Door Bas Jongenelen
Delen:
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen met Twitter (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
Sympathieke impressie van een van Gezelles juweeltjes: dank (en een aansporing te meer hem te blijven lezen).
Het lijkt een onbeduidend detail maar er lijkt toch wat meer aan de hand. Gezelle is nooit pastoor geweest maar altijd onderpastoor (kapelaan dus) gebleven. De reden zou zijn, dat het bisdom op de hoogte was van privé-omstandigheden die Gezelle in opspraak zouden hebben kunnen brengen en daarmee het ambt van pastoor-zijn. Zo liep hij steeds een in principe normale bevordering mis. Wat er precies gaande was, zal wel altijd verborgen blijven. Zelfs Michel van der Plas en Christine D’Haen hebben het mysterie niet kunnen ophelderen.
Toevoeging.
Luisa van Wassenaer-Crocini nam van Guido Gezelle 12 gedichten op in het tweetalige bundelje Poesie, uitgebracht bij de uitgever Fussi, Florence 1949. Oplaag 1500 exemplaren. Bernard Verhoeven schreef er een voorwoord bij. Hij noemt daarin (p. 15) Gezelle ‘l’immortale’, de onsterfelijke.