Een voorpublicatie van het boek Cruijffiaans. Uitspraken, gedachtegoed en voetbalvisie: een thematisch totaaloverzicht van Rob Siekmann.
Door Rob Siekmann
Italianen kunnen niet van je winnen, maar je kan wel van ze verliezen. De uitspraken van Johan Cruijff (1947-2016) hebben mij altijd geïntrigeerd. Over Cruijff werd vaak gezegd dat hij onnavolgbaar was in zijn betoog over voetbal en al dan niet aanverwante zaken. Die indruk heeft ook zijn neerslag gevonden in Van Dale, waarin ‘cruijffiaans taalgebruik’ als volgt wordt omschreven: ‘raadselachtige, diepzinnig aandoende uitspraken die niet altijd de regels van de logica lijken te volgen’. Zelf zei Cruijff daarover: Ik schijn af en toe niet goed te formuleren, maar over het algemeen begrijpt iedereen me wel. Het is eigenlijk zo dat ik sneller denk dan praat. Vaak ben ik er al voorbij en dan moet ik het nog zeggen.Dat lijkt bijvoorbeeld het geval te zijn geweest met het volgende citaat: Ik heb gezegd: nou, stel Pietje boven de rest aan, want die zal altijd drie gekke ideeën zeggen, waar misschien de rest het niet mee eens is. Maar wel de exceptie, de exceptie zo bewaren. Want wat zie je dan met exceptie gebeuren? In het algemeen worden zijn uitspraken vanwege hun bijzondere karakter qua vorm en inhoud wel als ‘cruijffiaans’ bestempeld. Cruijffiaans is echter niet een taal die je kunt leren spreken, want alleen Cruijff beheerste die taal.
Verzamelbundels
Er zijn in de loop der jaren door verscheidene auteurs verzamelbundels samengesteld die zich niet alleen tot Cruijffs uitspraken over voetbal in engere zin beperken. De ene samensteller heeft het materiaal in thematische rubrieken onderverdeeld, zoals ‘De scheidsrechters’, ‘Het trainersvak’ en ‘Het zakendoen’ (Henk Davidse, Je moet schieten, anders kun je niet scoren en andere citaten van Johan Cruijff, 1998/2009; zie ook: Henk Davidse, In zekere zin ben ik waarschijnlijk onsterfelijk. Een schatkamer vol Cruijffspullen en quotes, 2014), terwijl een andere samensteller het materiaal in perioden heeft verdeeld, bijvoorbeeld ‘1997/98 – Wordt vijftig en start met de Johan Cruyff Foundation’ (Sytze de Boer, Johan Cruijff. Uitspraken. Een biografie in citaten, 2011/2013). In beide gevallen zijn de uitspraken binnen de gekozen rubrieken dan weer chronologisch geordend. Ten slotte zijn in het boek ‘Johan Cruijff is ongeneeslijk beter’. Anekdotes, belevenissen en uitspraken (2000) van Henk Davidse en Henk ten Berge – naast talloze andere citaten die in de verhalende tekst voorkomen – in totaal 63 uitspraken apart ingekaderd.
In deze bundels komen korte quotes voor die je met de term ‘cruijffismen’ zou kunnen aanduiden. Langere citaten van een of meer alinea’s zijn ook te vinden, vooral in de ‘biografie in citaten’ van De Boer. Befaamde voorbeelden van gevleugelde uitspraken zijn de oneliners Elk nadeel heeft zijn voordeel en Je gaat het pas zien als je het doorhebt (laatstgenoemde is overigens ook de titel van een boek van Pieter Winsemius over Cruijff en leiderschap). Cruijff gebruikte zulke kernachtige uitspraken dikwijls zelf bij herhaling, in allerlei variaties, wat bijvoorbeeld blijkt uit de volgende quote: En zoals ik al eens eerder heb gezegd: elk nadeel heeft zijn voordeel. Ik ben twee vaders kwijtgeraakt. Dat is een heel erg groot nadeel, maar ik heb er natuurlijk wel twee die op me letten. En ik vermoed dat als er wat aan de hand is, ze me wel zullen waarschuwen.
Tegen Henk Davidse heeft Johan Cruijff in breder verband ooit gezegd: Jij bent eigenlijk mijn geheugen en Jij weet meer over mij dan ikzelf. Over de eerste verzamelbundel met uitspraken van Cruijff, opgetekend door Davidse, zei Cruijff: Heel komisch. Ik denk dat dit ook de enige manier is waarop je er tegenaan moet kijken.
