Door Marten van der Meulen
Ik ben nu een aantal weken bezig met mijn onderzoek naar taalnormen in de Leidse universitaire archieven. Ik heb een flink aantal brieven en andere documenten doorgelezen, tot dusverre voor de periode 1575-1730. In die documenten kom ik geregeld onbekende woorden tegen, niet zelden duidelijk van Franse komaf: woorden als suppliant, contremineren, elargeren, apparentelijk en debvoir (ik schreef het al eerder: in de blinde paniek over het Engels vergeten mensen vaak hoe ontzettend veel Frans er in het Nederlands was en is). Maar dat terzijde. Eén woord in het bijzonder viel me op, in onderstaande passage:
“En, eylaci! de droevige ervarentheyt van opgeresene twisten, onlusten, verdeeltheden, scheuringen, verbijsteringen, die uyt desen opheff van soo vele ongehoorde nieuwicheden reede sijn voortgekomen”
Het gaat om eylaci. Het lijkt duidelijk dat het hier om een vorm van helaas gaat, maar wat is dit voor vorm, en wat doet die in deze tekst?
Tussenwerpsels
Het bovenstaande fragment komt uit een brief van de classis (een vergadering van een aantal nabijgelegen protestante kerken) van Zuid-Beveland. Ik heb nog één andere dergelijke brief (zie bijlage 857 en 858 hier) in mijn materiaal. Wat opvalt is dat deze brieven uit een andere retorische traditie lijken te komen dan het andere materiaal in de archieven. Dat blijkt o.a. uit het feit dat de teksten tussenwerpselen bevatten. Die woordsoort komt eigenlijk nauwelijks voor in geschreven teksten, maar in de twee brieven van de classis vind ik vier gevallen:
- Och! mochte dit gevaerlike quaet eer _t als een kancker verder in-eet in sijn beginselen gesteuyt worden
- Och! dat de grote God, die d_herten in de hant heeft,
- Ja, dat U.U. Ed.Ed. oock gelijcke sorge voorder gelieven te dragen
- En, eylaci! de droevige ervarentheyt van opgeresene twisten, onlusten, verdeeltheden, scheuringen, verbijsteringen
De schrijftaal wordt er duidelijk spreektaliger van. Ik ervaar het eerlijk gezegd, met mijn moderne bril, vooral als overdreven, maar zo was het toen vast niet bedoeld. Je ziet deze retorische truc overigens ook wel in andere, vooral informelere brieven (zie hier voor meer voorbeelden van ach en och).
Helaas
Terug naar dat eylaci. Hoewel direct duidelijk is dat het om een vorm van helaas gaat, had ik deze vorm nog nooit gezien. Wel moest ik meteen denken aan de wat ouderwetse Engelse vorm alas. Hoe zat dat? Was er een relatie? Is helaas eigenlijk een verwerpelijk anglicisme? Bij dat soort vragen prijs ik me, als neerlandicus, enorm gelukkig. Twee bronnen van onschatbare waarde, de Etymologiebank en het Woordenboek der Nederlandsche Taal, zijn namelijk allebei online beschikbaar. Niet achter een inlog- of betaalmuur, en dus gewoon gratis voor iedereen toegankelijk. Het is daarmee eenvoudig een indruk te krijgen van de geschiedenis van veel woorden. Helemaal op de hoogte van de nieuwste inzichten is men vaak niet, maar voor een toch wat oppervlakkerige blik (zoals de mijne op dit gebied is) biedt het genoeg informatie.
Eerst het goede nieuws voor alle rabiate anti-Engels tunnelkijkers: helaas is niet ontleend aan alas. Beide komen ze van het Frans hélas, dat is opgebouwd uit hé (ook wel e) en las, waarvan het eerste deel herkenbaar is als ons tussenwerpsel hé, en waarvan het laatste deel teruggaat op het Latijnse lassus (_ongelukkige_), dat óok weer als tussenwerpsel werd gebruikt. Eigenlijk is ons helaas dus een ware tussenwerpselstapeling!
