Door Willem Kuiper
Het overkomt mij hoogstzelden, maar de CD-ROM Middelnederlands, het Middelnederlandsch Woordenboek én het Woordenboek der Nederlandse Taal laten mij in de steek. Het gaat om een woord in een zin in de prozaroman Van Floris ende Blancefleur, zoals gedrukt door Guillaem van Parijs, Antwerpen 1576. Floris is eindelijk in Babilonien gearriveerd en vertelt zijn gastheer Daris en diens echtgenote Litoris dat hij gekomen is om Blancefleur te vinden, die daar opgehokt zit in de harem van de emir, en haar terug naar Spaengien te brengen. Daris vindt dat geen goed idee. Om te beginnen vindt hij het doodzonde dat Floris zijn leven waagt uit liefde voor een vrouw. Bovendien is de emir onoverwinnelijk (mijn editie):
Bron: DOVO
Ende die stadt van Babilonien is wijt en[de] breet .xx. mijlen, ende die mueren sijn dicke ende hooch .xvij. stellinghen, ende sijn van sulken stof ghemaect datter gheen yser op en mach winnen, so dat dye van binnen niemant en ontsien. Daer sijn oock constelijc in dye mueren gemaect .xxxi. stalen poorten, ende daer sijn oock .v.C de grootste torrens die oyt man sach. Die torrens houden .viij. hondert heeren vanden meesten van Babilonien die die stadt ende vesten bewaren, ende elck heer is so machtich dat hi eenen coninck niet wijken en soude.
Wat de lezer of luisteraar bij het aanhoren van dit architectonische geweld bijna zou vergeten is dat Floris al in Babilonien is. Hij hoeft de stad niet te veroveren als ware hij een tweede Alexander de Grote, hij kon vermomd als koopman zo naar binnen lopen, nadat hij stevig tol betaald had.
Dat met “stellinghen” een lengtemaat bedoeld kan / zal zijn, lijkt mij voor de hand liggen. Rest de vraag: hoe lang is een ‘stellingh’?
Om u de moeite van het opzoeken te besparen geef ik u hier de corresponderende passage in de versroman, zoals overgeleverd in het heterogene en gemaltraiteerde handschrift UB Leiden LTK 191 (mijn editie; die van Mak is niet altijd even betrouwbaar, omdat Mak regelmatig zonder verantwoording van het handschrift afwijkt):
Babylonie die stat es binnen
.xx. milen wijt in allen sinnen.
Die omme loep es ront of hi waer gepast.
2365 Die muer es dicke ende so vast
gewracht van selken morter binnen
datten no yser no stael mach gewinnen.
.Xxvij. gelachte es hoge die muer.
Nemmer ne wert wijch no storm so suer
2370 dat men van buten iemene ontsie.
.Xxx. staline porten ende drie
sijn bi meestrien in den muer gescicht,
also menich tor daer op gericht.
En dit staat in hs. B van de Franse brontekst. Diederic zal een handschrift gebruikt hebben dat voor 70-80% de redactie volgde die bewaard bleef in het hs. B (ed. M. Pelan):
Babiloine, si com je pens,
1600 dure .XX. liues de tos sens.
Li murs qui la clot n’est pas bas,
Environ est fet a compas ;
Li murs et est fez de tel mortier
1604 Qu’il ne doute piquois d’acier.
Trois toises a de terre haut, [hs. A: .XV. toises]
De nule part ne crient assaut ;
Enz el mur ferment sept vinz portes,
1608 Toutes desus larges et fortes.
Diederic heeft het Franse ‘toises’ (vadems) vertaald met “gelachten”, welk woord in Brugge / Vlaanderen gebruikelijk moet zijn geweest in die dagen. Voor wie vergeten is hoe lang een vadem is: de lengte die een man / mens met zijn armen kan omvatten. Kortom de lengte van een middeleeuwse man oftewel 6 voeten, laten wij zeggen 1,6 meter. Hs. B laat de muren van Babiloine 3 x 1,60 = een kleine 5 meter hoog zijn. Diederic maakte daar in LTK 191 27 x 1,6 = 43+ meter van. Hs. A zit daar tussen in met 24 meter. Denk dat Hs. A de literaire werkelijkheid het dichtst benadert.
