Door Kees de Glopper
Bij Boom voortgezet onderwijs verscheen vlak voor het uitbreken van de coronacrisis KERN Nederlands Taal & Cultuur. Blijkens de achterflap van het fraaie, gebonden boek is KERN Nederlands Taal & Cultuur (van nu af KNTC) een handboek dat een overzicht biedt van kennis en vaardigheden uit de neerlandistiek op het gebied van taal, communicatie en literatuur. KNTC is, samen met de in juni te verschijnen oefen- en examenboeken voor havo en vwo, het bovenbouwvervolg op de methode KERN Nederlands die sinds 2016 in de markt is.
KNTC vormt het antwoord van Boom voortgezet onderwijs op de roep om meer inhoud in het schoolvak Nederlands, inhoud die het schoolvak aantrekkelijker en interessanter moet maken. In het bieden van aantrekkelijke en interessante inhoud zijn de auteurs van KNTC goed geslaagd. Het eerste van de 3 delen behandelt in 10 hoofdstukken allerlei thema’s en deelterreinen uit de taalwetenschap. Ieder hoofdstuk bestaat uit 4 bladzijden tekst die helder, aantrekkelijk en goed gestructureerd is en gepresenteerd wordt op pagina’s die opvallen door hun rustige bladspiegel met twee kolommen tekst en fraaie, goed gedoseerde illustraties. Ook in de 32 hoofdstukken uit het deel over communicatie vallen de verzorgde tekst en illustraties op. In dit deel krijgen de hoofdstukken bijna steeds 2 pagina’s. Daarnaast is er ruimte voor overzichten van stijlfouten (2 pagina’s) en spelling en interpunctie (10 pagina’s). Het derde deel beslaat 126 bladzijden en behandelt literatuur in 27 hoofdstukken van wisselende omvang; 3 gaan over literatuur lezen en schrijven, fictie en werkelijkheid en genres, 7 over poëzie, 6 over proza en 11 over literatuurgeschiedenis. Deel 3 bevat ook een overzicht van poëtische middelen. Taal, communicatie en literatuur krijgen zo achtereenvolgens 17, 31 en 52% van de ruimte tussen de voor- en achterkant van het boek. KNTC geeft ook een overzicht van bronnen, een verantwoording van de illustraties en register van zaken en begrippen en van personen.
Wat te vinden van KERN?
Het handboek laat zich vanuit verschillende perspectieven bespreken: in het licht van de eigen doelstellingen, als afspiegeling van de neerlandistiek en tegen de achtergrond van het reëel bestaande en het gedroomde nieuwe curriculum.
KNTC is een mooi en informatief schoolboek. Het zou mij niet verbazen als er leerlingen zijn die het na hun schooltijd willen houden, precies het doel van de makers ervan. KNTC biedt immers een schat aan informatie over taal, taalgebruik en literatuur, domeinen die ook buiten de schoolse context relevant zijn. De teksten uit de verschillende delen kunnen dienen als aanleiding tot discussie en verder onderzoek, als kennisbasis en als oefenmateriaal voor lezen, schrijven en mondeling presenteren. KNTC kan zo bezien voor de verschillende soorten doelen van het schoolvak worden ingezet.
Welke doelen kunnen meer precies met KNTC worden nagestreefd? Op p. 55 wordt daarover het volgende gezegd: Over hoe je succesvol kunt communiceren, in woord en geschrift, en welke stappen je daarbij kunt volgen, gaat het in de cursus Communicatie. En op p. 133 valt dit te lezen: In de cursus Literatuur behandelen we hoe je je in de kunst van lezen en schrijven kunt bekwamen, dat wil zeggen hoe je een literaire tekst kunt lezen en schrijven. In de paragrafen over literatuurgeschiedenis zullen we daarnaast ingaan op wat Van Dale omschrijft als het ‘geheel van de schriftelijke overlevering van een volk of tijd’. Literatuur weerspiegelt namelijk ook onze cultuur. Zij laat ons zien hoe wij in het heden en verleden in de wereld staan en onszelf zien. Het deel over taal wordt niet als cursus gepresenteerd en een formulering van het doel van dit deel heb ik niet kunnen vinden. Betekent dit dat de teksten in dit deel enkel dienen als oefenstof voor lezen, schrijven en mondeling presenteren? Vast niet en daarom is de vraag gewettigd welke kennis en inzichten over taal in deel 1 aan bod komen.