Niet Cruijff zelf, maar de samenstellers van de bundels hebben bepaald wat zij presenteren als zijn uitspraken en welke citaten zij kiezen. Davidse en De Boer verantwoorden overigens niet hoe zij tot de keuze van de gepresenteerde uitspraken zijn gekomen; selectiecriteria ontbreken dan ook. Zij baseerden zich op schriftelijke en ook mondelinge bronnen (boeken, kranten, tijdschriften, tv-interviews, tv-analyses en dergelijke). Te bedenken valt dat Cruijff op schrift niet altijd letterlijk zal zijn aangehaald, er daarbij van uitgaande dat zijn woorden inhoudelijk wel juist zijn weergegeven. Cruijff deed immers alles mondeling af of via ghostwriters (zoals in geval van zijn columns voor De Telegraaf).
Dat de oorspronkelijke auteur of journalist in het algemeen ook wel degelijk zijn eigen woordkeuze in de tekst heeft verwerkt, vooral in de langere citaten met het karakter van een uiteenzetting of betoog, laat het boek Johan Cruijff – ik houd van voetbal (2002) duidelijk zien. Daarin is voor de titels van de hoofdstukken telkens een uitspraak van Cruijff gekozen die in het desbetreffende hoofdstuk voorkomt. Die titels dekken echter meestal niet uitsluitend de lading van het hoofdstuk, omdat uiteenlopende onderwerpen erin aan de orde komen. Het boek is vertaald uit het Spaans. De oorspronkelijke redacteur (Sergi Pàmies) zegt in de inleiding van het boek dat het een weergave is van de gesprekken die hij als voetbaljournalist met Cruijff had gevoerd:
‘We hebben daarbij de volgende werkwijze gehanteerd: ik stelde een vraag en hij antwoordde wat er in hem opkwam. Meestal was dat een antwoord op mijn vraag, maar dat hoefde niet altijd zo te zijn. Vaak gaat Cruijff van het ene op het andere onderwerp over. Ik heb, voor zover mogelijk, de volgorde van het gesprek gevolgd, de inhoud geordend en natuurlijk het taalgebruik herschreven in een stijl die conventioneler is dan die men van Johan Cruijff kan verwachten’ (blz. 15-16).
Voor de goede orde: Johan Cruijff – ik houd van voetbal is dus als zodanig geen verzamelbundel van uitspraken en citaten, maar een primaire bron zoals ook andere literatuur over Cruijff.
Behalve dat er uitgebreide verzamelbundels bestaan, schreef Pieter Winsemius het boek Toeval is logisch (2012), waarin tachtig door hem geselecteerde uitspraken van Cruijff worden toegelicht. Het is Winsemius’ uitleg en soms is het voor hemzelf ook wel de vraag of Cruijff iets inderdaad op een bepaalde manier bedoelde, zo valt op de achterkant van het boekomslag te lezen. Winsemius trekt in breder verband parallellen tussen uitspraken van Cruijff enerzijds en de politiek, het management en het bedrijfsleven anderzijds. Hij vertaalt naar eigen inzicht de relevantie van Cruijffs uitspraken voor die gebieden. In zijn commentaar is als nadere uitleg een groot aantal citaten van Cruijff gebruikt. Anders dan Davidse en De Boer geeft Winsemius geen bronvermeldingen, ook niet met verwijzing naar andere, eerdere verzamelbundels. Aan het slot van het boek zegt hij dat het tot stand is gekomen met de inbreng van velen, Johan Cruijff voorop (‘zonder hem geen citaten en dus geen verhaal’), en dat hij heeft gebouwd op bijna een halve eeuw aan Cruijffliteratuur.
Taaleigen
Het taaleigen van Cruijff heeft al eerder de aandacht van onderzoekers getrokken. Zo wijden in het tijdschrift Onze Taal van november 1996 de neerlandici Guus Middag en Kees van der Zwan een artikel aan de taal van Johan Cruijff.Zij benoemen een aantal stijlmiddelen waarvan Cruijff vermoedelijk nooit gehoord zal hebben, maar die hij zonder enige schroom gebruikte, zo vermeldt Marcel Rözer in Beckenbauer en Cruijff: de Keizer en de Verlosser (2007, blz. 149-150). Die stijlmiddelen zijn: paradox (Voordat ik een fout maak, maak ik die fout niet), pleonasme (Dat vind ik een negatieve invloed, die geen enkele zin heeft) en tautologie (Als het niet goed gaat, gaat het niet goed). Via het boek van Rözer hebben resultaten van de wetenschappelijke bestudering van de taal van Johan Cruijff als het ware ook een plaats in de typische voetballiteratuur gekregen.
