door Peter-Arno Coppen
Afgelopen week kwam ik weer eens terecht in de draaikolk van een spellingdiscussie. Je kunt jezelf met knoflook omhangen, de schemering mijden en je vingers in een afwerend kruisteken voor je uit houden, maar als taalkundige kun je dit kwaad nooit helemaal op een veilige afstand houden.
Het frustrerende van spellingdiscussies is dat mensen met alle geweld knopen willen doorhakken, en dat is strijdig met het hele idee van taalbeschouwing. Knopen moet je niet doorhakken, die moet je ontwarren. En als je dan meerdere eindjes overhoudt is dat eerder een gewenste uitslag dan een mislukking. Ook de gedachte dat er een didactisch probleem zou liggen in de noodzaak van reflectie of nadenken lijkt me een misvatting.
En ik dacht nog wel dat het eigenlijk helemaal geen spellingdiscussie was. Het ging namelijk alleen om de keuze tussen sommige en sommigen in de zin ‘Mensen denken heel verschillend over grammatica: sommige(n) moeten er niets van hebben.’ Die keuze is in feite een grammaticale keuze, want hij is “volgens de algemene regel” (zoals taaladvies.net dat omschrijft) afhankelijk van twee vragen:
- Is sommige(n) “zelfstandig gebruikt”?
- Gaat het om personen?
Alleen als beide vragen met ja worden beantwoord zou het sommigen moeten zijn, in alle andere gevallen sommige. En diezelfde regel zou gelden voor alle(n), andere(n), beide(n), enige(n), enkele(n), talrijke(n), vele(n), verscheidene(n), enz., én voor bijvoeglijke naamwoorden (de meeste(n), de oudste(n), de betere(n), de goede(n)). En misschien ook voor deze(n), al is niet iedereen het daarover eens (het wordt ergens ‘een lastige potentaat’ genoemd).
Dat het in dit specifieke geval van de genoemde voorbeeldzin om personen gaat is niet zo heel moeilijk te bepalen, al kun je kritiek hebben op dit hele criterium (daarover zo meteen meer). Maar wanneer is zo’n woord ‘zelfstandig gebruikt’? Dat is nog niet zo gemakkelijk uit te maken.
Er blijken al verschillende taalkundigen hun tanden te hebben stukgebeten op deze kwestie. Bijvoorbeeld C.B. van Haeringen in een artikel in De Nieuwe Taalgids uit 1971, die weer Paardekooper citeert, en vooral Royen (in zijn ten onrechte nog niet op dbnl verschenen ‘Buigingsverschijnselen in het Nederlands’), en uit de tweede hand Rombouts (in een mij onbekende publicatie). Al die taalkundigen stellen voor om de hele regel af te schaffen of althans te vereenvoudigen. Paardekooper vindt het ‘een dwaze regel’, en stelt voor om in geen enkel van de bovenstaande gevallen meer een meervouds-n te spellen. Dus altijd Beide hebben het gedaan, of Andere hebben de schuld. Rombouts kiest de andere optie en stelt juist voor om bij meervoud altijd een -n toe te voegen. Royen vindt het criterium van de zelfstandigheid nog wel een basis hebben in het taalgevoel, maar het onderscheid tussen personen en zaken niet. Hij stelt dus voor om alleen in het geval van zelfstandig gebruikte voornaamwoorden, telwoorden en adjectieven in het meervoud een -n te spellen, en anders niet. Ook van jassen zou je dus volgens hem moeten kunnen schrijven: Beiden hangen aan de kapstok. Royen erkent dat zelfstandigheid soms moeilijk te bepalen is, maar in dubiis libertas zegt hij: bij twijfel vrijheid.
Van Haeringen gaat daar een eind in mee. Hij hecht vooral waarde aan het taalkundige feit dat taalgebruikers in het noorden, die de slot-n uitspreken, in deze gevallen daadwerkelijk een -n zouden realiseren, ook bij zaken. Daarom zou de spelling van die -n ook voor zaken in het hele land gerechtvaardigd zijn. Wat betreft de zelfstandigheid vindt Van Haeringen niet dat je dit criterium helemaal zou moeten afschaffen, maar hij stelt een radicale vereenvoudiging voor: als het zelfstandig naamwoord erachter staat is het niet zelfstandig, en anders is het altijd wel zelfstandig. Hij vindt dus dat je zou moeten schrijven Sommige leerlingen vinden dit, anderen dat. In de gebruikelijke “algemene regel” (waarover iedereen het trouwens eens is dat die uit een of andere negentiende-eeuwse duim gezogen is*) geldt dat je bij “samentrekkingen” (ook al zo’n problematisch begrip) wel een bijvoeglijk gebruik zou hebben. Omdat in het laatste voorbeeld andere leerlingen de noodzakelijke interpretatie is (je kunt het niet echt, of bijna niet lezen als andere mensen) zou andere daar bijvoeglijk zijn en dus zonder -n moeten. Vooral in de gevallen van een nevenschikking waarbij het “weggelaten” zelfstandig naamwoord in het eerste lid genoemd is, zou er sprake zijn van samentrekking en dus bijvoeglijk gebruik.