Kennis over taal
De thema’s in deel 1 zijn achtereenvolgens mens en taal, het ontstaan van taal, de geschiedenis van het Nederlands, hoe kinderen taal leren, taal en hersenen, de Nederlandse spelling, sociale taalverschillen, taal en betekenis, framing en taaltechnologie. Aan deze onderwerpen zijn stuk voor stuk zeer leesbare en informatieve uiteenzettingen gewijd. Die zijn op hun plaats in een bovenbouwmethode: leerlingen krijgen zo immers niet alleen wetenschappelijke gefundeerde kennis over taal(gebruik) mee, maar ook een inkijkje in de neerlandistiek en de daaraan verbonden wetenschapsgebieden. Dat kan helpen bij het aanwakkeren van de belangstelling voor de studie Nederlands.
Aan de samenstelling van het eerste deel vallen mij een paar zaken op. Het hoofdstuk over framing valt wat uit de toon: ik zou het concept liever behandeld zien in het deel over communicatie, waar het verbonden zou moeten worden met daar geboden informatie over communicatiedoelen en stijl. Opvallend afwezig in deel 1 zijn thema’s als meertaligheid, dialect, taalattituden en geletterdheid. Taalvariatie komt in KNTC wel aan bod, maar niet in verbinding met maatschappelijke ongelijkheid binnen en buiten het onderwijs. Ook aan moderne taalkundige concepten die aanleiding kunnen geven tot taalkundig redeneren wordt in deel 1 geen aandacht besteed. Het systeemperspectief op taal zou wat mij betreft sterker aangezet mogen worden, onder andere door taal, ook in verbinding met het sociale perspectief, nadrukkelijker te presenteren als een vorm van gezamenlijk handelen. Vragen en inzichten uit de pragmatiek en de analyse van gesprekken en teksten komen in deel 1 namelijk niet of nauwelijks aan bod.
Kennis over communicatie
Het perspectief op taal als een vorm van gezamenlijk handelen staat wel centraal in het deel over communicatie, dat opent met het hoofdstuk Communiceren doe je samen. Deel 2 is heel anders opgezet dan deel 1. De hoofdstukken worden groepsgewijs gepresenteerd, onder de noemers inhoud en opbouw, formulering en stijl, presentatie, argumentatieleer en tekstvormen. Hier geen overzicht van thema’s, vragen en inzichten uit de taalgebruikswetenschap, maar uiteenzettingen die bestaan uit een mengeling van beweringen (Een bron over kunstmatige intelligentie veroudert zeer snel door het tempo waarin dat vakgebied zich ontwikkelt, maar een publicatie over Plato kan prima een paar decennia oud zijn), normen (Een betrouwbare bron is neutraal) en aanbevelingen in de vorm van tips en vuistregels (Ga nooit af op één bron. Een goede vuistregel: zoek minstens twee andere bronnen die aan de eerder genoemde eisen voldoen en die je bron ondersteunen).
De indeling van dit hoofdstuk en veel van de inhoud ervan weerspiegelt de huidige staat van het schoolvak. In de indeling zien we de taken van de redenaar terug, de speciale status die de argumentatieleer in het schoolvak heeft gekregen en op school gangbare schriftelijke en mondelinge tekstvormen (zoals de ingezonden brief, de recensie, het essay, de discussie en het debat). Het zou interessant zijn om de leerstof over communicatie die in deel 2 overzichtelijk is samengebald systematisch te vergelijken met wat andere schoolboeken, vaak sterk versnipperd, bieden. Dat heb ik niet gedaan. Toch denk ik veel te zien wat gangbaar is en dat is begrijpelijk en verstandig. De huidige discussies over de inhoud en afsluiting van het schoolvak zijn nog niet afgesloten. Daarom moet (een onderdeel van) een nieuwe methode als KNTC zorgen voor aansluiting bij het bestaande onderwijs. Aansluiten bij het bestaande en tegelijk stapsgewijs verbeteren en vernieuwen, dat lijkt de strategie achter KNTC te zijn geweest. Bij allerlei onderdelen lijkt dat geslaagd. Zo is er achtereenvolgens aandacht voor samenvatten, bronnenonderzoek en bronvermelding. Tekstsoorten en tekstvormen worden in samenhang gepresenteerd. En er is veel aandacht voor stijl, voor begrijpelijk, nauwkeurig, bondig en aantrekkelijk formuleren.