Maar dat verklaart nog steeds eylaci niet. Nu werd helaas vroeger ook wel gespeld als elas of zelfs eilaas. Die vorm is ontleend aan een Oudfranse vorm aylas, aldus het WNT. Nu is het onwaarschijnlijk dat in beide talen apart dit woord een h aan het begin heeft gekregen (hoewel de h zich vreemd kan gedragen aan het begin van woorden, zie bv dit artikel). Waarschijnlijker is deze vorm helaas opnieuw ontleend aan het Frans. Waarom dat gebeurde is mij een raadsel. Misschien dat beide vormen een tijdlang concurreerden, en dat helaas won.
Maar intussen zitten we nog steeds met die vorm eylaci. Daarvan zegt het WNT intrigerend genoeg dat het, net als eilacen, “een nog niet opgehelderde vorm naast eilaas” is. Een heus etymologisch mysterie dus. Ik vraag me af wat de experts daarover te zeggen hebben. Het artikel in het WNT is uit 1917, dus wellicht is er een Nieuw Inzicht beschikbaar.
Afleiden
Ik zal eerlijk zijn: dit soort kwesties zijn voor mijn huidige onderzoek van geen enkel belang. Maar het is mij onmogelijk me niet te laten afleiden door dit soort woorden, door opvallende ligaturen, door grappige bladspiegels en wat al niet. Ik sla dus af een toe enkele van de zijpaden in, lezende in oude teksten. Opdat u me vergeve. Voor wie het aardig vindt: op Twitter geef ik nog veel meer voorbeelden van alle leuke vondsten die ik doe in de Leidse archieven.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van de MdNL
Ronald V. zegt
Jacobus Revius
Gouden calf.
Dat Joden woeckeren met copen en vercopen
En is niet alte vremt: want, sedert datse sopen
Het gruys vant gulden calf, soo brant haer inde borst
Eylaci, na het gout een eyndelose dorst,
Een eyndelose dorst, diese niet connen lesschen
Als wt der Christenen cantoren ende tesschen.
—
Een nogal antisemitisch gedicht, zacht gezegd. Maar vooral een bizarre theologie: door het drinken van gemalen goud ga je lijden aan goudkoorts. Maar gelukkig, strenge calvinisten lijden niet aan gelddorst. Maar het ging mij om dat “eylaci”, dat ik al eerder elders heb gelezen en waarover ik mij afvroeg: waarom die vorm “eylaci”?
(Dit bericht heb ik elders ook geplaatst. Maar foutief. Sorry.)
DirkJan zegt
“Terug naar dat eylaci. Hoewel direct duidelijk is dat het om een vorm van helaas gaat.”
Opvallend, als ik dit woord lees,, ook in de context van de zin, is mij in het geheel niet duidelijk dat het om een vorm van helaas gaat, maar ik ben geen promoverende taalkundige.
Ik heb alleen even op de link in het WNT gekeken en daar staat niet het gesuggereerde lemma ‘eylaci’, maar ‘eilaci’, met daarachter, ‘Een nog niet opgehelderde vorm naast eilaas’. Oftewel eilaas is de bekende oude vorm en de neerlandicus kende mogelijk dit woord al en herkende daardoor de verwantschap met het zeldzame ‘eilaci’, ik bedoel ‘eylaci’.
Ik lees in dit artikel nog:
“Bij dat soort vragen prijs ik me, als neerlandicus, enorm gelukkig. Twee bronnen van onschatbare waarde, de Etymologiebank en het Woordenboek der Nederlandsche Taal, zijn namelijk allebei online beschikbaar. Niet achter een inlog- of betaalmuur, en dus gewoon gratis voor iedereen toegankelijk. Het is daarmee eenvoudig een indruk te krijgen van de geschiedenis van veel woorden. Helemaal op de hoogte van de nieuwste inzichten is men vaak niet, maar voor een toch wat oppervlakkerige blik (zoals de mijne op dit gebied is) biedt het genoeg informatie.”
Ik prijs me ook gelukkig dat ik als niet-neerlandicus ook over deze bronnen kan beschikken, maar ik ben wel benieuwd waar naast deze kennelijk ‘opppervlakkerige bronnen’ meer en actuelere informatie is vinden, al dan niet achter een betaalmuur. In ieder geval is er vooralsnog nergens meer te vinden dan dit, dus succes met de zoektocht en het promotieonderzoek!
