Je zou denk ik wel een experiment kunnen doen over welk van de twee het zwaarst weegt; mij is een dergelijk experiment niet bekend.
Peter-Arno Coppen zegt
Als ik het probleem van die afstand tussen twee woorden in de context van die merkendiscussie bekijk, dan lijkt mij de maat waar je naar op zoek bent de waarschijnlijkheid dat proefpersonen bij de ene naam (al dan niet onbewust) denken aan de andere naam. Dat zou je eerder empirisch moeten vaststellen dan theoretisch. Natuurlijk moet je dat kunnen herleiden tot talige eigenschappen, en misschien bestaat daar al wel onderzoek naar, maar het lijkt me dat je het dan over dat onderzoek zou moeten hebben.
Je zoekt dus eerder een psycholinguïstische dan een fonetisch/fonologische maat (waar je bijvoorbeeld bij dat Vlugge Japie-voorbeeld al niets aan zou hebben).
Marc van Oostendorp zegt
In allebei de gevallen waarbij ik betrokken ben geweest, heb ik gemeld dat je het in zekere zin beter experimenteel kon vaststellen (alhoewel onze theoretische modellen natuurlijk ook gebaseerd zijn op eerdere experimentele bevindingen, maar dan niet specifiek over deze kwestie), maar daar was geen geld en/of geen tijd voor. Overigens blijft dan natuurlijk nog de vraag wat je bevindingen in laboratoriumomstandigheden precies betekenen voor de realiteit daarbuiten. Moet je je experiment bijvoorbeeld doen met achtergrondgeruis en zo ja, hoeveel? En hoe dan ook kun je ook in dat geval alleen vaststellen hoeveel verwarring er is, niet of dat te veel verwarring is. Dat is simpelweg geen wetenschappelijk te beantwoorden vraag en iets anders pretenderen is volgens mij niet goed.
Peter-Arno Coppen zegt
Ja, dat dacht ik wel. En inderdaad, ook dat is allemaal niet zonder problemen. Ik zou echter denken dat de juristen er goed aan doen de focus te houden op het onrechtmatige van de zaak. Dit kan alleen gelegen zijn in de omstandigheid dat de ene merknaam de gedachte oproept aan de andere, en zo dus onrechtmatig gebruik maakt van de intellectuele prestatie van de bedenker van de oorspronkelijke merknaam. Door te zoeken naar “objectieve” afstandsmaten omzeilen ze die problematiek, en raken ze verder verwijderd van de kern van de zaak.
Marc van Oostendorp zegt
Ik moet erbij zeggen dat ons beider rapporten naar mijn indruk slechts twee bouwsteentjes vormden in een veel groter juridisch bouwwerk, waarin ook allerlei andere aspecten bekeken zijn. Het ging trouwens niet om auteursrecht en dus niet om een ‘intellectuele prestatie’, maar om merkrecht.
Hans zegt
Dit is een geval waar je urenlang over kunt nadenken. De opmerkingen van Van Oostendorp overtuigen me maar toch blijf ik met de vraag zitten: Stel dat het andere merk zijn product Lokker of Lecker had genoemd? Volgens mij blijft de argumentatie dan nog steeds hetzelfde maar gevoelsmatig klopt er toch iets niet. Maar of die van taalkundige – en daar ging het om – aard zijn?
DirkJan zegt
Ik ben geen expert, maar ik dacht dat het in deze zaken in het merkenrecht om ‘verwarring’ gaat. Kun je dat objectief laten vaststellen door een taalkundige? Ik vraag het me af, omdat er ook andere dan alleen objectief meetbare factoren een rol spelen wanneer mensen twee merkennamen te veel op elkaar vinden lijken en als verwarrend ervaren.
Marc van Oostendorp stelde in zijn onderzoek in deze zaak vast dat je wetenschappelijk gezien geen hechte uitspraken kan doen over de taalkundige verschillen en overeenkomsten. Maar zou hij dat niet vinden in alle gevallen als hij voor zo’n onderzoek wordt gevraagd? Had hij dit onderzoek wel moeten doen als er geen geld was voor een aanvullend experimenteel onderzoek? Draagt zijn onderzoek dan ook niet bij aan een onzuivere beoordeling door een rechter die geen expert is?