Ruimte voor verbetering
Toch zie ik in deel 2 ook ruimte voor verbetering. Ik stip een paar kwesties aan. In het hoofdstuk over tekstsoorten worden doelen, stappen en vormen van teksten behandeld. Stappen, een concept dat uit de genreleer afkomstig lijkt, verschijnen in het hoofdstuk over tekststructuur als vragen. In de hoofdstukken over de tekstvormen speelt het begrip stap geen rol meer. Voor leerlingen lijkt mij dat niet behulpzaam.
Een tweede punt: KNTC presenteert nogal eens normen over taal en tekst die betwistbaar zijn, omdat ze absoluut worden geformuleerd of onvoldoende gemotiveerd. Een paar voorbeelden. De naamwoordstijl wordt leerlingen ontraden, in bewoordingen die op het eerste gezicht aansluiten bij wat de Schrijfwijzer daarover meldt. Wat Renkema, die wordt bedankt in het colofon van KNTC, daarin verder meldt over de functionaliteit van de naamwoordstijl blijft in KNTC onvermeld. Hetzelfde geldt voor de behandeling van de lijdende vorm en de tangconstructie. Bij het overzicht van stijlfouten ontbreken gelukkig de tautologie en het pleonasme; die geven in leerlingteksten immers zelden problemen. Maar in het hoofdstuk over bondig formuleren duiken ze toch weer op en wordt van beide en van hulpwerkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bijwoorden en uitdrukkingen opgemerkt dat zij (vaak) omslachtig (kunnen) zijn. Is dat zo? Voorbeelden die dat laten zien vallen te vinden of te bedenken, maar hoe representatief zijn die voor de formuleerproblemen waarmee leerlingschrijvers worstelen? Is zulke theorie nuttig en nodig? Een gelukkiger behandeling van taalmiddelen vertrekt wat mij betreft vanuit hun betekenisgevend potentieel, bijvoorbeeld voor het uitdrukken van modaliteit. Liever dat dan het beknotten van leerlingtaal; dat ligt ook in dit schoolboek op de loer en is didactisch en pedagogisch niet gunstig.
Een derde voorbeeld. Een alinea, zo wil KNTC, moet niet te lang zijn en niet te kort: ongeveer tien regels tekst is een handige richtlijn, bij beeldschermteksten ongeveer vijf regels tekst. Het hoofdstuk waarin deze vuistregel staat, relativeert, denkelijk onbedoeld, het nut van dergelijke adviezen. Het telt afgezien van titel, koppen, bijschriften bij illustraties en tekst in een schema 667 woorden. Die zijn in de tweekolomsopmaak van KNTC ondergebracht in 12 alinea’s die bestaan uit 12 (3x), 11, 10, 9 (2x), 8 (2x), 5, 4 en 3 korte regels. Gemiddeld zijn dit 8 korte regels per alinea, met een meerderheid van alinea’s korter dan 10 regels. Op mijn beeldscherm beslaan de alinea’s in één kolom tekst op A4-formaat en bij marges van 2,5 cm en gebruik van Calibri 11 respectievelijk 7, 6 (3x), 5 (3x), 4, 3 (2x) en 2 (2x) regels. Gemiddeld 4,5 regel per alinea.
Een vierde kanttekening tot slot. Deel 2 van KNTC is mij te zuinig met informatie over strategieën voor lezen en schrijven. Af en toe wordt een stappenplan gepresenteerd, zoals voor de informatieve samenvatting. Naar informatie over het schrijfproces heb ik echter vergeefs gezocht: in het register ontbreken trefwoorden als mindmap, brainstorm, outline, tekstplan, conceptversie, feedback, herschrijven, revisie en leren door schrijven. Als deze aspecten al aan bod komen, dan is het zeer terloops. Bij strategieonderwijs in schrijven kun je vragen stellen, maar om het vocabulaire van de schrijfprocesliteratuur helemaal onbesproken te laten voert mij te ver. Ook informatie over verschillende manieren van lezen, bijvoorbeeld verkennend, verbeeldend of aan de hand van je eigen vragen, heb ik in deel 2 niets kunnen vinden.
Kennis over literatuur
Manieren van lezen en de functies van lezen komen in het derde deel van KNTC gelukkig wel aan bod. In dit deel over literatuur wordt ook aandacht besteed aan het zelf schrijven van verhalen en gedichten. In plaats van tekstsoorten en tekstvormen komen we nu genres tegen, in plaats van stijlfouten poëtische en narratieve middelen, in plaats van schematische illustraties van normen en vuistregels royale adstructie van concepten aan aantrekkelijke, langere tekstfragmenten. In deel 3 is ineens ruimte voor rijkdom, ruimte die in het deel over communicatie niet zichtbaar wordt. De verbindingen tussen de theorie uit het deel over literatuur en dat over communicatie zou ik graag veel sterker zien aangebracht. Qua samenhang tussen domeinen valt er nog veel te winnen.
Over de wijze waarop KNTC de literatuurgeschiedenis behandelt, matig ik me geen oordeel aan. De uitgangspunten van de hoofdstukken lijken mij goed gekozen: literatuurgeschiedenis wordt gepresenteerd als ideeëngeschiedenis, als tijdgebonden constructie, als een verhaal over elkaar in de tijd opvolgende teksten die ons leven reflecteren en projecteren.
Taal straft niet, taal troost
Kanttekeningen en kritiekpunten als de bovenstaande doen niets af aan de grote waardering die ik ook heb voor KNTC. Veel in het schoolvak woelt om verandering, maar voor oude vormen en gedachten is nog geen samenhangend alternatief voorhanden dat het hele schoolvak beslaat. Dit handboek biedt een eerste en gewaagde poging daartoe. Ik kijk reikhalzend uit naar de oefen- en examenboeken die binnenkort verschijnen. Zij moeten KERN afmaken. Het begin is er en dat staat. KNTC is met alles wat nog beter kan een rijk boek waarin veel te vinden is voor wie bewust geletterd wil worden. Aanstekelijk is het op veel plaatsen ook. Net als de column van James Worthy waarmee het boek opent. Die roept op niet langer bang te zijn: Taal straft niet, taal troost. Het is een grote pan soep vol lettervermicelli op de eerste dag van de winter.
Helge Bonset zegt
Ik neem aan dat dit de methode is die het schoolvak Nederlands weer aantrekkelijk moet maken voor leerlingen, die het nu zo saai en makkelijk vinden. Het zou mooi zijn als t.z.t. onderzoek werd gedaan naar de daadwerkelijke waardering door leerlingen.
Paul Stolwijk zegt
Dag Helge,
Onderzoek naar wat werkt en beklijft bij leerlingen is altijd zinnig. Bij ons op school (Chr. Gymnasium Utrecht) gaan we komend jaar starten met deze methode. We verheugen ons er enorm op. Ik weet dat jij nu direct zou willen zeggen: “Leuk voor de docent is niet per definitie nuttig voor de leerling.” Ik ben ervan overtuigd dat we met deze methode nuttig en interessant onderwijs gaan verzorgen voor de leerlingen. De docent gaat hier genoegen aan beleven. En ja, ik denk dat dit onderwijs beter wordt dan met onze huidige methode en met ons eigen materiaal. Maar laten we dat ook onderzoeken.
Groet,
Paul Stolwijk