Van Haeringens keuze lijkt vooral ingegeven te zijn door de didactische problematiek voor “de onderwijsmensen” (zoals hij ze aanduidt). Die zouden ‘met een zucht van verlichting [deze] regel [kunnen] aanvaarden: geen onderscheid meer tussen personen en zaken (een negatieve regel dus), en als richtlijn: bij ‘alleenstaanden’ in de meeste gevallen de vorm met –n, zonder gepieker over heel- of half-zelfstandig.’
Van Haeringen relativeert de kwestie trouwens wel nog een beetje. Hij schrijft: ‘Er zullen, ook bij de beperkte omvang van mijn betoog, toch al lezers zijn die zich afvragen: Waar maakt die man zich toch zo druk over?’ En daar voegt hij dan snedig aan toe: ‘En ik zal de laatste zijn om dat een onverstandige vraag te noemen.’ Maar ondertussen vindt hij het kennelijk belangrijk genoeg om een knoop door te hakken en een prescriptieve regel voor te stellen.
Naar mijn idee draait de hele discussie om drie vragen, waarvan er twee expliciet gesteld worden, en de derde de achilleshiel vormt:
- Is er een basis voor het onderscheid tussen het zelfstandige en niet-zelfstandige gebruik van woorden als sommige?
- Is er een basis voor het onderscheid menselijk en niet-menselijk bij het zelfstandige gebruik van deze woorden?
- Is er een didactisch probleem?
De meeste – maar niet alle – taalkundigen beantwoorden de eerste vraag wel enigszins bevestigend, maar Paardekooper, Rombouts en Van Haeringen laten de definitie van die zelfstandigheid afhangen van didactische overwegingen, waarmee ze die basis dan toch weer enigszins ondergraven. Alleen Royen en Van Haeringen proberen die basis dan nog te koppelen aan het taalgevoel van (vooral noordelijke) Nederlandse taalgebruikers. Beiden (!) erkennen dat die zelfstandigheid dan nog lastig te definiëren is. Royen kiest in de lastige gevallen voor vrijheid en Van Haeringen kiest voor een “negatieve” definitie: als er een zelfstandig naamwoord achter staat is het niet-zelfstandig, anders altijd wel zelfstandig. In feite kiezen beide taalkundigen dus voor een didactisch gemotiveerde oplossing (namelijk vereenvoudiging), zonder overigens maar iets te didactiseren. Eigenlijk vermijden ze de didactisering, door een ezelsbruggetje of vrijheid voor te stellen.
Alle taalkundigen lijken een basis voor het onderscheid tussen menselijk en niet-menselijk te verwerpen. Toch zou je die basis wel kunnen bepleiten. Als ik in een gesprek terloops opmerk Sommige hangen aan de kapstok, dan is dat een problematische uiting. Tenzij het over mensen gaat, zullen mijn gesprekspartners op de hoogte moeten zijn van wat ik bedoel: sommige jassen, sommige paraplu’s, sommige dassen? Er is geen mogelijkheid om de zin te interpreteren als de mededeling dat er sommige zaken of voorwerpen aan de kapstok hangen.
Dit staat in schril contrast tot een zin als Sommigen vinden dit moeilijk. Hier ligt de interpretatie ‘mensen’ voor de hand. Je hoeft dan echt niet te weten of het om mannen of vrouwen gaat, of om leerlingen, bakkers, of human resource managers. Je kunt natuurlijk een context bedenken waarin het om zo’n specifieke categorie mensen gaat, maar dat hoeft niet.
Dat betekent dat je bij het gebruik van sommige zonder daaropvolgend zelfstandig naamwoord alleen bij mensen een generieke interpretatie hebt, en bij zaken per se een specifieke categorie uit de context moet hebben. Dit is hoe je het ook bekijkt een reëel onderscheid tussen menselijk en niet-menselijk in deze gevallen.
Is er dan nog een didactisch probleem? Ik denk het niet. Naar mijn idee zou je allereerst de gedachte achter het spellen van de -n moeten didactiseren: die kan alleen maar zijn dat de -n het meervoud aangeeft. In een woordgroep als sommige mensen geeft de -n van mensen al het meervoud aan, en het heeft dus geen zin om sommigen te spellen. Gebruik je sommige(n) zonder zelfstandig naamwoord, dan is de vraag of dat een zelfstandig gebruik is of niet. Die vraag zou je didactisch kunnen vereenvoudigen tot de overweging: denk ik daar een zelfstandig naamwoord achter of niet? Als je kunt argumenteren dat je daar een zelfstandig naamwoord achter denkt heb je een punt om de -n weg te laten (want het meervoud zit dan al in het erbij gedachte zelfstandig naamwoord), en als je een generieke interpretatie kunt hebben is een spelling met -n gerechtvaardigd. Dat hele onderscheid tussen personen en zaken bestaat dan nog wel (je hebt geen generieke interpretatie bij zaken), maar didactisch is het onnodig om dit apart erbij te vermelden als het alleen maar gaat om de correcte spelling (het kan natuurlijk geen kwaad om het als een inzicht op te merken).
