Luceberts ‘alles van waarde is weerloos’
Door Peter J.I. Flaton
Het ging er voorbije week weer stevig aan toe in de-quiz-met-een-knipoog (zoals de kro-ncrv die noemt). Ik bedoel: ‘De slimste mens’. Eerst veegde Dr. Maarten van Rossem (die almaar meer de nar van het programma wordt wiens commentaartjes intussen bijna voorspelbaar zijn, al heeft hij dat niet door, anders zou hij er wel mee ophouden) de vloer aan met het Oude Testament (nota bene ten overstaan van een/de dochter van Andries Knevel) als z.i. ‘Totaal krankjorum, gewelddadig en idioot’, waarbij hij zich kennelijk niet realiseerde, dat de stap naar het (verwijt van) antisemitisme vervolgens een kleine is (wat me erbij trof, was dat niemand hem tegensprak: Van R. locutus, causa finita’).
Vrijdagavond was Lucebert aan de beurt, c.q. diens regel ‘alles van waarde is weerloos’. Desgevraagd door Philip Freriks, zijn aangever, diskwalificeerde hij die als (met excuses voor de grofheid maar we moeten correct citeren in ook op Neerlandistiek) ‘Het is gewoon gelul’.
Ziezo, die zat en opnieuw ‘Van R. locutus’ etc. want weerwoord was er ook deze keer niet. Vandaar deze bijdrage bij wijze van tegenwerping die recht wil doen aan wat Lucebert ermee te zeggen had én heeft.
Deze regel, overbekend doordat die sinds 1978 in neonletters op het voormalige gebouw van verzekeringsmaatschappij Nieuw Rotterdam oplicht, is ontleend aan het gedicht ‘de zeer oude zingt’ (opgenomen als ongepubliceerd gedicht uit de periode 1952-1963 in Verzamelde gedichten, Amsterdam, 1974, 439):
de zeer oude zingt:
er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlingsalles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijkals het hart van de tijd
als het hart van de tijd
Inderdaad, ook dit gedicht is Lucebert ten voeten uit vanwege zijn lastig te kraken poëticale code of – bij wijze van retorische ‘cri de coeur’: wat staat hier in hemelsnaam?
Gelukkig is er het artikel van de filosoof – P.C. Hooftprijswinnaar Dr. Cornelis Verhoeven dat ons op zo niet het dan toch een juist spoor zet: “Wat zong de oude? Bij een gedicht van Lucebert”, in: De uil van Minerva, jrg. 5, nr. 1 (1989), 3-12 waardoor ik me in wat volgt, laat leiden.
Verhoeven nu identificeert ‘de zeer oude’ in de titel met een van de voor-socratische, uit Elea in Magna Graecia afkomstige filosofen: de in 515-500 v. Chr. geboren Parmenides. Die aartsvader van wat later ‘ontologie’ genoemd gaat worden, vraagt zich in een helaas slechts in fragmenten tot ons gekomen wijsgerig gedicht af wat het zijnde is.
De door Lucebert aangebrachte dubbele punt (het enige leesteken in het gedicht) suggereert, dat we gaan lezen wat Parmenides hierover te zeggen of beter: te zingen heeft. Uitgangspunt is hierbij (aldus Diels’ achtste fragment) dat ‘het zijnde is en het niet-zijnde is niet’. Het is er eenvoudigweg (of niet natuurlijk) en je kunt er niets bij optellen noch iets eraan af doen: ‘er is niet (volgens Verhoeven mogen we hier lezen ‘niets’) meer bij weinig / noch is er minder’. Het zijn is er m.a.w. in al zijn volheid. Daarbij weten we niet (‘nog is onzeker’: Lucebert speelt hier met ‘noch’ en ‘nog’) ‘wat er was’, nu we de bron van het zijnde niet kennen zoals we net zo min iets over de toekomst weten behalve dan dat ‘wat wordt wordt willoos’ (een regel waarmee Verhoeven niet uit de voeten kan en waarbij we het dus moeten laten).
Wat volgt, is z.i. de metafysische kern van het gedicht: ‘eerst als het is is het ernst’. Wat het zijnde kwalitatief is, ervaren we en doordenken we in het nú waar het zich in als zijn volheid te kennen geeft: pas dan wordt het menens en naderen we het zijnde. Zich de oorsprong ervan herinneren is heilloos, d.w.z. levert geen inzicht op net zoals het ijdel (als lezing van ‘ijlings’), d.w.z. inhoudsloos blijft, als we het in de toekomst situeren want ‘wat wordt wordt willoos’ (wat dat dan ook moge beduiden). Al bij al, wat er werkelijk toe doet, geeft zich bij wijze van epifanie te kennen in het heden: daar en alleen daar is het ernst.
Het vervolg na de regel wit kan men lezen als een tweede stap in het betoog van Parmenides maar ook als een commentaar van het lyrisch ik dat zich overigens niet als zodanig te kennen geeft.
In zijn ‘presentia realis’ in het zijnde weerloos: alles wat er echt toe doet in het bestaan is kwetsbaar en we kunnen het niet pakken, laat staan vasthouden. Hoogstens kunnen we het even aanraken en / om er door aangeraakt te worden. Laat het leven zich voor even tonen in zijn ‘hogen staat’, als echt zijnde onttrekt het zich aan onze bezitsdrang.
Die vluchtige ‘touch’ maakt het bestaan rijk waardoor zijn elementen in hun volle (on)aanraakbaarheid aan elkaar gelijk worden: allemaal even weerloos en van waarde. Dat vraagt, aldus de slotregel die niet voor niets herhaald wordt, om aandachtig leven in het heden (‘het hart van de tijd’) waar het zijnde zich immers te kennen geeft.
Dat Lucebert met zijn ‘alles van waarde is weerloos’ zonder meer gelijk heeft, blijkt uit Van Rossems opmerking erover: die slaat het met een grove opmerking aan barrels in zijn bezitsdrang alles wat is tot het zijne te maken en tot iets banaals te herleiden.
Lucebert verdient beter: vandaar deze correctie.
Afbeelding: Wikimedia
DirkJan zegt
Van Rossem kennende is zijn prozaïsche antwoord op de regel van Lucebert grappig bedoeld, een uiting van ironie, precies zoals u schrijft dat Van Rossem hiermee de stelling van Lucebert bevestigt, maar tegelijk dus ook ontkent. Heet dat niet een paradox, net als de regel van Lucebert die ook is?
Kwalijk vind ik dat u vrijdenker Maarten van Rossem associeert met antisemitisme, terwijl we van Lucebert, Bertus Swaanswijk, middels weten dat hij een antisemiet van de ergste soort is geweest, maar daar rept u met geen woord over.
De dichtregel is in rode neonletters in 1978 aangebracht op het dak van verzekeringsmaatschappij Nieuw Rotterdam aan de Blaak (zie de foto). Ik vond dat altijd heel mooi, maar nu krijg ik toch een nare smaak in mijn mond dat dit er hangt, net zo”n nare smaak als over dit provocerende stukje van Flaton. Ik ga mijn vieze smaak maar wegspoelen met een kopje koffie, zonder me verder op te winden – zinloos – en Flaton raad ik aan om zijn tong schoon te maken, goed boenen en spoelen met groene zeep,
Peter J.I. Flaton zegt
Het ging mij erom het gedicht van Lucebert recht te doen, bij wijze van antwoord op de provocatie van Van Rossem. Vandaar dat het grootste deel van de tekst, op dus de inleiding na, bestaat uit een poging het gedicht te duiden.
Wie het OT typeert zoals Van Rossem dat deed, zegt welbeschouwd met zoveel woorden, dat de erop gebaseerde joodse religie net zo ‘totaal krankjorum, gewelddadig en idioot’ is. Dat heeft rabbijn Lode van der Kamp, gelezen een artikel in Trouw, zich behoorlijk aangetrokken. Ik heb niet willen beweren, dat Van Rossem een antisemiet is, wel dat hij het risico loopt ervan beticht te worden want in De slimste mens flapt hij er maar wat uit zonder zich de draagwijdte ervan te realiseren. Vanwege zijn reputatie van vrijdenker komt hij er mee weg waar ieder ander die hetzelfde zou beweren er ongenadig van langs zou krijgen. Van Rossem heeft intussen de status van onschendbaar te zijn: hij mag zeggen wat hij wil en wordt daar eigenlijk nooit op aangesproken. Als dat een keertje gebeurt zoals in mijn artikel, krijg ik het van u voor m’n kiezen want, nogmaals, van Van Rossem blijf je af en die is onaanraakbaar.