Inhoud
Zoals ik de laatste jaren over voetbal praat, is ook de verwoording van wat ik altijd heb gedaan, altijd heb geweten, maar nooit bewust heb kunnen beredeneren, heeft Cruijff eens gezegd. Ik ben zelf vooral geïnteresseerd in de inhoud en strekking, de betekenis van Cruijffs gedachtegoed. Stijlmiddelen spelen daarbij in beginsel natuurlijk ook een rol. Op het eerste gezicht lijkt zijn gedachtegoed uitsluitend te bestaan uit gefragmenteerde uitspraken en redeneringen. Uitgebreidere betogen treffen we uiteraard wel aan in Johan Cruijff – ik houd van voetbal. Ook is Cruijff zelf uitgebreid aan het woord in een tweetal boeken waarvan de inhoud is opgetekend door Jaap de Groot: Johan Cruijff – mijn voetbal: handboek voor winnaars (2017; in 2012 verschenen onder de titel Johan Cruijff – voetbal) en de postuum verschenen autobiografie Johan Cruijff – mijn verhaal: de autobiografie (2016). Evenmin als Johan Cruijff – ik houd van voetbal zijn de boeken van De Groot verzamelbundels met uitspraken en citaten; ze zijn als zodanig uiteraard wel een potentiële primaire bron om de verzamelbundels, die reiken tot 2014 (de tweede publicatie van Davidse), mee aan te vullen.
Een nadere, systematische analyse van de uitspraken, op inhoudelijke gronden, ontbreekt evenwel in de literatuur over Cruijff. De thematische rubrieken die in de verzamelbundels van Davidse worden gebruikt, zijn beperkt in aantal en niet verder uitgewerkt (zo zijn er de rubrieken ‘Allerlei’ en ‘Van alles en nog wat’). De rubrieken zijn tamelijk willekeurig gekozen. Zo is bijvoorbeeld ‘Het diploma’ een aparte rubriek naast ‘Het trainersvak’, terwijl de kwestie van het trainersdiploma logisch behoort tot en ondergeschikt is aan het onderwerp training en coaching. De thematische rubrieken bij Davidse zijn niet nader onderverdeeld in onderwerpen, omdat het materiaal in de rubrieken uitsluitend chronologisch is geordend. Sommige uitspraken staan in de ‘verkeerde’ rubriek. Zo is een uitspraak over ‘werken met de jeugd’ te vinden in de rubriek ‘Het spelletje’ (blz. 80), waar die uitspraak eigenlijk thuishoort bij ‘Het trainersvak’. Mijn eigen onderzoek heeft dan ook geresulteerd in een geheel andere thematische indeling van het materiaal. Die indeling is bepaald door een nauwkeurige analyse van de inhoud van Cruijffs uitspraken zelf. Ook deze indeling is tot op zekere hoogte een persoonlijke keuze en in zoverre natuurlijk arbitrair, maar pretendeert veel verfijnder te zijn.
De biografische indeling van De Boer heeft ertoe geleid dat in het bijzonder bepaalde voetbaltechnische uitspraken als het ware in de lucht zijn komen te hangen. Ze zijn gedaan op een bepaald tijdstip, maar hadden evengoed eerder of later gedaan kunnen zijn. De Boers indeling doet in die gevallen geen recht aan de specifieke thematiek. Een dergelijke indeling levert trouwens per definitie niet of nauwelijks thematische informatie op. Zo wordt bijvoorbeeld een uitspraak over ‘het uitgangspunt van mooi voetbal’ gevolgd door een citaat over de correcte kleding van Cruijffs kinderen, in de periode ‘1990 – Geen bondscoach tijdens WK’ (blz. 170). Het komt ook voor dat latere uitspraken over wat in een eerdere periode is gebeurd, in die eerdere periode zijn geplaatst. Dat valt nog wel te verdedigen, maar zulke uitspraken verliezen dan strikt gesproken wel hun karakter van een terugblik op het verleden. Een uitspraak uit 2007 over het WK 1974, dat voor Cruijff qua fysieke belasting één wedstrijd te lang duurde (de finale), is bijvoorbeeld opgenomen in het hoofdstuk ‘1974 – Verliezend finalist op eerste WK’ (blz. 85). Ongeacht deze kritische kanttekening mijnerzijds komt Davidse en De Boer alle lof toe voor hun monnikenwerk. Het onderhavige onderzoek, als vervolgstap, had ik zonder hun inspanningen nooit kunnen verrichten.
