
Terwijl de wereld in brand staat, hebben vooral in de Angelsaksische wereld vooral jongere taalkundigen – studenten, promovendi – een identiteit ontdekt: die van taalkundige. En zoals bij veel moderne identiteiten zorgt dat meteen voor ongemak.
Zo’n identiteit moet namelijk gepaard gaan met een eigen cultuur. Je hebt grapjes nodig voor intimi (‘I wish I was schwa – never stress’), personen van wie iedereen het gezicht herkent zodat je ze op een grappig T-shirt kunt zetten (Noam Chomsky, Ferdinand de Saussure) en plaatjes voor op een mok.
Bij dat laatste is nu het gedonder begonnen. Vaak wordt hiervoor namelijk een tekeningetje gebruikt van een vogeltje, de wug. De Amerikaanse psychologe Jean Berko Gleason tekende dat plaatje in 1958, als promovenda. Ze deed onderzoek naar de vraag of kinderen de regels kennen om in het Engels het meervoud te maken. Ze liet ze daarvoor een plaatje zien van zo’n wug – een dier waarvan ze de naam nog nooit hadden gehoord omdat Gleason die zelf verzonnen had. Daarna liet ze een plaatje zien met twee van die dieren en zei: ‘These are two…’ Een zin die de meeste kinderen moeiteloos kunnen aanvullen met wugs.
Dat experiment – eigenlijk natuurlijk een methodologie van niets – werd beroemd, en het plaatje ook. En dat werd dus een mascotte in die nieuwe cultuur voor jonge mensen die hun taalkundige identiteit wilden beleven.
Vervolgens ging alles fout. Gleason, inmiddels een oudere dame, die nergens zo beroemd om is als om die poppetjes die ze in 1958 voor haar onderzoek had getekend, dacht dat ze misschien wel wat geld kon verdienen van deze rage in kleine kring. Dus stuurde en stuurt ze advocaten af op studenten die haar plaatje gebruiken.
Tegelijkertijd begonnen een paar relatief jonge taalkundigen een min of meer commerciële website, Lingthusiam, waarop ze merchandise verkochten: T-shirts met ‘I wish I was English schwa – no stress’. En mokken met wugs.
Die bom is nu dus gebarsten. Gleason heeft zich tot de ondernemers gewend als ware zij vreselijk benadeeld door deze miljoenendeal en ze verzocht die wugs te verwijderen. Zij hebben daarop een enorme lap tekst op hun website geplaatst, waarin ze het doen voorkomen dat zij door die mokken te verkopen eigenlijk opkomen voor al die arme achtergestelde studenten met een taalkundige identiteit die zo graag een wug op hun arm willen tatoeëren, maar daartoe worden gehinderd door die vreselijke Gleason.
Het is wat er kortom al snel gebeurt als mensen hun identiteiten gaan gebruiken: er ontstaat een conflict waarbij iedereen zich voordoet als slachtoffer. Gleason wordt uitgebuit door allerlei onverlaten die zomaar haar tekeningetje gebruiken. De ondernemers worden uitgebuit omdat ze niet wat geld mogen verdienen aan de tekeningen van iemand anders.
Iedereen is buitengewoon zielig. Als dát de taalkundige volksaard is, pas ik ervoor. Tijd voor wat neerlandistische T-shirts!
Illustratie: Omslag the Wug test book van Jean Berko Gleason
Mokkend over mokken
Laatst, gister zelfs, dacht ik aan mokken met plaatjes. Naar aanleiding van straatpoëzie. Ik wil geen teksten op mijn gevel of op die van mijn overbuurman, zo overwoog ik, en ik wil ook geen mokken en bekers met daarop prentjes van Corneille (de schilder, niet de toneelschrijver) of wie dan ook. En ik wil ook geen T-shirts met teksten en/of plaatjes. Ook niet als ze zijn ontworpen door ons aller multitalent Oostendorp.
Doet me denken aan een zoon. “Ik wil een leger T-shirt”, zo verstond zijn moeder hem toen hij eigenlijk zei: “Ik wil een lege T-shirt.” Hij mocht geen leger T shirt. Pas een jaar later kwam de moeder erachter dat zoonlief een T shirt wilde zonder enige opsmuk en opdruk. En fok de sukkemokken.