De proza bewerker, die op basis van literair DNA door Luc. Debaene geïdentificeerd werd met Anna Bijns – zou heel goed kunnen, want Floris ende Blancefloer is een typische scholieren tekst – vertaalde dit “gelachten” met “stellinghen”, althans dat zal / moet haast wel, aangezien dit niet alleen in de druk van Guilaem van Parijs staat, maar ook in die van Otto Smient, Amsterdam 1642. Smient is niet afhankelijk van Parijs, beide drukken hebben een gemeenschappelijke voorouder. En zó staat het ook nog eens een keer in de druk van Barent Koene, Amsterdam 1773: “ende de mueren zijn dik ende hoog seventien stellingen”.
Bron: Google Books
Als dat woord niet deugde dan zou je verwachten dat het door een ander / beter woord vervangen was.
Maar nu komt het. Toen ik de woordenboeken raadpleegde, kon ik nergens de lengtemaat ‘stelling’ vinden. En ik heb echt gezocht! In het MNW en in het WNT en online in het Etymologisch Woordenboek en de Geïntegreerde Taal-Bank. Vandaar mijn vraag: Wie van u kan mij verder helpen met de etymologie en de betekenis van ‘stellinghe’ als lengtemaat?
Cefas van Rossem zegt
Beste Willem,
Wat een mooie zoektocht! Ik heb net via de telefoon gezocht naar ‘stelling(h)’ in Delpher, Gekaapte brieven en Letters as Loot om te kijken of het in zeventiende-eeuwse krantenberichten of inventarissen als lengtemaat voorkomt. Via telefoon is zoeken enorm lastig, maar via computer zijn deze corpora misschien wel een ingang. Ik ben heel benieuwd of je de maat gaat vinden.
Hartelijke groet!
Willem Kuiper zegt
Dank je wel, Cefas, voor deze tip. Daar heb ik nog niet aan gedacht. Ga ik doen.
Marja Geesink zegt
Beste Willem,
Zie 1 Koningen 7, 27-38
Willem Kuiper zegt
Dank je wel, Marja. Dat is de passage die bij mij begint met: “Verder maakte hij de onderstellen, en wel tien, van koper; vier el was de lengte van één onderstel”? Ga ik naar kijken.
Marja Geesink zegt
https://www.statenvertaling.net/bijbel/1kon/7.html
Willem Kuiper zegt
Ja, dan heb ik de goede passage gevonden. Bij ons in de Middeleeuwen lazen wij de Vulgaat. Wij hadden nog geen Statenbijbel. Voor middeleeuwse teksten gebruike men: https://vulgate.org/ot/1kings_7.htm
In de Bijbelvertaling van 1360 staat op deze plaats: Ende hi maecte x motalene stapele, elken stapel iiii cubitus lanc ende iiii cubitus wijdt ende iii cubitus hoge, ende dwerc vanden stapelen was ondergraven ende printerien tusschen de sanderinghen.
J. Houtsma zegt
Beste Willem Kuiper,
Je hebt geloof ik iets over het hoofd gezien. Het WNT geeft wel degelijk “stelling” als hoogtemaat: “In W.-Vlaanderen ook als hoogtemaat; verg. Stellinghoogte” – een woord dat zelf wordt gedefinieerd als “steigerhoogte”, d.w.z. ongeveer 1,50 m.
Willem Kuiper zegt
Beste J. Houtsma, je hebt volkomen gelijk. Heb het nu ook gevonden: — In W. -Vlaanderen ook als hoogtemaat; verg. Stellinghoogte. || Die muur is nu ’n stellinge hooge gemetst, Loquela. Je naam zal genoemd worden in de voetnoot bij het woord.
Annemieke Houben zegt
In het WNT vind ik onder ‘stelling’: In W.-Vlaanderen ook als hoogtemaat; verg. Stellinghoogte.
Die muur is nu ’n stellinge hooge gemetst, Loquela (Wdb.) [1907].
Annemieke Houben zegt
Ah, J. Houtsma was me drie minuten te snel af!
Willem Kuiper zegt
Dank je wel, Annemieke. Ook jouw naam zal genoemd worden in die voetnoot.
Cornelis W. Schoneveld zegt
Gevraagd naar de betekenis van “stelling”, zegt mijn schoonzoon, die bouwkunde heeft gedaan, spontaan dat het woord in de bouwkunde wel wordt gebruikt om aan te geven hoe hoog een gebouw is door het aantal “stellingen” te noemen dat er nodig is om tot het dak te komen, waarbij een stelling man hoogte aangeeft…
Willem Kuiper zegt
Dank je wel, Cornelis. Enerzijds is het natuurlijk gênant dat ik over de oplossing heengelezen heb door naar ‘lengtemaat’ te zoeken in plaats van naar ‘hoogtemaat’, maar aan de andere kant ben ik blij met jullie snelle reacties en het antwoord op mijn vraag.
Anton van Son zegt
Ik denk bij stelling aan etage, stage, verdieping. Ook een steiger wordt in verdiepingen à 2m gebouwd.
Willem Kuiper zegt
Een stelling zal iets hoger zijn, vermoed ik, dan de gemiddelde lengte van een man, zodat hij er kan staan en werken zonder zijn hoofd te stoten.
DirkJan zegt
Maar is dan bekend hoe lang een stelling precies of ongeveer was? Jan Houtsma heeft het over 1,5 meter en Anton van Son nu over 2 meter. En zal de gemiddelde lengte van een man in de middeleeuwen niet ruim onder de 2 meter zijn geweest?
Maar ik reageer nu, of iemand de url naar de bron van het lemma stelling met de vermelding hoogtemaat in het WNT kan posten, Ik kan het niet vinden. Vroeger kon je via Google heel goed direct alles opzoeken in het WNT, maar dat lukt niet meer en nu moet je dat via de interface van het Instituut van de Nederlandse Taal. En dan kan ik het niet 1 2 3 vinden. Onhandig.
https://ivdnt.org/zoektips
Willem Kuiper zegt
http://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M066408&lemma=stelling&domein=0&conc=true
Willem Kuiper zegt
Gemakshalve ga ik uit van een gemiddelde manlengte van 1,6 m. Dat mensen vroeger een stuk kleiner waren kun je zien aan bijvoorbeeld grafzerken, ervan uitgaande dat de mensen die op het graf afgebeeld worden net zo lang zijn als de mensen in het graf, en de hoogte van ramen / raampjes. Ik moest met mijn 1,8 m al door mijn knieën in de oude gevangenis van Scheveningen (toen ik daar op bezoek was) om door de ramen in de gangdeuren en celdeuren te kijken.
DirkJan zegt
Inderdaad, bedankt, maar wat een gepuzzel.
Lemma stelling I
Bij 5 onder stellage of ook steiger.
– In W.-Vlaanderen ook als hoogtemaat; verg. Stellinghoogte
En verderop in het lemma staat bij stellinghoogte:
– Stellinghoogte, steigerhoogte. In Z.-Nederl.
– Stellinghoogte. Zie Steigerhoogte,
–
En dan vind ik onder het lemma steiger, bij steigerhoogte:
:
– Steigerhoogte genoemd, bedraagt ongeveer 1, 50 M.,
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M066360.re.7&lemmodern=steigerhoogte
Dus dan zal 1,5 meter wel ongeveer de lengte zijn?
Willem Kuiper zegt
Het zou mij niet verbazen als rond 1500 mannen tussen de 1,5 en 1,6 meter lang / kort waren, en vrouwen gemiddeld 10 cm kleiner. Mijn echtgenote is alles behalve lang, maar toen ik haar een keer op zo’n middeleeuws grafmonument legde, ik geloof in de Jeruzalemkerk in Brugge, was zij opeens heel groot.
Mient Adema zegt
In 1 Koningen lees ik die stellingen niet zozeer als maat als wel als onderdeel van Salomo’s tempel. Dat er verder nogal wat maten en onderdelen bij komen is misschien wat verwarrend. Een theorie zou zijn dat het onderdeel in de bouwkunde wellicht tot een maat is geworden en zo de taal is ingestapt. Een stelling als indirecte maat dus en dan zou ik stelling vertalen met manshoogte (vreemd dat die term nog niet echt gevallen was).
Voordeel is dat je dan die stelling niet per se hoeft te benoemen als lengtemaat, maar je zou die kunnen afleiden uit de afstandsmaten die wél (in centimeters bijvoorbeeld) bekend zijn. Je weet dan meteen hoe lang men indertijd dacht dat mannen lang moesten zijn/waren.