Onderzoeksdoelstelling
De vraag die ik in deze studie probeer te beantwoorden is wat de bijzondere kenmerken van Cruijffs gedachtegoed en denkpatronen zijn. Wat is de harde kern van zijn ideeën? Wat kunnen we ervan leren – best practices en lessons to be learned – en dan niet alleen op voetbalgebied? Om dat inzichtelijk te maken zijn de uitspraken eerst door middel van close reading onderling vergeleken. Vervolgens heb ik verwant materiaal telkens in ‘betekenisvelden’ samengevoegd en is aan de zo gevonden clusters een titel toegekend. Waar nodig en mogelijk zijn de clusters vervolgens inhoudelijk nader onderverdeeld in thema’s, bijvoorbeeld: ‘Over de kerk, de wijze van geloofsbeleving’ in de rubriek ‘Levensbeschouwing: godsdienst, kerk, geloof en bijgeloof’. Hierbij dient opgemerkt te worden dat uitspraken uiteraard in meer betekenisvelden (rubrieken) kunnen thuishoren. Ze worden in dat geval herhaald, deels of volledig (er is niet gewerkt met kruisverwijzingen). Vervolgens is een inhoudelijke indeling ontworpen waarin de clusters elk hun logische, thematische plaats hebben gekregen, in onderlinge samenhang, onder een relevante algemene hoofdstukkop, bijvoorbeeld ‘Bestuur en management’. Deze uitgave bevat dus geen alfabetische ordening van cruijffiaanse begrippen. Het is geen ‘woordenboek’ van het cruijffiaans. Zo’n abc-boek zou natuurlijk wel op basis van deze studie afzonderlijk vervaardigd kunnen worden. Vooral ten aanzien van Cruijffs voetbalvisie is bij de overkoepelende koppen zo veel mogelijk uitgegaan van de indeling die ik heb gevolgd in mijn boek Moderne voetbaltheorie (1980), met de hoofdindeling in techniek, tactiek en spelsystemen. Alle uitspraken en citaten die in de vijf eerdergenoemde verzamelbundels (van Davidse tot Winsemius) voorkomen, zijn in beginsel door mij verwerkt en hebben een plaats in dit boek gekregen. Strafregels die Cruijff als jeugdvoetballer heeft moeten schrijven, reclameteksten en dergelijke die vóór hem werden geschreven en Engels- en Franstalige citaten zijn niet opgenomen.
Aan het eind van deze studie worden, op basis van de uitgevoerde analyse en mijn commentaar (annotaties) bij de titels en ondertitels, algemene conclusies getrokken wat betreft Cruijffs gedachtegoed en voetbalvisie. De hoofddoelstelling van deze studie is om aan de hand van zijn uitspraken een en ander inzichtelijk te maken. Zijn voetbalvisie is natuurlijk een hoofdthema in deze publicatie, maar de studie geeft ook een beeld van de ‘totale mens’ (zie in het bijzonder deel V), al is bij Cruijff uiteindelijk bijna alles wel in mindere of meerdere mate voetbalgerelateerd en daarop terug te voeren.
De bestudering van Cruijffs nalatenschap moet naar een hoger abstractieniveau worden getild. Verdieping is wenselijk. Dit boek is een serieuze poging tot zulke ‘Cruijffkunde’. Het is niet bedoeld als een terugblik op zijn leven en werken.
Een uitgebreidere voorpublicatie staat op de website van de uitgever. Daar kunt u het boek ook bestellen.
DirkJan zegt
In deze lange, lange voorpublicatie van Rob Siekmann lees ik:
“Cruijff gebruikte zulke kernachtige uitspraken dikwijls zelf bij herhaling, in allerlei variaties, wat bijvoorbeeld blijkt uit de volgende quote: En zoals ik al eens eerder heb gezegd: elk nadeel heeft zijn voordeel. Ik ben twee vaders kwijtgeraakt.”
Ik plaats voor het gemak een tweet die ik een keer maakte:
Weetje: De uitspraak, Elk nadeel heeft zijn voordeel, is wel bekend en legendarisch geworden door Johan Cruijff, maar is verzonnen en voor het eerst gezegd door Willem van Hanegem. Bestaat een grote misvatting over.
En wel een lange, lange studie in een boekwerk van ruim 450( pagina’s..Maar om Cruijff aan te halen, ‘Het is het verstandigste om zoveel mogelijk te luisteren, want dat is goed voor je algemene ontwikkeling, als je er tien procent van leert, dan ben je de anderen al een eind voor.’