Bij sommige heb je automatisch een meervoud (dat zit in de betekenis van sommige), maar bij andere woorden moet je natuurlijk wel eerst opletten of het een meervoudige betekenis is. In de zin Ik heb een andere gesproken is er geen argument om een meervouds-n te spellen, want dat is helemaal geen meervoud.
En hoe zit het dan bij Sommige(n) van de leerlingen? Het advies op taaladvies.net keurt daar beide spellingen goed, naar mijn idee op de oneigenlijke grond dat je van de leerlingen als een nabepaling bij het zelfstandige sommigen zou kunnen zien. Maar die zelfstandigheid van sommige(n) blijkt in elk geval niet uit een generieke interpretatie. Je moet wel aan sommige leerlingen denken, en als je taalgevoel je zegt dat je dat woord niet kunt toevoegen tussen sommige(n) en van, dan komt dat waarschijnlijk omdat je sommige(n) van de als voorbepaling bij leerlingen ziet, waardoor leerlingen er toch achter staat. Volgens alle overwegingen zou sommige(n) daar dus niet-zelfstandig zijn.
Veel van de problematisch geachte voorbeelden uit de bovengenoemde literatuur hebben betrekking op zogeheten ‘floating quantifiers’, bijvoorbeeld De leerlingen hebben beide(n)/alle(n) dezelfde fout gemaakt. Dit komt alleen voor bij de twee telwoorden alle en beide, en het is op zichzelf al problematisch om hier een “zelfstandig gebruik” in te zien: de woorden vervullen geen zelfstandige zinsdeelfunctie (ze lijken “weggedreven” van het onderwerp ‘de leerlingen’), maar je kunt er ook geen zelfstandig naamwoord achter denken, noch is er een generieke interpretatie mogelijk. Het enige punt dat je zou kunnen maken is dat je de woorden voor de persoonsvorm kunt zetten, maar dat is niet zonder problemen (*Allen hebben de leerlingen deze fout gemaakt). In feite zou je moeten zeggen dat de woorden niet-zelfstandig zijn omdat ze noodzakelijk aansluiten op leerlingen. Geen wonder dat hier de meeste verwarring ontstaat. De “algemene regel” is niet goed toe te passen. Geen wonder ook, dat de taalkundigen op basis hiervan overwegen om het hele onderscheid tussen zelfstandig en niet-zelfstandig af te schaffen. Maar dit is naar mijn idee dan toch een beetje het kind met het badwater weggooien. Dan kun je beter die twee gevallen uitzonderen, als je dat per se zou willen. Het onderscheid tussen zelfstandig en niet-zelfstandig is in de andere gevallen veel minder problematisch.
Kortom, een op concepten gebaseerd grammaticaonderwijs (of spellingonderwijs) zou hier alleen de concepten meervoud en zelfstandig gebruik hoeven te didactiseren. Bij dat laatste kan het aan de argumentatie van de leerlingen worden overgelaten, of zij daarbij een specifiek zelfstandig naamwoord invullen, dan wel een generieke interpretatie kiezen. Al naar gelang is de ene of de andere spelling toegestaan.
Ik merk dat je zo’n spellingdiscussie nauwelijks kunt voeren zonder op een beregeling uit te komen, die dan onmiddellijk het gevaar in zich draagt om opgevat te worden als een voorschrift (met uitzonderingen!) en vervolgens blind toegepast te worden. Dat is natuurlijk niet de bedoeling, en ook geen goede didactiek. Een juiste didactiek maakt duidelijk wat de gedachte is achter een beregeling, en wat dus de betekenis van een spellingonderscheid is. Op die manier levert de didactiek bij onduidelijke gevallen een handvat om een redenering aan op te hangen. En dat is waar het uiteindelijk om gaat
* Aanvulling: Dit klopt niet. Nicoline van der Sijs meldt mij dat de kwestie al in de Renaissance speelde, zonder dat men tot een eenduidige regel kwam. De consensus dat naar personen verwijzende ‘gesubstantiveerde bijvoeglijke naamwoorden’, en in het verlengde daarvan zelfstandig gebruikte voornaamwoorden en telwoorden, in het meervoud een -n krijgen is echter in de achttiende eeuw ontstaan, bij taalkundigen als Moonen, Sewel en Huydecoper. De fout is mijn fout. Omdat in de door mij geraadpleegde literatuur alleen Den Hertog en De Vries genoemd werden ben ik er te gemakkelijk van uitgegaan dat de regel (zoals zo veel regels) uit de negentiende eeuw stamde.