Ik heb geloof ik nog ergens een mok met het oude Neder-L-logo.
Ik krijg nog geld van je.
De markt is denk ik vrij beperkt, tenzij je een snaar bij het brede publiek of het onderwijs raakt. Op taalverhalen.be wordt bijv. gemeld dat een partij mokken met dialectkaarten nog altijd niet is uitverkocht.
Een koffemok met een Multatuli-citaat (‘Maar koffi hebben we, riep Tine’) zou weggezet kunnen worden via het Multatulimuseum, maar die hebben dat soort meuk waarschijnlijk al in overvloed. Misschien dat je via Univ. Leiden iets kan doen met een Bilderdijk-portretmok (rechtenvrij in hoge resolutie bij het Rijks Museum).
T-shirts en posters met gedichten doen het wel goed. De posters van Plint zie je overal op scholen.
Maar waarom niet: een net vormgegeven poster met de klinkervierhoek en de medeklinkers van het Nederlands plus (tactisch luguber) doorgesneden hoofd met de articulatieplaatsen. Die wil elke leraar Nederlands in haar lokaal hebben hangen. Past ook wel op een koektrommel.
Ik zat te denken of je een afbeelding van Donald Duck zomaar op je achterwerk mag laten tatoeëren, zonder inbreuk te maken op het copyright van Disney. Ik denk dat het niet mag en ik geloof dat tatoeëerders, zo heb ik de indruk, dat ook niet zullen doen. voor je het weet worden zij ook aansprakelijk gesteld. En een tatoeëerder als Henk Schiffmacher is een soort kunstenaar die zijn eigen werk onder de huid van liefhebbers aanbrengt en daar vraagt hij geld voor, ook voor zijn creatieve tekeningen. Ik denk niet dat hij blij zal zijn als andere tatoeëerders zijn bekende afbeeldingen zonder toestemming, gratis gebruiken om ook een graantje mee te pikken van de creativiteit en het (internationale) succes van Schiffmacher. Waarom zou hij daar ook blij mee moeten zijn?
Op mijn website staat dat iedereen alles vrij mag overnemen zonder daar topbestemming voor te vragen, ik ben voor free flow of information en voor de beweging van Creative Commons. Over commercieel gebruik schrijf ik niets, want het is logisch dat daar /altijd/ toestemming voor nodig is en indien je die geeft vind ik jet ook normaal en redelijk dat je dan meedeelt in de winst die van je werk wordt gemaakt, hoe klein zo’n bedrag ook kan zijn, het gaat om het principe.
Marc is daar net zo vrij in, nog vrijer zelfs, denk ik, maar hij heeft met Neerlandistiek al een paar keer flink zijn neus gestoten door het overnemen van foto’s waarvoor hij een gepeperder rekening kreeg gepresenteerd en weet hij dat overleg, of redelijkheid, ‘Ik haal de foto gelijk weg’, niets uithalen, je zal altijd moeten betalen. Procederen heeft geen enkele zin, tenzij je nog meer kosten wilt maken. Dat is de realiteit en heel onredelijk is die niet, zeker als mensen geld aan je werk proberen te verdienen, zoals hier in geval van het verkopen van mokken met een tekeningetje van een mevrouw zonder daarvoor in de buidel te willen tasten. Wie is er nu hebzuchtig?
Van Oostendorp vindt het maar een kleinzielig dametje en de ondernemers zijn in zijn ogen de slachtoffers., Op Twitter schrijft hij dat de dame er ook heus geen miljonair van zal worden, evenmin de mokkenverkopers. Maar dat is natuurlijk wel een heel zwak non-argument. De vrouw in kwestie mag een kopje lauwe thee drinken uit een mok met haar vogeltje erop, waar ze zelf voor heeft moeten betalen, in haar koude studeerkamertje en mogen de mokkenverkopers van haar werk, van haar onbetaalde creativiteit, straks een weekje in de zon op hun kont liggen op Ibiza met een groot glas sangria onder de parasol. Daggutniet.