_
En omdat toeval niet bestaat:
Het is de Week van het Nederlands en Onze Taal heeft deze week iedere dag een prijsvraag op Twitter. Vandaag:
Onze Taal @onzetaal
De #WeekvanhetNederlands: elke dag een taaluitdaging! Dag 5: fantasiewoorden. Deel voor 17.00 uur je mooiste zelfbedachte woord,
met omschrijving (én hashtag #wvhn20). Je maakt weer kans op een mooie prijs!
Ik heb gereageerd met een zelfbedacht woord dat nooit de woordenboeken zal halen, maar waarvan de betekenis nu dus online staat en eventueel over honderd jaar of later gebruikt kan worden als voorbeeld en bron in een promotie-onderzoek over ‘Onbekend gebleven neologismen in de 21e eeuw, gemunt door amateur-taalliefhebbers in het Koninkrijk der Nederlanden’.
DirkJan Vos @djwvos
Mijn zelfbedachte woord dat ik ook gebruik is ’tiepelaar’ en afgeleid ’tiepelen’. Het is iemand zoals ik die vrij en zonder veel gedachten er op los typt in reacties en in stukjes. Ik zeg en schrijf altijd, ‘Ik ben geen schrijver, maar een tiepelaar.’. En zo s het. #wvhn20
Je kan dus nog inzenden tot 17.00 uur, via Twitter, of mail naar weekvanhetnederlands@taalunie.org. Er is echter maar één prijs, eylaci!
M. Helder zegt
Die tussenwerpsels in de schrijftaal waren gebruikelijk bij protestanten (in de 20e eeuw nog trouwens, en misschien wel nog steeds bij ‘bevindelijken’). Vermoedelijk is dat afkomstig uit de bijbelvertalingen: ‘ach’ en ‘och’ komen al meermalen voor in de Liesveltbijbel (1526). Idem in de Statenvertaling (1637). En een snelle blik in de psalmberijming van 1773 levert bv. op:
psalm 119:3 Och, schonkt Gij mij … (en ‘ai’ in minstens 8 verzen)
130:2 Ach, wie zal dan bestaan
133:1 Ai, ziet, hoe goed …
139:9 Ja, Gij (…) hadt mijn geboortestond bepaald
142:6 Ai, help en red mij uit de nood
(Even een leuk zijpaadje volgen, ja, dat heb ik ook. Zo ontdekte ik door uw ’tussenwerpselen’ (automatisch waarschijnlijk, vanwege ‘uitwerpselen’?) dat de Van Dale steeds minder meervoudsuitgangen vermeldt. In 1984 stond bij ’tussenwerpsel’ nog ‘(-s)’, in 1992 was dat verdwenen en ook in 2015 staat het niet. Bij allerlei andere woorden idem. De achterliggende gedachte zal wel …, nee toch niet want … Maar over deze afdwaling nu genoeg voor hier.)
dolfwagenaar zegt
Zomaar een wild idee: als ‘helaas’ het van het Latijnse ‘lassus’ komt, zou ‘eylaci’ dan gebaseerd kunnen zijn op een weer verlatijnst ‘heu lassi’?
M.J. Adema zegt
Die gedachte gaat uit van een mogelijke voorkantontwikkeling, maar in werkelijkheid gaat ’t hier veeleer om de achterkant. Vergeten wordt dat rechtstreekse ontlening uit het middeleeuwse Frans “élaci” terug te voeren moet zijn geweest tot een contaminatie van voici en hélas, waarmee de preromantici uit vroeger eeuwen hun nogal zakelijke boodschappen afsloten. Dat ging oorspronkelijk nog met het samenvattende voilà en voici, Maar deze mensen hadden ook een hart. Grappenmakers gebruikten hélalà. Maar de s van hélas was zo sterk dat hélaci zich opdrong. En de serieuze schrijvers schroomden het woord élaci op papier te zetten, wetende dat ook mondelinge overlevering haar werk wel doet.