DirkJan zegt
Ik herpost nu mijn eerdere reactie zonder er iets aan te veranderen. Maar wel interessant dat de Taalunie, Sommige van de medewerkers .. en Sommigen van de medewerkers … beide goedkeurt omdat niet goed is vast te stellen of sommige(n) hier wel of niet zelfstandig is gebruikt. Ik begrijp het ergens wel, heel ver weg, maar vind het niet zelfstandig gebruikt omdat er duidelijk naar medewerkers wordt verwezen, ook al staat mederwerkers nu na en niet voor sommige.
En als ik het stuk goed heb gelezen, wordt er geen antwoord gegeven op de opgeworpen zin waarom sommige hier ook zelfstandig gebruikt kan zijn. Dat zie ik niet en volgens Onze Taal, zo begrijp ik, gaat het hier om het woord mensen dat algemeen zou zijn, algemener dan bijvoorbeeld leerlingen en je dan wel geen n mag schrijven. Gooi maar in mijn pet. En vroeger vonden ze het allemaal ook al onduidelijk, dus Taalunie, lees weer even mee en schaf deze regel af. Dank u wel.
‘Mensen denken heel verschillend over grammatica: sommige moeten er niets van hebben …’
__
Onder dit aardige artikel van Henk Wolf over de spelling van viool spelen/vioolspelen reageerde oud-docent Nederlandse Harry Reintjes met o.a. de zinsnede:
“Mijn 35-jarige ervaring is dat de MEESTE leerlingen (mbo en hbo) alleen maar willen weten wat goed of fout is en wat de regels zijn. SOMMIGEN wilden dan soms (graag?) verder redeneren,”
Ik reageerde – ook omdat het over spelling gaat – dat het hier sommige moest zijn, want er was al sprake van leerlingen in de vorige zin en dan moet die n weg. Vervolgens had ik hier wat over gevraagd op Twitter aan Onze Taal en die reageerde met:
Onze Taal @onzetaal
In ‘Mensen denken heel verschillend over grammatica: sommige moeten er niets van hebben …’ is ‘sommige’ zeker ook goed, maar nog steeds denken we dat ‘sommigen’ hier ook kan. Misschien doordat ‘mensen’ zo algemeen is? Als er bv. ‘leerlingen’ had gestaan, was het anders geweest.
Dit snapte ik niet, waarom zou het hier wel sommigen mogen moeten zijn en niet sommige, want het gaat toch om sommige mensen, net als er leerlingen had gestaan? We kwamen er niet uit en ik tweette Peter-Arno Coppens, alias de Taalprof. Hij heeft heel wat tweetjes gestuurd om mij een en ander uit te leggen en te overtuigen, maar dat is niet gelukt. Hij heeft er gisteren en vandaag een stukje in Trouw aan gewijd en snap het onderscheid nog steeds niet. Waarschijnlijk ligt dat aan mijn beperkte denkraam, want ik ben niet zo slim, niet zo slim als mijn kinderen en de Taalprof. Ook Mient Adema heeft getracht het aan mij uit te leggen, maar tevergeefs. Hier de twee linkjes naar de korte stukjes van Peter-Arno:
https://www.trouw.nl/cultuur-media/wanneer-is-het-sommige-en-wanneer-sommigen~b905b2c0/
https://www.trouw.nl/rubrieken/waarom-is-het-eigenlijk-soms-sommigen~b8e3e5c0/
Voor ik verder ga, stelde ik ook de vraag Waarom wordt er eigenlijk zo’n onderscheid gemaakt met wel of geen n en dat je een overbodig onderscheid maakt tussen personen en zaken (en dieren)? Ik zou zeggen (dit vind ik al jaren), schaf die hele n af en alles zonder n, in alle gevallen. Je kan ook zeggen altijd overal een n, maar die n spreek je toch niet uit. Nu weet ik wat het gangbare antwoord hierop is en Peter-Arno schrijft in Trouw:
“Als je zonder verdere context een gesprek begint met de mededeling ‘Ik heb sommige in een doos op zolder opgeborgen en andere niet’, dan is dat volstrekt onbegrijpelijk. Het klinkt zelfs een beetje luguber, omdat je onwillekeurig aan personen denkt. Je moet echt al weten dat het bijvoorbeeld om elpees gaat, maar dan is er dus geen sprake meer van een zelfstandig gebruik van ‘sommige’ en ‘andere’. Dan zijn het ‘sommige elpees’ en ‘andere elpees’.”