Maar als er in bepaalde gevallen wel op taalkundige gronden een oordeel is te vellen, zoals de vooraanstaande emeritus-hoogleraar had gedaan, waarom zou dat in dit geval van deze taalkundige dan de verkeerde zijn geweest? Ik vind dan dat ik hiervoor zou moeten weten wat de echte namen in deze casus zijn en kan ik een mening hierover niet baseren op de fictieve voorbeelden Lekker en Lodder. Dan blijft het voor mij toch wat te hypothetisch om nu te kunnen beoordelen..
Marc van Oostendorp zegt
Nee, wat die namen worden doet er echt niet toe. Ik mocht namens mijn partij schrijven wat ik wilde, en heb dus geschreven: dit en dit zijn de verschillen, er valt niet te zeggen of die verschillen groot genoeg zijn of niet. Toen ik het rapport van mijn collega te zien kreeg, heb ik daaraan toegevoegd: die collega is een uitstekend onderzoeker, en alles wat hij zegt is juist, behalve waar hij wel beweert te kunnen beoordelen of die verschillen groot genoeg zijn of niet. Naar verwarring ben ik niet gevraagd en de collega waarschijnlijk ook niet.
En aanvullend experimenteel onderzoek had het dieper liggende probleem niet opgelost. Het had wel iets meer rechtstreeks iets kunnen zeggen over de mate van verwarring, maar niet over of die verwarring te groot is of niet. Het gaat om dat ’te’, daar heeft de wetenschap niets over te zeggen, want dat is uiteindelijk een juridisch of eventueel moreel oordeel.
DirkJan zegt
Duidelijk antwoord, maar mijn vraag was ook waarom je dan uberhaupt meewerkt aan zo’n juridische procedure als de wetenschap er eigenlijk weinig over kan zeggen, of onwetenschappelijke conclusies trekt, zoals de oud-hoogleraar had gedaan? Is het dan niet beter om zo’n onderzoek te weigeren, in plaats dat een taalkundig onderzoek een mogelijk dubieuze en ook subjectieve rol gaat spelen – zoals u in een reactie schreef – als bouwsteentje in een veel groter juridisch bouwwerk, waarin ook allerlei andere aspecten bekeken worden. Ligt hoe dan ook misbruik niet op de loer en wil je daaraan wel; meewerken?
DirkJan zegt
NB. Ik zou er wel aan meewerken als een onpartijdige rechter om een taalkundig onderzoek vraagt, maar als een van de twee partijen in zo’n zaak om een rapport vraagt, dan zou ik me toch even eerst goed achter de oren krabben.
Herma van den Brand zegt
Nog een reden voor mijn leerlingen om Nederlands/taalkunde te gaan studeren! Expert worden in zulke juridische kwesties vinden ze vast interessant.
Harry Reintjes zegt
Harry Reintjes schreef:
Andersom komt ook voor. Juristen bemoeien zich ook vaak met onze discipline. Ik ken een geval waarbij een kandidaat arbeidsrecht niet summa cum laude afstudeerde, omdat zij “in principe” had gebruikt, hetgeen volgens de beoordeling te vaag zou zijn. Ik weet de context niet meer, maar mij lijkt de betekenis van “in principe”, “in beginsel, in eerste instantie”, allerminst vaag, mits gevolgd door “maar, in tweede instantie”, wat ongetwijfeld het geval zal zijn geweest.
Peter Nieuwenhuijsen zegt
Of de afstand ‘aanzienlijk’ is, of ‘groot’ of ‘klein’ of ‘verwaarloosbaar’, ís inderdaad geen taalkundige kwestie. Het komt mij voor dat een dergelijk oordeel wel zou kunnen worden gebaseerd op jurisprudentie: toen en toen noemden ze dat en dat verschil ‘gering’ enz. Maar verder verbaas ik me al jaren over het feit dat er niet veel vaker een vorm van samenwerking tussen juristen en taalkundigen wordt gezocht. Hoe vaak moeten juristen zich niet afvragen: wat staat daar nou precies in die wet? En zou de mening van een taalkundige daar nou zo zelden relevant bij zijn?
Harry Reintjes zegt
vormfouten? door dubbelzinnigheid in de taal? bijv. “Het OM had de advocaat van de verdachte al ingelicht”. Inversie? (wat is ond, wat is lijd.vw.). “De advocaat was al ingelicht door het OM of het OM was al ingelicht door de advocaat” waren hier de oplossing geweest, hoewel bij communicatie-opleidingen het gebruik van de lijdende vorm wordt afgeraden.