Dat Lucebert een bedenkelijk oorlogsverleden heeft (het fijne ervan is nog altijd onduidelijk) is zonder meer juist. Mij ging het erom zijn ‘alles van waarde is weerloos’ recht te doen en dat doe je in mijn vak door het gedicht te laten spreken, bij wijze nogmaals van tegengewicht bij Van R’s balans. Ik vond het antwoord van V.R. niet prozaïsch maar eenvoudigweg grof: dat heb ik willen rechtzetten: niet meer bij weinig noch bij minder.
Ronald V. zegt
Aan de heer Peter
DSM is bedoeld als plat amusement en daar hoort een nar bij. Maar natuurlijk verdienen de narrige opmerkingen van MVR af en toe gedegen tegengas.
Persoonlijk heb ik bezwaren tegen de begrippen “het zijn” en “het zijnde”. Ik zou liever spreken over “het bestaande” en, equivalent daaraan, “het werkelijke”. Zijn de begrippen “het zijn” en “het zijnde” equivalent, synoniem?
Uiteraard waardeer ik je poging om Luceberts gedicht te duiden. Genieten.
Peter J.I. Flaton zegt
Dank voor uw waarderende woorden: het doet goed te weten zo gelezen te worden.
Parmenides gebruikt zelf de term ‘zijnde’ en bedoelt daarmee kennelijk het totaal van de werkelijkheid zoals die zich aan ons te kennen geeft, hetgeen Lucebert in zijn befaamde gedicht ‘de ruimte van het volledig leven’ noemt. Ik kan me heel goed vinden in uw ‘het bestaande’ en ‘het werkelijke’ als equivalenten ervan.
Het probleem van die voorsocratici is, dat ze zich zo enigmatisch uiten (Herakleitos is er ook zo een): ze zijn op zoek naar een wijsgerig idioom en geven daarvan in profetisch raadselachtige verzen uiting. Daar komt bij, dat we hun werk alleen in fragmenten kennen: veelal als citaten bij latere filosofen, met name Aristoteles.
De termen ‘het zijn’ en ‘het zijnde’ kunnen equivalenten zijn maar ook niet: het ligt er maar aan welke filosoof je voor je hebt. Heidegger, om maar wat dichter bij huis te blijven, maakt er een onderscheid tussen.
Ik heb trouwens nog wat doorgedacht op ‘wat wordt wordt willoos’. Het eerste ‘wordt’ beduidt: “wat zich ontwikkelt / wat groeit”, terwijl het tweede een koppelwerkwoord is. In zijn groei verliest het wat het initiatief, desintegreert het om ten slotte in een niets te vervluchtigen. Dat zou kunnen sporen met Parmenides’ overtuiging dat het zijnde er eenvoudigweg is en dat het bestaande verleden noch toekomst heeft want alleen (in) het nu is ernst als het enige wat bestaat, ondeelbaar, zichzelf gelijk en onveranderlijk.
Voor ons is dat contra-intuïtief, vanzelfsprekend als kiemen, worden, bloeien, welken en vergaan voor ons zijn. Parmenides ziet daaraan voorbij: wat telt, is de essentie van het nu waarin alles van waarde en weerloos is. We naderen hier inderdaad het domein van de mystiek. Zie ik het goed, dan gaat Plato net hier op doordenken en vandaar ook dat Parmenides wel de aartsvader van de ontologie genoemd wordt.
Eveline Van Ditmarsch zegt
Zonder deskundigheid, vind ik het botte oordeel van van R.totaal misplaatst.
Het oude testament is een oud document, getuigt van de geschiedenis van een oude volk rond de Middellandse Zee.
En uit dien hoofde prachtig om te lezen.
Vroeger noemden we een soortgelijke reactie: een boertje van buiten…
Alsof hij voor t eerst een andere cultuur en tijd ziet…..
Televisie misvormt.
Peter J.I. Flaton zegt
Dank voor deze kanttekening, Mevrouw Van Ditmarsch: die is me uit hoofd en hart gegrepen.