Heel vergezocht en ik pareer deze redenering simpel met te zeggen dat je ook kan schrijven, ‘Ik heb ze in een doos op zolder opgeborgen en deze niet’, dan weet je nog niets. Nee, een loze regel, net als die n of geen n bij beide/beiden. Maak er altijd beide van.
Maar nu terug naar de tweet van Onze Taal en wat de Taalprof erover te zeggen heeft. Ik heb de regel altijd uitgelegd dat als er geen aanwijzing voor bijvoorbeeld sommige eerde in de tekst staat, dan schrijf je een n, dan wordt het zelfstandig gebruikt, staat die aanwijzing al wel eerder in de tekst, bijvoorbeeld leerlingen, dan moet je de n weglaten. Maar waarom bij de zin van Onze Taal met mensen wel een n, waarom is dit nu zelfstandig gebruikt? Ik snap het niet.
En ik kwam op dit alles door een fout van Harry en het valt mij al heel lang op dat deze fout vaak wordt gemaakt doordat mensen kennelijk (ook) niet weten dat je de n weglaat als er dus al naar een groep personen eerder in de tekst wordt verwezen. Schrijvers zijn geneigd om altijd een n te schrijven als het om mensen gaat, ten onrechte, maar dat is niet het spellingprobleem dat ik nu aansnijd.
Tot slot hier nog een toelichting van Onze Taal op hun site en kan ik er niet vinden waarom er nu een uitzondering is met de mensen-zin. Gaat het erom dat mensen een te algemeen woord is, anders dan leerlingen? Dat is wel zo, maar ik vind het geen reden om dan afwijkend te gaan spellen. In het advies wordt er ook niet over gesproken, net als er in de ANS er ook niets over is te vinden. Wat is dan precies ‘zelfstandig gebruikt’?
– Mensen zijn lui, maar de meesten doen wel aan sport.
– Leerlingen zijn lui, maar de meeste doen wel aan sport.
Beide zinnen zijn goed en ik begrijp niet waarom, ook niet na de geduldige uitleg van Peter-Arno.
Peter-Arno Coppen zegt
@Dirkjan: Wat zou je willen dat de Taalunie afschaft? De -n? De vrijheid? De spelling zonder -n?
DirkJan zegt
Alle respect voor de Taalprof voor zijn expertise op het gebied van grammatica, maar ik ben slechts een taalgebruiker die in eerste instantie op zijn gevoel afgaat. Ik ben zeker ook te overtuigen in allerlei taalkwesties waar ik anders over denk, maar het is niet aan mijn verstand te brengen dat als je mensen in een zin gebruikt sommige zelfstandig wordt gebruikt en bij leerlingen plotseling niet. Ik snap het niet en het zal aan mijn te kleine denkraam liggen en laat ik me hier maar bij neerleggen. Bedankt voor al je reacties en je twittergeduld.
En Peter-Arno, je werpt nog de vraag op of het niet beter is om dieren ook onder de regel van mensen te laten vallen in plaats van zaken. Dat vind ik het paard achter de wagen spannen en pleit dat alleen maar voor mijn suggestie om de n bij onbepaalde voornaamwoorden in alle gevallen, dus zowel bij personen, zaken en dieren, af te schaffen. En dan mag de Taalunie van mij in een zucht ook de n bij stoffelijke bijvoeglijk naamwoorden (gouden, houten) schrappen. Dus dan heb je antwoord op je vraag wat ik zou willen wat de Taalunie zou mogen doen, maar nooit gaat gebeuren.
[ En wat is het wezenlijke nut om zonder context te moeten weten of aan sommige kapstokken misschien enkele mensen, dieren of voorwerpen hangen, leerlingen, kangoeroes of elpees? Ik hou het er bij een onbepaalde context dan toch op dat het waarschijnlijk om enkel jassen zal gaan! 🙂 ]
Peter-Arno Coppen zegt
@Dirkjan: OK, jouw standpunt lijkt dus op dat van Paardekooper. Van Haeringen (en met vooruitziende blik Royen) vond dit geen goed idee omdat er taalgebruikers zijn die de -n uitspreken. Maar het is dus een voorstelbaar standpunt. Dan zie je af van dat verschil in zelfstandigheid (inclusief dat hele ‘eerder genoemd’), en al helemaal van het onderscheid tussen personen en zaken. Dat zal denk ik inderdaad niet zo snel gebeuren.
Overigens; aan een kapstok kunnen behalve jassen natuurlijk ook tassen hangen, paraplu’s, sjaals, petten, hoeden, sleutelkoorden, rugzakjes, stropdassen, en allerhande huishoudelijke hangbare zaken.
DirkJan zegt
Goed lezen is natuurlijk niet alleen een basisvaardigheid, maar ook een ware kunst, want ik zie nu dat ik ook reageerde op een reactie van Arno, waarvan ik dacht dat het Peter-Arno was, dit in verband met het onderscheid tussen mensen en dieren.