Het modale Eylaci is een signaalwoord, te weinig benadrukt in de hedendaagse examencultuur. Het schudt de lezer wakker die uit de droom van het avontuur moet ontwaken en beseffen wat de schrijver feitelijk heeft bewogen: hoe keer ik met mijn gevoelens terug naar de werkelijkheid?
M. Helder zegt
Erg leuk verhaal!
Toch zou ik ook nog even kijken naar ‘laas’ in het MNW (www.gtb.inl.nl) en naar ‘hélas’ in de Franse Littré (www.littre.org, zoekwoord linksboven intypen).
Arno. zegt
Anders dan de auteur van dit artikel, was mij het woord ‘eylaci’ wel bekend, zozeer dat ik het wel eens voor de grap zelf heb gebruikt. Het zal toch wel niet zo zeldzaam zijn in oude Nederlandse teksten?
Ik heb ‘eylaci” eens gegoogeld en dat levert veel meer plaatsen op, volgens opgave van google 1.560 in 0,46 secondetjes. Omdat ik in ‘dit vak’ onbezoldigd, en verre van gepensioneerd ben heb ik ze niet allemaal uitgezocht; ik ben tot pagina 2 gegaan (en daar zitten al wat doublures in – triplures, quadriplures…, dus het aantal unieke hits zal wel een stuk geringer zijn).
N.a.v. wat ik wel opzocht een paar ‘bevindingen’ over het woord eylaci. Eerst enkele vondsten:
* Remonstrantie, overgegeven aen de E.E. Heeren Staten ’s Lants van Utrecht, belangende den staet der kercken ten platten lande, tot verbeteringe van den selven.
13 Maart 1593.
“Maer niet tegenstaende dat wij ons in desen dele, met so eene getrouwicheyt ende onverdrietsaemheyt tegen uwe E.E. gequeten hebben inde Heere, het en is nogthans (eylacie) dit stuk geensins also
[p. 187]” (www.dbnl.org/tekst/_bij005188401_01/_bij005188401_01_0009.php)
* Ick zagh, met wat een innerlick en ziel-kitteligh vermaeck Dathenus Psalmen, in onze Kercken, gezongen wierden: en dat met een vast vertrouwen, dat de Harpe van dien hemelschen Dichter gheen ander gheluyt gheslaghen hadde, maer dat het was een Duytsche weerslagh van een Hebreeusche en Goddelicke stemme. Maer eylacie, hoe deerlick, hoewel zoetelick, zijn de menschen bedrogen!
vele onnutte lappen en geeren daer in gelascht werden, maer dat oock de zin van Gods Gheest ghebroken, jae dickwils t’eenemael vernietight en tegen geloopen wert. (www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Renaissance/BrunePsalmen1650.html: DAVIDS PSALMEN, GEDICHT, Aen d’eene zijde, door PETRUM DATHENUM; Aen d’ander zijde, door J. DE BRUNE: […] By THEUNIS JACOBSZ, Boeck-verkooper op ’t Water, in de Lootsman. 1650.)
* “En sondige begeert moetwillich branden doet. Waer op den helschen brant, eylaci, volgen moet.” Geciteerd in 1657″. Geciteerd in DE OPKOMST VAN HET NEDERLANDSCH GEZAG IN OOST-INDIE, (1595-1610.)
VERZAMELING VAN ONUITGEGEVEN STUKKEN UIT HET OUD-KOLONIAAL ARCHIEF
UITGEGEVEN EN BEWERKT DOOR Jhr. Me. J. IC. J. DE JONGE. TWEEDE DEEL. ’S GRAVENHAGE, MARTINUS NIJHOFF. AMSTERDAM , FREDERIK MULLER. MDCCCLXIV. (www.cortsfoundation.org/pdf/OPK2.pdf).
* Doen sprack dese vrouw: „eylacie! dat s’ noch ghelt dat mijn man won.” . Uit het liedboek (Jac. den Ruyter “De vroolijcken speelwaghen”, Antwerpen, 1657). (www.delpher.nl/nl/boeken/view?coll=boeken&identifier=MMSFKB02:000050967:00286). [In de eerste strofe van dit lied komt het woord voor in de vorm ‘eylaes’….].