Peter J.I. Flaton zegt
Hoewel het buiten het kader van Luceberts gedicht valt, maak ik belangstellenden graag attent op dit in ‘Trouw’ van vandaag (op pagina 14) verschenen artikel over het Oude Testament. Het is geschreven door E. Klootwijk en G. Rouwhorst en de titel is “De Bijbel is niet voor mensen met een zwakke maag. Of juist wel”. Omdat het voor zichzelf wil en moet spreken, laat ik hierbij
maanantai zegt
En het Tibetaanse boek der Doden is wel voor lezers met een zwakke maag, of is dit niet onze cultuur en mogen we geen vergelijkend warenonderzoek verrichten? Waarom heeft juist de Nederlandse literatuur zo’n nogal pertinente religieuze tak?
Peter J.I. Flaton zegt
Dr. Paul Claes, de grootmeester van de intertekstualiteit tegen wiens vervaarlijke belezenheid in ook de klassieken volgens mij niemand opkan,
maakte mij attent op zijn in een relatief recente aflevering van het tijdschrift ‘Hermeneus’ verschenen artikel: “Lucebert leest Parmenides” (pp. 21-25 van jaargang 91, nr. 1, 2019). Het biedt een doorgecomponeerde analyse van Luceberts ‘de zeer oude zingt’. Zelf spreekt Dr. Claes van een verfijning van Verhoevens essay en dat vind ik eerlijk gezegd nogal bescheiden want hij gaat beslist forse spaden dieper dan Verhoeven.
Ik heb het in ieder geval met rode oren gelezen of -om van metafoor te wisselen- in een woord: adembenemend.
Ik zou mijn stukje niet geschreven hebben, als ik dit artikel gekend had (inderdaad, ik zie ‘Hermeneus’ niet systematisch in), nu ik dat wel heb gedaan (noem het ’toeval’ of ‘voorzienigheid’), biedt het me de gelegenheid lezers van neerlandistiek.nl op Dr. Claes’ betoog attent te maken, ervan uitgaande dat ook zij ‘Hermeneus’ niet regelmatig of geregeld inzien. Claes maakt nog duidelijker of pas echt duidelijk, dat Van Rossem een weerwoord verdient en wat mij betreft is dat het zijne. ‘
Hermeneus’ is helaas lastig bereikbaar, mij althans helpt Internet niet veel verder: men moet er, vrees ik, voor naar een grotere bibliotheek en vanwege covid 19 is die in althans mijn woonplaats (Maastricht) maar moeilijk toegankelijk. In ieder geval weten belangstellende lezers van neerlandistiek.nl vanaf nu dat het artikel er is: waarvan hierbij nogmaals ‘con amore’ en met dank aan Dr. Claes’ referentie akte.
Gerard van der Leeuw zegt
En bij al deze opmerkingen zij nog opgemerkt dat Lucebert nog jong was toen hij zijn zonden bedreef. Later heeft hij zich gecorrigeerd, al zou hij duidelijker geweest kunnen zijn over zijn verleden, zoals een Günther Grass dat uiteindelijk wel deed. MvR, een man op leeftijd, zou wijzer moeten zijn, maar is dat helaas niet. Een nar is geen lolbroek, hij wijst ons juist met een lach en een traan op ons menselijk tekort.
Laat MvR maar eens Prediker lezen. Daar zou hij misschien van opknappen. En Paul Claes lezen is altijd goed!
DirkJan zegt
Lucebert heeft zich later gecorrigeerd? Dat is wat biograaf Wim Hazeu ”denkt’, maar nergens aantoont. Dat Bertus zich later als anti-fascist ontpopte wil nog niet zeggen dat hij daadwerkelijk van zijn eerdere rabiate antisemitische denkbeelden afstand had genomen. Swaanswijk heeft altijd gezwegen dus van enige onduidelijkheid hierover is ook helemaal geen sprake, wel van een pertinente leugen dat hij later zei dat hij in 1943 verplicht was door de Arbeidseinsatz in Duitsland te gaan werken, terwijl hij zich in werkelijkheid vrijwillig had aangemeld en tot 1944 in een springstoffenfabriek werkte. Hazeu schrijft dat het beter was geweest als Lucebert na de oorlog opening van zaken had gegeven, maar me dunkt dat hij dat niet heeft gedaan, want dan had hij nooit enige carrière gehad als dichter. Hij – de Keizer der Vijftigers – had natuurlijk alle reden om voor altijd te zwijgen.
__
‘Eerst wanneer alle Germaansche stammen verenigd zijn zal de Jood geen gelegenheid meer hebben bloed tegen gelijk bloed op te zetten.’
“De Joodse sjacherige zwetsaard heeft ons Nederduitsers erg, erg besmet, in plaats van een rustig kalm, langs stille grachten wandelende en in middags onbeschenen kamers peinzende stam, zijn we een klap en kletsvolkje, een grote troep machtjoden geworden en ook in plaats van dappere heldere idealisten en vechters gelijk met de joden laf en alleen beducht en belust op materiële goederen, niets geen ideaal, geen religie, geen hoop en verlangen.”
‘Sieg Heil und Heil Hitler’
Bertus Swaanswijk
maanantai zegt
Mwah. Later werd hij een fanatiek aanhanger van de DDR, ook niet echt de meest vrolijke club uit de geschiedenis van de mensheid. Ik heb dat geheul met Lucebert en die bijna eindeloze aandacht voor hem zelfuitgeroepen keizer der vijftigers (vrij schaamteloos bezien de context) – dat zulke italo-entiteiten het goed doen hangt van het niveau van de grachtengordel af, allemaal van die lui met gouden kettingen en knakworst, en een donkere steeg vol bijbelliefhebbers ergens.
Peter J.I. Flaton zegt
T.a.v. Günter Grass deze nuancering. In augustus 2006 maakte hij bekend, dat hij zich als 15-jarige vrijwillig meldde voor de Duitse onderzeebootdienst maar daarvoor werd afgewezen. Hij werd ertoe verplicht dienst te nemen bij de ‘Reichsarbeitsdienst’. In 1944 (hij is dan 17 jaar) werd hij als dienstplichtige opgeroepen voor de Waffen-SS en diende in de 10e pantserdivisie ‘Frundsberg’. Dat is alles, en zeker met B.S. vergeleken, niets.
Gerard van der Leeuw zegt
Ik had natuurlijk Grass niet helemaal toevallig gekozenL
Warum aber schwieg ich bislang?
Weil ich meinte, meine Herkunft,
die von nie zu tilgendem Makel behaftet ist,
verbiete, diese Tatsache als ausgesprochene Wahrheit
dem Land Israel, dem ich verbunden bin
und bleiben will, zuzumuten.
Warum sage ich jetzt erst,
gealtert und mit letzter Tinte:
Die Atommacht Israel gefährdet
den ohnehin brüchigen Weltfrieden?
Weil gesagt werden muß,
was schon morgen zu spät sein könnte;
auch weil wir – als Deutsche belastet genug –
Zulieferer eines Verbrechens werden könnten,
das voraussehbar ist, weshalb unsere Mitschuld
durch keine der üblichen Ausreden
zu tilgen wäre.
Het kwam hem op een inreisverbod in Israel te staan.
Gerard van der Leeuw zegt
Akkoord. Ik neem het gecorrigeerd terug. Teveel Hazeu gevolgd. En die uitspraken zijn inderdaad verschrikkelijk. (En ook zo dom…)
jan bonsema zegt
Top ! en ” Neerlandistiek op zijn spannendst !”
Peter J.I. Flaton zegt
Bij wijze van evenwicht en tegenwicht tegenover het bovengenoemde artikel in ‘Trouw’: Jan Offringa, “De Bijbel bevat staven dynamiet en verhalen die ons nu tegenstaan” in ‘Trouw’ van vandaag (vrijdag 21 augustus 2020).
Peter J.I. Flaton zegt
Ilja Leonard Pfeijffer zegt het zo in ‘zijn’ “Zomergasten”: ‘Ik vind Lucebert misschien wel de beste Nederlandse dichter aller tijden, misschien samen met Vondel’ om vervolgens te bepleiten het werk van de kunstenaar los te zien van dat van de persoon.
