Door Margot Kalse en Olga van Marion
Nederlanders zingen heel veel, niet alleen in kerken en koren, maar ook op feestjes, bij bruiloften en onder de douche. Dat doen ze al eeuwen. Wie verliefd of verlaten is zingt een popliedje, wie in nood is het Wilhelmus of een psalm, en wie een kind in slaap sust een wiegenlied. Een gouden tijd voor het Nederlandse lied is de periode van de late zestiende en de zeventiende eeuw, wanneer al die liedjes verzameld in liedbundeltjes op de markt komen, geschikt voor jong en oud. Muzieknotatie is niet nodig, want de boekjes bevatten contrafacten: teksten van liedjes met aanduiding van de bekende melodie waarop ze gezongen kunnen worden.
Voor de Top 40 van de Gouden Eeuw hebben we de veertig populairste melodieën uit de Nederlandse Liederenbank geselecteerd, die destijds in het Nederlandse taalgebied het meest gebruikt zijn. Bij deze melodieën hebben we mooie, ontroerende en verrassende liedteksten uit die tijd gezocht om Nederlandstaligen van nu in staat te stellen kennis te maken met de rijkdom van dit cultureel erfgoed. Iedereen kan nu met behulp van de muzieknotatie of de midi-files de liedjes leren zingen. Van tijd tot tijd zullen we een exemplaar uit de Top 40 publiceren, tot we bij de allerpopulairste melodie op nummer 1 zijn.
In het boekje waarin alle liedjes verschijnen, willen we uw commentaar graag verwerken.
Psalm 116
Op de melodie van de geliefde psalm 116 uit het Geneefse Psalter van 1562 schreef de dichter Jacob van de Vivere ofwel Vijver of Viverius (1572-1640) een lied over het Beleg van Leiden waarin wordt opgeroepen om te vertrouwen op God, de ‘Helper’. Het lied is gericht tot de jeugd van Leiden en sluit het gedeelte in de bundel Den lust-hof van de christelicke zielen af dat gewijd is aan het Beleg en Ontzet van Leiden in 1574. Bij het schrijven blijkt de dichter geïnspireerd te zijn door Theousophia, Gods Wijsheid, die hem dag en nacht als het ware ‘gekust’ heeft. Al lijkt het erop dat God de Leidenaren heeft verlaten, ze kunnen er zeker van zijn dat God, als een vroedvrouw, allen die in nood zijn zal verlossen.
Den Choor der Enghelen. Op de wijse, van den 116en Psalm
3. Het Schijnet wel dat God u gantsch verlaet,
Ghij zijt als slijck vertreden seer beneden.
Men cruycight CHRIST in sijne aerme leden:
Die onrecht lijdt, ontfanght van Gode baet.
4. Grijpt eenen moedt als een’ in baerens noodt:
U weeden zijn van Gode al ghetellet,
Gods Wijsheydt sal tot Vroedtwijf zijn bestellet:
De Christen Ziel die levet door de doodt.
5. Maer ghij, swack kindt, die als een schouspel zijt:
Drenckt torens Kelck die u wordt vol gheschoncken;
Zij uwe Ziel voor eene wijl als droncken:
De Croone volght naer schande ende strijt.
6. Zij die u heeft gheraepet uyt het slijck
Verwachtet u, om hertigh te beschreyden
D’ondanckbaerheydt die men siet weeldigh weyden:
Com naer ons stem bij u Goddinne rijck.
7. Hij weende seer doen hij den lof verliet,
Om van den druck te wesen den beschriver.
Dat Leyden drinck’ in Lijden CHRISTI Viver!
Troost wenschen wij elck hert dat lijdt verdriet!
Jacobus Viverius
des Helpers lof | lof voor de Helper |
Naer | Na |
vertreden | vertrapt |
een’ | een vrouw |
weeden | weeën |
van Gode | door God |
Drenckt torens Kelck | Drink de kelk vol smart |
Zij | Als … is, dan |
Croone | beloning |
naer | na |
Zij | nl. Gods eeuwige wijsheid |
beschreyden | beklagen |
Hij | nl. de dichter |
doen | toen |
den lof verliet | stopte met loven |
den druck | de onderdrukking |
drinck in Lijden CHRISTI Viver | drinkt uit de Vijver van Christus’ lijden |
Tekst uit: Iacobus Viverius, Den lust-hof van de christelicke zielen, waer in begrepen zijn de christelicke ghedichten (Christoffel Guyot (Leiden) voor Laurens Jacobsz., Amsterdam 1600), p. 69-70. https://dbnl.org/arch/vive001lust01_01/pag/vive001lust01_01.pdf (pdf p. 39-40).
Melodie uit: Petrus Dathenus, De Psalmen Davids, Ende Ander Lofsanghen, Wt Den Francoyschen dichte in Nederlandschen overghesett, De welcke men voortaen in de Nederlandsche Ghemeynten ghebruycken zal (z.pl., 1566), Psalm CXVI https://books.google.nl/books?id=5ORNAAAAcAAJ (pdf p. 458-460).
Laat een reactie achter