* “Het hevige en langdurige noodweer had het niet alleen op de toren van Hilvarenbeek gemunt maar ook op die van Hoogstraten en Oirschot, weten we uit een Oirschots schepenprotocol van 1615. Bij de twee eerstgenoemde kon het vuur tijdig worden geblust, Godt loff, maer eylaci den thoren ende kercke van Hilvarenbeecke syn ontsteeken ende t’eenenmaele verbrandt.” (https://h-norbertus.nl/bouwgeschiedenis-sint-petruskerk/.
* Revius – hierboven in een reactie genoemd door Ronald V. – heeft het woord in meer gedichten dan het genoemde gebruikt.
* Het tussenwerpsel staat alleen in de variant “Eilaes” in het Middelnederlandsch Woordenboek van Verdam.
Enzovoort enzovoort. Een willekeurige greep. Maar ik voel me verleid tot toch enkele (voorlopige!) conclusies.
– Het woord in de vorm ‘eylaci(e)’ – of met een i in plaats van een y – lijkt een hoogtepunt te beleven in de periode van de renaissance en direct daarna (zeg 1550 – 1700), maar is in variant(en) al op zijn minst middeleeuws.
– Het komt voor in heel verscheiden soorten teksten.
– De eerste bevindingen lijken in de pas met de mededeling van M. Helder hierboven dat het ’tussenwerpen’ populair was bij protestanten en onder hen vooral bevindelijken, maar het was niet tot die geloofsstroming beperkt. Ook in dicht- en liedteksten was het waarschijnlijk flink in gebruik (er is natuurlijk een overlap tussen bevindelijken en dichtkunst – zie Revius). Ik kwam zelf al op de vraag of er misschien een bijbelvertaling of andere heilige tekst in het ‘Duytsch’ als bron voor het gebruik van dit woord in deze vorm te vinden zou zijn, onafhankelijk van de opmerking daarover van M. Helder.
– Het lijkt erop dat de vorm ‘eylaci(e)’ niet aan een dialect/regio is gebonden; de voorbeelden die nu genoemd zijn, zijn zowel van boven als onder de rivieren en uit oost en west.
Het “wilde idee” van dolfwagenaar spreekt me sterk aan. Het zou een verklaring leveren voor de h, maar ja die h, in het Frans, in het Nederlands en zijn diverse dialecten… – het is een letter waarmee eindeloos gegoocheld is; en wat mij aanspreekt is natuurlijk op geen enkele manier op te voeren als een bewijs voor wat dat ook.
Maar nu genoeg doorgemijmerd over dit fraaie ouderwetse woord. We hebben daar eylaci niet voldoende tijd voor.
Ronald V. zegt
Ook Vondel gebruikte meermaals het woord “eylaci”, bijvoorbeeld door het te laten rijmen op “reformaci”. Waarschijnlijk was het gewoon een algemeen gebruikt tussenwerpsel en misschien zoals Cornelis Verhoeven ergens opmerkte een gezonken cultuurgoed.
Ook Gezelle, oom van Stijn Streuvels, gebruikte “eylaci” in zijn gedichten. Nu hield Gezelle totaal niet van Romaanse en uit een Romaanse taal afgeleide woorden. Het woord “muur” was een gruwel in zijn ogen en wellicht ook in zijn ogen in Gods ogen. “Muur” komt immers uit het Latijn en het Latijn is de moeder aller Romaanse talen. “Wand”, dat vond Gezelle veel en veel beter dan “muur”. Gezelle was verkocht aan het West-Vlaams zonder Romaanse of andere vreemde smetten. “Straat” is overigens ook het Latijn afkomstig. Wie in Bretagne ergens aan een muur “straet” leest, heeft niet te maken met een West-Vlaams residu.
Zou Gezelle hebben gemeend dat “eylaci” niets met het Frans had uit te staan maar helemaal terugging op een oud-Germaanse vorm van “eylaci”? Misschien wel. Maar hoe serieus valt dan die mogelijke hypothese van Gezelle te nemen?
Het Duits kent “Leider”. Of het een vorm van “eylaci” kent, weet ik niet. En in de andere Germaanse talen en in hun voorlopers? Zoekt en ge zult vinden maar wellicht vergist de Bijbel zich ook hier en valt er in die talen geen vorm van “eylaci” te vinden.
