Twee gedichten van Paul Snoek uit de eerste jaargang van Gard Sivik.
een mergpijp
het was de goedgeefse regen
buigzaam als een buideldier,
die het kleilichaam streelde
van de hond van vanmorgen.
toen de goochelaars van vannacht
het mengelwerk van de huizen
achterlieten in het achterland,
waar orgelmergpijpen speelden
staalmagere koudmuziek
uit de tijd der weduwen.
uit hemden van regen vlogen
vogels van melk in mijn ogen
en in mijn handen spartelde een
spierwarm gevoel van zwarte aarde.
**
noodbrug
smorgens naast de kuilen van de regen waden
ademloos een vloeibaar dagblad kopen
over de groene wolken heenwalgen
en blinde sateliet zijn van de zon.
zich in een zondvloedvrije zone nestelen
als dertiende gast
een witte appel eten van twee uren lang
en kersepitten schieten naar de zoldering
van zijn verveling.
de dag verdoemen in de ronding van de natte avond
in een bouwvallig huis vertedering ontwijken
en gyroscopisch traag gelukkig zijn.
Paul Snoek (1933-1981)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter