Ineens is het rode vilten vierkantje een symbool. Een paar jaar geleden had men je op de universiteit vreemd aangekeken als je zo’n ding op je blouse had gespeld, maar inmiddels weet iedereen wat het betekent: je maakt je zorgen om de universiteit, om de enorme druk die er op het werk staat, je wil dat er wat gebeurt. Je hebt je aangesloten bij WO in Actie.
Dankzij WO in Actie weet men ook op het ministerie dat die zorgen zijn – en maakt men zich daar tenminste een beetje zorgen om. Het verhaal gaat dat de minister vorig jaar zo graag met de initiatiefnemers wilde spreken, dat ze zelfs aanbood om tussen de middag naar het kantoor van één van hen te komen toen ze zeiden dat ze zo overvol zaten met afspraken met studenten dat ze geen tijd hadden om naar Den Haag te komen.
Het succes van die actiegroep is vrijwel geheel te danken aan een driemanschap: Rens Bod van de UvA, Remco Breuker uit Leiden en Ingrid Robeyns van de Universiteit Utrecht. Die drie zijn academische helden van deze tijd, zo’n beetje de laatste intellectuelen aan de Nederlandse universiteit – mensen die zich nog om iets anders druk maken dan hun h-index en hun functioneringsgesprek, maar die iets proberen te betekenen voor de samenleving. Mensen die naar hun aard uiterst zachtmoedige studeerkamergeleerden zijn, maar die hebben gezien dat het écht niet meer kan en daarom in actie zijn gekomen.
Geldstromen
In de aanloop van komende week maandag – wanneer de universiteiten hun Academisch Jaar weer plechtig zullen openen – publiceerden de drie een boekje met 40 stellingen over de wetenschap. Iedere stelling is voorzien van een korte, column-achtige toelichting. Op Twitter is de discussie erover al losgebarsten.
Die toevoeging ‘over de wetenschap’ is verrassend, want eigenlijk gaan de stellingen vooral over de universiteit. Weliswaar luidt stelling 5 ‘Alleen de universiteit kan een waarborg bieden voor onafhankelijk onderzoek en onderwijs’, waarmee de suggestie wordt gewekt dat we de wetenschap alleen kunnen redden door de universiteit te redden, maar de bekommernis van Bod, Breuker en Robeyns ligt duidelijk bij de structuur en de financiering van de universiteit: de roofbouw die wordt gepleegd op jonge medewerkers, de weinig democratische, ‘feodale’ structuur die er heerst, de onwenselijkheid van de onderverdeling in alfa, bèta en gamma bij de geldstromen, enzovoort. Zelfs de gewenste vorm van het promotietraject komt aan de orde.
Reëel
Er zijn mensen die WO in Actie bekritiseren om het te concrete van de eisen. Wetenschappers moeten zich met wetenschap bezighouden, zuiver en alleen met wetenschap, ze mogen zich niet bekommeren om zoiets ordinairs als arbeidsvoorwaarden, ze moeten blij zijn met de fantastische baan die ze hebben en anders moeten ze meteen een revolutie beginnen en de hele wetenschap omverwerpen. Maar als ze al een arbeidscontract of cao hebben, dient dat zich te verschuilen onder een groot aantal andere papieren en boeken over onbegrijpelijke onderwerpen. Het hele systeem moet eerst op de schop! Dan praten we weer verder over de arbeidsvoorwaarden.
Ik ben niet zo iemand.
De arbeidsproblemen, hoe ordinair ook, zijn reëel. De last waaronder in ieder geval sommige medewerkers van de universiteiten psychisch en fysiek bezwijken is reëel. De uitholling van het systeem waardoor de kwaliteit van universitaire opleidingen steeds minder gegarandeerd kan worden, is reëel. Het ontstaan van een academische kaste van onaanraakbaren die tijdelijk contract op tijdelijk contract sluiten waarin ze alleen onderwijs mogen doen terwijl voor het afsluiten van een nieuw contract geldt dat ze wel ook gepubliceerd moeten hebben, is reëel. Het is volkomen terecht dat aan al dit soort zaken stellingen gewijd zijn.
Voet aan de grond
Soms gaan Bod, Breuker en Robeyns wel erg in detail – de gedachte dat hogescholen eigenlijk ook universiteiten zijn, daar wil ik best beschaafd over debatteren, maar ik ga er niet met een rood vierkantje en gebalde vuist de straat voor op. Maar voor het grootste deel hebben ze gelijk en maken ze in hun toelichtingen verstandige analyses van problemen die hoognodig moeten worden opgelost.