Peter-Arno Coppen zegt
@Dirkjan: Het korte antwoord op je laatste vraag is dat de eerste zin goed is omdat ‘de meesten’ een zelfstandige lezing heeft (namelijk ‘de mensen’). Jouw argument dat het woord ‘mensen’ al eerder genoemd is en dat het dus alleen maar niet-zelfstandig zou zijn, klopt niet. Hooguit zou daar de zelfstandige en de niet-zelfstandige lezing toevallig samenvallen omdat de zelfstandige lezing al met het woord ‘mensen’ wordt omschreven. Je zou dus wel het punt kunnen maken dat ‘de meeste’ daar OOK goed is, maar niet dat het de enige mogelijkheid is. In de tweede zin is de meest waarschijnlijke lezing dat het om ‘de meeste leerlingen’ gaat, en dat is hoe dan ook een niet-zelfstandige lezing. Ook daar zou je de spelling ‘de meesten’ kunnen verdedigen als je de zin kunt lezen in de betekenis ‘Leerlingen zijn lui, maar de meeste mensen doen wel aan sport’. Ik vind die lezing onwaarschijnlijk, maar ik kan me voorstellen dat je er een context voor kunt bedenken.
Kortom: het punt is niet zozeer dat “beide zinnen goed zijn”, maar dat de spelling op deze wijze de meest waarschijnlijke lezing vertegenwoordigt. Het gaat niet om een willekeurige spellingkeuze maar om een betekenis.
Anoniem zegt
Harry Reintjes schreef:
Vraagje voor Peter-Arno.
“Mijn 35-jarige ervaring is dat de MEESTE leerlingen (mbo en hbo) alleen maar willen weten wat goed of fout is en wat de regels zijn. SOMMIGEN wilden dan soms (graag?) verder redeneren,”
DirkJan vond hier “sommigen” fout. Mijn “verweer” was: nieuwe zin, dus hartstikke zelfstandig (en mensen).
Wat vind jij?
Peter-Arno Coppen zegt
Ik zou hier redeneren dat de specifieke interpretatie ‘leerlingen’ hier wel heel erg voor de hand ligt. Dat zou voor mij een argument zijn om het niet-zelfstandig te noemen. Maar zoals ik boven al beschrijf is de bestaande regeling niet ondubbelzinnig.
Door het op te hangen aan dat duidelijke betekenisverschil tussen generieke en specifieke lezing krijg je volgens mij iets waar leerlingen beter mee overweg kunnen.
Anoniem zegt
harry reintjes schreef
dank peter-arno
Arno. zegt
Er komen in dit artikel diverse kwesties aan de orde, niet maar één. Ik haak in op de zin ‘Sommige(n) van de leerlingen’. Mijn taalgevoel stuurt me in de richting van de vorm zonder n, maar ik kom niet zo gauw op een rationalisering daarvan. Vaak zoek ik naar analogieën en kom dan op het toepassen van andere bijvoeglijk gebruikte woorden. ‘De oudste(n) van de leerlingen’… Maar het risico van analogieën is dat ze schijnanalogieën kunnen zijn. Ik heb wel horen verdedigen dat mannen sex moeten kunnen hebben met meer dan één vrouw op grond van het argument: bij herten is dat ook zo. Wie dat beweert gaat even voorbij aan het feit dat mensen geen herten zijn. En zo zijn sommige(n) en oudste(n) weliswaar allebei bijvoeglijke bepalingen in dezelfde positie, maar een wezenlijk verschil is, dat sommige(n) nooit enkelvoud kan zijn, terwijl bij oudste(n) een verschil ontstaat tussen enkel- en meervoud. Het gaat om telwoorden en die zijn per definitie het een of het ander, hoe vaag (hoe floating) ook. Toch leert me de vergelijking wel iets. Ik concludeer, dat de n van ‘sommige(n)’ niet samenhangt met enkelvoud of meervoud, ook niet afhankelijk (gedacht) hoeft te zijn van zelfstandig of niet; de enige functie zou zijn het onderscheid maken tussen persoon en zaak. Omdat het in ‘sommige(n) van de leerlingen’ over personen gaat, lijkt de kwestie zich te ontwikkelen richting ‘pro-n’. Maar! of we hier een zaak of persoon hebben is helemaal geen kwestie, omdat het woord leerlingen hier in dezelfde woordgroep expliciet staat opgeschreven. Daaraan kan ik een argument ontlenen tegen de n. Maar of dit een gezonde rationalisering is van mijn taalgevoel, daarover twijfel ik nog rustig een poosje verder.