__
En ik ben zelf ook door schade en schande wijs geworden met het plaatsen van foto ’s op mijn website, want ik heb ook een keer fors moeten betalen. Ik heb vervolgens allerlei ander beeldmateriaal van mijn site verwijderd, maar niet alles. En vorige week heb ik nog een risico genomen door toch een fotootje van Doutzen Kroes te gebruiken. Ik geloof niet dat ik heel veel risico loop, maar zeker is dat niet, maar voor Doutzen heb ik dat er wel voor over.
DirkJan schreef: ‘Ik zat te denken of je een afbeelding van Donald Duck zomaar op je achterwerk mag laten tatoeëren, zonder inbreuk te maken op het copyright van Disney.’
Er zijn allerlei beperkingen van het copyright en merkenrecht. Bij de case van ‘Wug’ hierboven beroepen de mokmakers zich op iets als inburgering: het wug-symbool al was ingeburgerd voordat de maker het merkenrecht had aangevraagd. Bij het plaatsen van een tattouage van het Coca-Cola-logo op je kont kun je je beroepen op vrijheid van meningsuiting (protest, zelfexpressie, etc.) en het feit dat je er niets commercieels mee doet. Vergelijkbaar was er (vermoed ik) niets te doen tegen het protestgezelschap Euro Dusnie. En al die scholen met Disney-figuurtjes op de ruiten zijn ook geen probleem. Voor Disney is het ook niet opportuun om daar tegen op te treden. Een school met Mickey Mouse in het logo kan dan weer niet natuurlijk.
Of dan Schiffmacher in de fout gaat zou ik niet weten. Als hij tatouages op zijn website aanbiedt met het logo, dan is er lijkt mij een inbreuk, maar wanneer je hem vraagt een meegenomen logo over te nemen voor een vvvm-actie is er lijkt mij niets aan de hand.
Alfred Loos – Ornament und Verbrechen
1908
Nog steeds een actueel boekje.
Gij zult de boel niet versieren.
Overigens
Het vogeltje loopt van links naar rechts. Ik vermoed dat wij niet alleen van links naar rechts lezen, althans in het westen, maar dankzij dit lezen ook van links naar rechts kijken naar plaatjes en schilderijen. Een schilderij begint links en eindigt rechts, zeer simpel gezegd.
Een opdrachtje. Pak een blaadje en een potlood of een pen. En teken dan snel een vlag met vlaggenstok. Tien tegen één, zo vermoed ik, dat in je tekening de stok zich links bevindt en de vlag rechts. Waarschijnlijk zelfs bij Van Oostendorp, die ergens te kennen gaf moeite te hebben met links en rechts.
Als mijn overweging ergens op slaat, dan kijkt men in culturen waarin men van rechts naar links schrijft en leest, iets anders aan tegen onze westerse kunst dan wij.
Pictoright presenteert morgen, vrijdag 25-09-2020 om 15:00u een webinar gewijd aan:
“Nieuwe Europese Auteurswetgeving
Over Uploadfilters, de Value Gap en Vergoedingen voor Beeldmakers.”
Misschien is dat leerzaam voor Marc van Oostendorp.
Misschien behoedt hem dat voor toekomstige ondoordachte oprispingen als “De taalkundige volksaard”.
Leuk en leerzaam experiment: probeer zoiets als met die mokken eens met Nijntje.
Oei, verkeerde toets!
Anoniem is natuurlijk
HES van Schoonhoven.
harrier@kpnplanet.nl
Marc vermeldt in zijn tweede alinea “plaatjes voor op een mok”. Maar hoe zit het dan met plaatjes achter op een mok?
Ik heb het oor van een mok het liefst links. Verondersteld dat een mok een oor heeft. Dus voor op de mok is voor mij rechts van het oor. Ik type rechts en bedien mijn muis rechts. Mijn linkerhand is voor hand- en spandiensten. Nu ga ik checken hoe het is met mokken met een plaatje. In mijn kast staat een mok met een afbeelding. Logo van d’ ouwe Egberts. Die afbeelding echter zit (bevindt zich) links van het oor. En dat zal dus wel standaard zijn. Maar “plaatjes voor op een mok” kan wellicht gecorrigeerd worden in “plaatje(s) op een mok”.
“Plaatjes voor op een mok” doet me denken aan los plaatjes die je zelf op een mok moet plakken. Taal luistert nauw, niet alleen nou maar ook vroeger. 