Het enige bezwaar dat ik heb, is dat er weinig aandacht wordt besteed aan de vraag: wat gaan we nu concreet doen? Hoe organiseren we, in tijden van corona, het protest. Het woord vakbond komt tot mijn teleurstelling slechts één keer voor in dit boekje, in het voorbijgaan. B,B en R suggereren dan dat je je kunt aansluiten bij een vakbond of WO in Actie. Nee! Je moet je aansluiten, in ieder geval bij een vakbond – en daarnaast eventueel bij WO in Actie. De laatste club is heel belangrijk als vliegwiel en als denktank maar kan nooit de organisatorische kracht en de samenwerking met andere factoren bieden van de vakbond.
Bijna alle aangeroerde kwesties zijn typische vakbondskwesties. Individuele wetenschappers worden opgeroepen om zich uit te spreken over de problemen, en om dit zo veel mogelijk samen met studenten te doen, die net zo goed te lijden hebben onder de problemen. Maar als individuele onderzoeker kun je niet veel doen. Ook WO in Actie – geen rechtspersoon, geen kantoor – kan geen systematische ondersteuning bieden.
Solidariteit
Het gaat niet zonder de vakbonden. Zij organiseren – in samenwerking met WO in Actie – volgende week maandag een landelijk protest, de Tour of Academics. Dat is bescheiden, maar het is een stap. Het is belangrijk om zoiets in ieder geval te steunen.
Zoals het hoe dan ook belangrijk is om lid te zijn van een vakbond. Vóór corona was de situatie penibel, tijdens corona kwamen daar ineens alle problemen bij van het online-onderwijs (ik heb zelden zo weinig naar een nieuw jaar uitgezien als nu), en na corona zal er een gigantische economische crisis zijn. Het ziet er dus niet goed uit. We hoeven niet verbaasd te zijn als we over vijf jaar nostalgisch terugblikken op de werkdrukproblematiek.
Daartegen kunnen we ons maar op een manier wapenen: organisatie. Dat geldt trouwens ook op het niveau van het individu – ik zou niemand aanraden de komende periode door te maken zonder organisatie en solidariteit.
Het moet dus wat mij betreft allemaal misschien wel nóg ordinairder dan wat Bod, Breuker en Robeyns doen: na die 40 stellingen gaan we over tot actie. Niet praten, maar fietsen. Ik vermoed dat de auteurs het daar van harte mee eens zijn en hoe dan ook lijkt me dit een goed begin. Je krijgt wetenschappers al zo lastig mee, dat lukt natuurlijk nooit zonder zo’n abstracte discussie over het belang van de universiteit voor de samenleving.
Rens Bod, Remco Breuker, Ingrid Robeyns. 40 stellingen over de wetenschap. Boom, 2020. Bestelinformatie bij de uitgever.
Doe mee aan de Tour of Academics. Meld je aan bij AOB of FNV
Ronald V. zegt
Boom geeft veel filosofie uit. We mogen best wel blij zijn met die uitgeverij. En nu dan dit boekje.
Mijns inziens heb je gelijk met je oproep om zich bij een vakbond aan te sluiten. Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm dat wil.
Maar wat verder? De aangesneden kwestie is al met al een politieke kwestie. Politici moeten worden aangesproken en bijgespijkerd. Hebben de politieke partijen allemaal al dat boekje ontvangen?
Marc van Oostendorp zegt
Bij mijn weten is dat precies wat de auteurs hebben gedaan (ik geloof via de relevante woordvoerders in de Tweede Kamer). Er kan op dit punt ook nog wel meer gebeuren, maar ik denk dat daarvoor ook een sterke(re) organisatie nodig is.
Jona Lendering zegt
Ik heb het boekje gelezen en heb er heel gemengde gevoelens bij. Enerzijds ben ik blij dat zoiets wordt geschreven en ben ik ook blij dat er wat reuring wordt gemaakt. Anderzijds: dat hebben we eerder gezien. De beschreven problemen zijn al heel lang bekend en worden desondanks niet aangepakt. Voor Den Haag is wetenschap immers een kostenpost en geen investering. Zolang dit zo is, is het niet zo zinvol, denk ik, de problemen wéér te benoemen. Dat is een beproefd onvruchtbare benadering.
Wil je iets bereiken, dan moet je Den Haag iets tonen waar Den Haag wél op reageert. Het moet electoraal noodzakelijk worden iets voor de kennisinfrastructuur van de samenleving te doen. We moeten dus uitleggen dat wetenschap iedereen aangaat.