Een kwestie die nog niet eens aan de orde komt, maar wel speelt (volgens mij), is deze: wat doen we met dieren? Op school heb ik geleerd dat die n in ‘Mensen denken heel verschillend over grammatica: sommige(n) moeten er niets van hebben.’ alleen voor personen geldt en aangezien dieren geen personen zijn, schrijf je bij dieren nooit die n. Ik merk in de praktijk om mij heen dat het voor ‘velen’ (veel mensen) moeilijk is om in het geval van dieren die n niet te plaatsen. Terwijl ik geleerd heb dat ‘vrij lopende paarden in de natuur hebben het zwaar; vele lijden honger.’ de juiste spelling zou zijn (even los van de kwestie al dan niet zelfstandig), gebruiken naar mijn waarneming de meesten (de meeste mensen) in deze zin ‘velen’. Dieren als zaken zien is niet meer van deze tijd, zal misschien het gevoelen zijn van de tegenwoordige mens.
Peter-Arno Coppen zegt
@Arno: De stelling ‘dat de n van ‘sommige(n)’ niet samenhangt met enkelvoud of meervoud’ lijkt me – met alle respect – absurd. Je kunt natuurlijk argumenteren dat het onderscheid tussen mensen en zaken (of dieren) ook een rol speelt, of dat zelfstandig gebruik er niet toe doet, maar de -n is in de eerste plaats een meervoudsuitgang. Dat zie je bijvoorbeeld al aan het feit dat hij bij een enkelvoudige betekenis niet aan de orde is.
Je taalgevoel bij ‘sommige van de leerlingen’ wijst erop dat je ‘sommige’ daar net als in ‘sommige leerlingen’ als voorbepaling bij ‘leerlingen’ beschouwt.
Arno. zegt
Het zinsdeel ‘de oudste van de leerlingen’ wordt van enkelvoud meervoud door toevoeging van een n: ‘de oudsten van de leerlingen’. Zie: ‘De oudste van de leerlingen IS niet per se de beste’, naast ‘de oudsten van de leerlingen ZIJN niet per se de besten’. Maar of je nu ‘sommige van de leerlingen’ schrijft, dan wel sommigen van de leerlingen’, je hebt het altijd over meer dan één leerling. In die zin maakt de n geen onderscheid in het letterlijke getal (niet het grammaticale getal) van de woordgroep ‘sommige(n) van de leerlingen. Of ben ik nou gek? Zelfs al zou je ‘sommige’ grammaticaal het getal enkelvoud toeschrijven, ‘ad sententiam’ is het een meervoud. En de woordgroep ‘sommige van de leerlingen’ is ook grammaticaal een meervoud. Wees uitgenodigd om een zin te bedenken met ‘sommige van de leerlingen’ als onderwerp en een gezegde in het enkelvoud.
Ik zocht naar wat die n met zijn presentie of absentie ons nou eigenlijk vertelt. Dat is niet of we het over één of meer leerlingen hebben, het zijn er altijd meer. Zo bedoelde ik het. Hierop weer verder denkend vraag ik me daadwerkelijk af of we het inderdaad over een grammaticaal getal (enkelvoud vs. meervoud) hebben. Waarschijnlijker komt het me nu voor dat de bedenker van de regel over het wel of niet gebruiken van een n ons met een probleem opzadelt, dat helemaal niet bestaat. Maar dat kan ook weer absurd worden gevonden.
Peter-Arno Coppen zegt
@Arno: ‘sommige’ is in elk geval een andere woordsoort dan ‘oudste’. De Algemene Nederlandse Spraakkunst ziet het als een onbepaald voornaamwoord, je zou ook het punt kunnen maken dat het iets van een telwoord heeft. Het duidt in elk geval geen eigenschap aan (iets wat je kunt zijn), maar het wijst meer op een onbepaald (meervoudig) aantal. Er zit dus een meervoudige betekenis in opgesloten. De constructie met ‘oudste’ verschilt ook nog op een andere manier van die met ‘sommige’. Je kunt wel zeggen ‘Van de leerlingen zijn zij de oudsten’ maar niet ‘Van de leerlingen zijn zij sommigen’. Je kunt wel zeggen ‘Wij hebben alleen de oudsten benaderd van al jouw leerlingen’ maar niet ‘Wij hebben alleen sommige gevraagd van al jouw leerlingen’. Ten slotte kun je best spreken van ‘De oudste leerlingen van alle leerlingen’ maar minder goed van ‘Sommige leerlingen van alle leerlingen’.
Het lijkt erop dat ‘sommige van de’ zich meer gedraagt als een voorbepaling bij ‘leerlingen’ (waardoor de ‘-n’ bij sommige overbodig wordt) dan ‘de oudste van de’. Daar lijkt het er meer op dat ‘van de leerlingen’ een nabepaling is van ‘de oudste’ (of misschien wel een losse bijwoordelijke bepaling van beperking), waardoor de ‘-n’ daar bij een meervoudige betekenis van ‘oudste(n)’ zinvol lijkt.