DirkJan zegt
Dit onderwerp is hier eerder in diverse artikelen uitgebreid aan de orde geweest en over alle discussies rondom de biografie van Hazeu is vorig jaar een boekje verschenen. Hieronder een linkje met de zoektermen Lucebert en Hazeu en krijg je een overrzcht van alle relevante artikelen met reacties die op Neerlandistiek hierover zijn verschenen.
https://neerlandistiek.nl/?s=Lucebert+Hazeu
En ik heb me al eerder over deze kwestie uitgesproken en zondagavond heb ik gelijk na Zomergasten een korte ingezonden brief gestuurd naar NRC Handelsblad en nrc,mext. Die brief is vandaag geplaatst en is ook online te lezen.
Je kan dan niet overal op ingaan, bijvoorbeeld dat Hazeu wel overtuigd is dat Lucebert later afstand moet hebben genomen van zijn antisemitisme, maar daar geen bewijs voor levert en zoals ik al eerder opmerkte, Me dunkt dat we dat ook niet zeker kunnen weten, want Lucebert heeft er altijd over gezwegen en over de Arbeidseinzats gelogen, had hij wel openheid gegeven, vroeger of later, dan was zijn dichterschap al in de kiem gesmoord, of was hij bij leven verguisd. Nu, zoveel jaren na zijn dood, zijn de reacties mild en hoor je dat je het werk van Lucebert moet scheiden van zijn antisemitische denkbeelden van vroeger en zijn actieve coöperatie met de Duitsers. Inderdaad, dat kan en mag je zo vinden, maar ….
https://www.nrc.nl/nieuws/2020/08/25/brieven-2582020-a4009664
Zomergasten
Eer werk, niet persoon
In Zomergasten vertelde Ilja Leonard Pfeiffer dat hij vindt, zoals de meeste mensen, dat je het werk van kunstenaars, schrijvers en dichters moet scheiden van de persoon. Zo zal Pfeiffer het werk van zijn grote voorbeeld en inspirator, dichter Lucebert nooit verwerpen vanwege zijn verzwegen nazi-sympathieën en antisemitisme uit zijn jongere jaren, zoals die een paar jaar geleden bekend zijn geworden via een biografie van Wim Hazeu. Dat doet voor Pfeiffer, zei hij, niet ter zake als het om zijn dichtkunst, om de kunst in het algemeen gaat. Ik ben het daar in zoverre mee eens dat je kunstwerken nog wel mag waarderen, ongeacht de verkeerde denkbeelden of een fout verleden van een kunstenaar, maar dat je bij aperte misstappen de kunstenaar niet openbaar moet eren met standbeelden, straatnamen of zijn naam moet verbinden aan een school, zoals in Bergen is gebeurd met de Lucebertschool. Ik vind dat deze naam vervangen moet worden, maar dat is weloverwogen niet gebeurd. Tegenstrijdig en hypocriet, want als de kunst los staat van de maker, waarom dan toch een foute kunstenaar als persoon eren, in plaats van alleen zijn werk?
Ronald V. zegt
Men dient straten hoe dan ook niet te vernoemen naar personen. Ook geen steden zoals Lelystad. En ook niet naar fictieve personages. Mickey Mousestraat, in Almere. Als ik er al aan denk, ga ik bijna spontaan dood.
DirkJan zegt
Dat mag u vinden, en Marc van Oostendorp heeft ook die mening, maar daarmee wordt mijn concrete voorstel ontweken om in ieder geval de naam van de Lucebertschool te wijzigen. Dan blijft het vaak stil.
[ En Gerrit Achterberg is mijn favoriete dichter, nog steeds, maar ik keek toch vreemd op toen ik er pas dit jaar achterkwam dat diverse steden een straat naar hem vernoemd hebben en dat deden ze allemaal nadat hij zijn misdaad had gepleegd met het ombrengen van zijn hospita. Dat vind ik onbegrijpelijk en ik snap ook niet dat die namen niet veranderd worden, wel of geen grootse dichter, ]
maanantai zegt
Ja net als Berlusconi, Dolly Parton en waarschijnlijk ook Joe Biden. En we hebben natuurlijk een verstokte relie uit maastricht nodig om daar nog wat wijwater overheen te mogen krijgen. Mijn god, de neerlandistiek.