De auteurs – die ik alle drie bewonder – kiezen ervoor wetenschapscommunicatie onbehandeld te laten. Volgens mij is dat echter de uitweg uit de ellende: dat de universiteiten hun inzichten beter delen, de samenleving het wetenschappelijk proces tonen, ja erbij betrekken. In dit boekje ontbreekt deze dimensie. Ik verwacht daarom weinig, hoop dat ik ongelijk krijg en wil me zelf blijven inzetten voor betere voorlichting.
Johan Oosterman zegt
Mooie bespreking Marc, en eens met de reactie van Jona, al heb ik altijd moeite met termen als ‘investering’ wanneer het om wetenschap of kunst gaat. Ook dat begrip ‘investering’ wekt de indruk dat je er wat geld in moet steken zodat het uiteindelijk meer opbrengt dan wat het gekost heeft. Wetenschapscommunicatie is inderdaad van groot belang, maar niet enkel zoals dat vaak gebeurt: jaren mooi onderzoek doen en er dan een paar lezingen en interviews over geven. Nee, die communicatie begint veel vroeger. Zeker geesteswetenschappers en sociale wetenschappers kunnen al vanaf het begin van hun onderzoek in gesprek met mensen die geïnteresseerd zijn, over wie het gaat, die belanghebbenden zijn bij wat wij onderzoeken en die vaak ook, door hun vragen, door vormen van crowdsourcing, kunnen en willen bijdragen aan de wetenschap. Zo kunnen we de ivoren toren afbreken. Als ik het boekje lees bekruipt mij toch teveel het gevoel dat die ivoren toren eigenlijk nog volop bestaat: wij van de wetenschap weten wat goed is voor de wetenschap…
En verder? Ja, lid worden (zijn, blijven) van een vakbond, je stem laten horen, en als je politiek betrokken bent: schrijven naar kamerleden, naar de partij waarvan je lid bent, erop blijven hameren dat onderwijs en wetenschap het fundament van de samenleving vormen (veel meer dan Schiphol en KLM).
Marc van Oostendorp zegt
Nee, ik ben het helemaal niet met Jona eens. B,B&R benoemen zeer concrete problemen. Dat die al vaker benoemd zijn, wat betekent dat? Het is wat mij betreft precies een reactie van het type dat ik hierboven benoem als “Het hele systeem moet eerst op de schop! Dan praten we weer verder over de arbeidsvoorwaarden.” Ondertussen zitten er vele, vele medewerkers ziek thuis.
Het heeft ook niks met wetenschapscommunicatie te maken. Die problemen doen zich overal voor in de publieke sector – de zorg, het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, noem maar op. Is het probleem van die mensen óók dat ze niet voldoende communiceren hoe belangrijk het is wat ze doen? Nee, natuurlijk niet. Iedereen weet hoe belangrijk de zorg is, en het onderwijs. Ik denk ook dat iedereen weet hoe belangrijk wetenschappelijk onderwijs is, het is de ambitie van vrijwel iedereen daar zijn kinderen uiteindelijk op de universiteit terecht te laten komen. Dat mensen vervolgens geen idee hebben wat die wetenschap precies is, is een heel andere kwestie.
De ellende van de wetenschap is meer dat wetenschappers zich nooit verenigen; dat als er eens mensen opstaan die iets willen doen, andere mensen zeggen: ja, maar, die problemen zijn allang bekend. Ja, maar er zijn ook nog heel andere problemen. Ja, maar het wordt toch niks. Ja, maar ik heb ook nog een goed idee. Ja, maar eigenlijk moeten die overspannen medewerkers ook nog meer aan wetenschapscommunicatie doen.
In Nederland komt daar het probleem bij dat wetenschappers de hele tijd as over hun hoofd moeten strooien: ja, we doen het inderdaad zelf verkeerd, och, we verkeren ook in een luxepositie, het ligt allemaal echt aan ons. Waar in het VK inmiddels al een paar keer succesvol gestaakt is, voor ordinaire zaken als het pensioen, daar lukt zoiets in Nederland niet. Want ja, het is ook eigenlijk allemaal onze eigen schuld.
De studenten van Utrecht hebben berekend dat er iedere dag in Utrecht alleen al 10.000 uur wordt overgewerkt. Iedere werkdag wordt er voor een jaar of 6 gratis gewerkt. Laat dat op je inwerken. (Ik vermoed dat die berekening wat geflatteerd is, maar landelijk ga je daar zeker overheen.)
Ik zou zeggen: het zijn concrete problemen die BB&R benoemen. Het zijn echte problemen, die mensen raken. Laten we nu ophouden met al dat gejamaar en ons achter deze problemen verenigen, en daar een vuist voor maken.
Berthold van Maris zegt
“Het verhaal gaat dat…”
Wat is dit voor rtl-boulevard-niveau?
DirkJan zegt
Ga fietse …