DirkJan zegt
Woorden als oudste, mooiste en slimste zijn toch overtreffende trappen en hebben daardoor niets met onbepaalde voornaamwoorden te maken als sommige, enkele en beide? Bij een overtreffende trap laat je de n weg als het om één onderwerp gaat en je plaatst er een n achter als het om een meervoud gaat: Hij is de slimste, Zij zijn de slimsten, Dat schilderij is de mooiste, Die schilderijen zijn de mooisten. Dus dat geldt ook voor oudste/oudsten. Of denk ik nu te simpel? 🙂
Peter-Arno Coppen zegt
@Dirkjan: Ja dat is iets te simpel gedacht. Ook bij bijvoeglijke naamwoorden blijft volgens de “algemene regel” de -n achterwege als ze niet-zelfstandig gebruikt zijn: ‘De jongste leerlingen vinden dit moeilijk maar de oudste niet”. En ook wordt de meervouds-n volgens die regel alleen toegevoegd bij personen (dus niet bij die schilderijen).
Ikzelf zou, analoog aan de kwestie bij sommige(n), een onderscheid maken tussen ‘Deze leerlingen zijn de oudste’ en ‘Deze mensen zijn de oudsten’ omdat ik in het eerste geval ‘leerlingen’ erbij denk en in het tweede geval de generieke betekenis lees. Ik zou daar ook wel de redenering kunnen accepteren dat je het wóórd ‘mensen’ daarachter denkt en dus de spelling ‘oudste’ hanteert, maar ‘Deze leerlingen zijn de oudsten’ is voor mij een vreemde spelling.
DirkJan zegt
Dank voor deze toelichting, het is toch niet zo simpel. En het is dus nooit, Deze schilderijen zijn de mooisten en ook niet, Deze leerlingen zijn de slimsten. Vond het al wel vreemd, maar ik vind wel meer vreemd in spelling en grammatica.
https://onzetaal.nl/taaladvies/beide-beiden/
Ik had gisteren nog een korte correctie-reactie verzonden, maar die werd kennelijk geweigerd door het spamfilter omdat ik met een link eindigde, die heb ik bij deze tweede poging nu hierboven gezet. Een tweet naar @Neerlandistiek is net, of nog niet, opgepikt, dus nog een keer.
Beide is natuurlijk – zoals ik wel suggereerde – geen onbepaald voornaamwoord, maar zo lees ik in Van Dale, een hoofdtelwoord. Wel grappig als je dan een zin maakt waar zowel een mens als een dier in voorkomt: Britt en haar paard zijn beide(n) nerveus. Wat dan? Onze Taal heeft hier een paar oplossingen voor, maar de beste oplossing vind ik toch om die hele regelgeving in deze n-kwestie af te schaffen, nergens een n, ook niet bij superlatieven en beide(n). Zie de link hierboven.
Mient Adema zegt
Nou ja, oud, slim en mooi doen overal de ennetjes waar andere bijvoeglijke naamwoorden en hun comparatieven en superlatieven dat ook doen. maar sommige(n) gedraagt zich soms wat anders. Je bent in zoverre simpel aan het denken dat in de zin
“dat schilderij is de mooiste” de mooiste niet op schilderij slaat (dan zou het het mooiste zijn), maar op b.v. kunstuiting als dat in de context voorkwam. En “die schilderijen zijn de mooisten” is natuurlijk een dot van een personificatie. We kennen beiden het verschil tussen mensen en zaken wel en wat dat voor de toevoeging van de -n betekent.
Het is een beetje bijzaak. We blijven er toch wat verschillend tegenaan kijken. Honni soit qui mal y pense.
Arno. zegt
Zo zijn we inderdaad terug bij ‘mensen zijn geen herten’. Bedankt voor de reacties. Groet, A.
C.W. Schoneveld zegt
Is het inderdaad niet een kwestie van wat de schrijver Wil. Wil hij dat je een zelfstandig woord LEEST of niet. Alleen moet hij natuurlijk wel weten dat er een verschil is tussen de twee mogelijkheden. Weet hij dat niet, dan is hij dus alleen maar incompetent, en moet hij even een uitleg krijgen..
Peter-Arno Coppen zegt
@C.W. Schoneveld: Ja dat is een interessant punt. Enerzijds kun je natuurlijk uitgaan van een zeker taalgevoel, maar aangezien spelling voor een groot deel (en zeker in deze kwestie) beredeneerd is, kan er ook zeker sprake zijn van een bewuste keuze, die dan samenhangt met een betekenisverschil. In een didactiek zou je dit uiteraard benadrukken: met het spellingverschil correspondeert een betekenisverschil. Het probleem is dan natuurlijk wel een beetje dat de lezer zich hiervan ook bewust moet zijn, anders werkt het niet. Naarmate lezers het betekenisverschil niet (of niet meer) oppikken, verdwijnt ook het belang van het spellingverschil.