DirkJan zegt
Ik begrijp niet helemaal wat je bedoelt, maar ronduit cryptisch vond ik de volgende zin die in het WNT onder het lemma steiger bij steigerhoogte staat:
Een metselwerk is van steigershoogte, wanneer de metselaar de laatste laag steenen heeft gelegd vooraleer den steiger te verhoogen, V. KEIRSBILCK, Mets. 301.
http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M066360.re.7&lemmodern=steigerhoogte
Willem Kuiper zegt
Als een stelling even hoog zou zijn als de man die er in / op moet werken dan denk ik dat de middeleeuwse ARBO daar onoverkomelijke bezwaren tegen zou maken. Een stelling zal, net als nu, wat hoger zijn.dat de lengte van de gemiddelde bouwvakker.
Willem Kuiper zegt
Zullen wij het hierbij laten? Ik dank iedereen voor het meedenken en de aangedragen oplossingen. Graag tot een volgende keer!
DirkJan zegt
Zou Mient Adema dan niet meer mogen reageren op je laatste reactie? Bovendien kom je zelf nog wel met een ’toetje’.
Mient Adema zegt
In ’t kort dan nog even mijn redenering die bedoeld was om niet cryptisch te zijn maar juist wellicht verhelderend.
De “stelling” uit het genoemde Bijbelboek is weliswaar een tempelonderdeel, maar is het symbool geworden van een maat. Het had ook over een zuilengalerij kunnen gaan en dan was de boodschap geweest dat je aan een afstand van, zeg, 3 meter moet denken. Vergelijk ’t ook eens met de uitdrukking “als het gras twee kontjes hoog is” of “als de bomen tot aan 50 aren reiken”. Zo is het (is een vermoeden) ook met die stelling gegaan. Als je tegenwoordig een stelling/steiger/stellage ziet, dan zijn ’t etages die klussers gebruiken om een huis te schilderen of te renoveren. Voordat zo’n bouwvakker van de begane grond van die stellage naar de 1e etage ervan gaat, kan hij iets met de planken doen die eerst het plafond van zijn werkplek vormden en daarna dienst moeten doen als ondergrond voor zijn activiteiten een niveau hoger. Maar misschien had hij ze al meteen goed gelegd, kan ook.
Terug naar de tempel en het metselgebeuren. Ze gaan een muur maken. OK, het onderste gedeelte is over de hele linie gemetseld en nu moeten ze verder naar boven. De bovenste rij stenen van de begane grond is bereikt en die loopt precies gelijk met de kruin van de werkman, want hij voelde er niets voor om boven zijn macht te gaan werken. Hij legt dus de planken iets lager dan zijn eigen lengte (want als hij dat niet had gedaan, had hij steeds zijn kop moeten stoten, nergens voor nodig). Nu kan hij een verdieping hoger verder metselen en zo verder totdat het beoogde dak is bereikt. Steeds heeft een etage stenen precies de lengte van de werkman.
Is daarmee nu de lengte c.q. hoogte van de stelling vast te stellen? Op zichzelf niet (bij die kontjes en die aren hebben we ook niet de corresponderende centimeters), maar in een zoektocht kan het relevant zijn. De muur zal 17 manshoogten geweest zijn. Meer wilde ik niet beweren.
DirkJan zegt
Ok.
Willem Kuiper zegt
Bij wijze van toetje: de toren van Babel, zoals geschilderd door Pieter Bruegel de Oudere (gest. 1569), in de stellingen:
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/5/50/Pieter_Bruegel_the_Elder_-_The_Tower_of_Babel_%28Vienna%29_-_Google_Art_Project.jpg
Willem Kuiper zegt
Nagekomen bericht:
Naar aanleiding van het stuk van Willem Kuiper over de Middelnederlandse lengtemaat stelling verwijs ik naar mnd. stellinge in het woordenboek van August Lübben (1888, blz. 377) . Daar wordt als laatste betekenis van dit woord gegeven: “Baugerüst, Abteilung desselben, daher Höhenmass (46 Zoll)”.
Groeten
Arend Quak
[1 Zoll = 1 duim, WK]