M. Helder zegt
Ja, wat ik schreef gaat over de andere tussenwerpsels in het rijtje van Van der Meulen. ‘Eylaci’ hoort niet thuis in dat rijtje (vdM: ‘komt eigenlijk nauwelijks voor in geschreven teksten’), want dat komt dus wel geregeld voor in geschreven teksten. Sterker nog: eylaci (of een variant) komt in Liesveltbijbel en Statenvertaling helemaal niet voor*, en in vroege psalmberijmingen sporadisch.
* (Op de enige plaats waar de NBV 2004 ‘helaas’ heeft, heeft de Liesveltbijbel ‘ach’, en de Statenvertaling ‘wee ons’- maar dit voert allemaal veel te ver natuurlijk.)
M. Helder zegt
Dit was bedoeld als reactie op Arno.
Vigerius zegt
Via ‘ach lacie’, ‘och lacie’, ‘och laacie’, ‘ey lacie’ en ‘eylaaci’ ontstond ‘eylaas’, voorloper van ons ‘helaas’. In ‘dat sterf boeck’ (1488) kwamen de oorspronkelijke vormen ‘och laci’ en ‘o laci’ voor. ‘Laci/lacie’ is afgeleid van het Oudfranse werkwoord ‘lacier’ (later ‘lacer’ en ‘enlacer’), dat weer afgeleid was van het Latijnse ‘laqueare’ (stevig omhullen, beteugelen, knevelen, tergen, kwellen, ook beetnemen, bedriegen), Middeleeuws Latijn ‘laceum’. Vaak volgden op ‘och lacie’ de woorden ‘och arme’. Oudfrans ‘lacier’ werd in de 12e eeuw gebruikt voor ‘vastzetten’ van een helm met kap/vizier op de schouders. Helaas een kwelling. Zie ook Engels ‘shoelace’ (schoenveter) en het wijdverspreide ‘lasso’.
Arno. zegt
De etymologische verklaring neemt een voor mij verrassende wending. Hoe kan het dat noch de etymologiebank, noch het WNT deze informatie geeft? (Ik ga ervan uit dat de informatie van MvdM in zijn column klopt). Wat is de bron voor deze informatie, Vigerius, misschien wil je dat nog even toevoegen. Je brengt het met het à plomb van iemand die de waarheid in pacht heeft, dat maakt me extra nieuwsgiering naar het antwoord.
Vigerius zegt
Beste Arno, de waarheid heb ik zeker niet in pacht, ik geef mijn mening graag voor een betere. Jouw vondsten waren ook een trigger voor mij. Het is zeker niet mijn bedoeling om als een betweter over te komen. ‘Men’ (etymologiebank, WNT) stopt(e) op een gegeven moment gewoon (even) met het zoeken naar bronnen, er is nu eenmaal zoveel te onderzoeken. Vandaag de dag is het internet een dankbare bron voor iedereen, die mogelijkheid was er vroeger niet. Oude geschriften, etymologische verklaringen, er is heel veel te vinden. Wat ‘eylaci’ betreft, ik ging simpelweg uit van ‘ey’ (als tussenwerpsel/uitroep) + laci. Dat was mijn vertrekpunt. Pieter Marin schreef in zijn Nederduits-Frans Woordenboek (1701) bij het lemma ‘Och Lacie’ het volgende: ‘och armen, helaas, zekere uitroeping van klagt; helas, certaine interjection de complainte’. Aardig is in dit verband de beschrijving bij het lemma ‘alack’ in het Groot Engels-Nederduits Woordenboek van W. Sewel: ‘Eylaas. Och laaci. Alack a day’. Het Engelse ‘alas’ zal bij velen beter bekend in de oren klinken. De oudste vindplaats van ‘alack’ zou van 1658 zijn (zie Merriam-Webster) en zou een combinatie zijn van ‘ah’ + ‘lack’. Ook ‘(a)lack the day’ kwam voor (‘wee de dag’). Mogelijk is het naast elkaar voorkomen van ‘lack’ en ‘las’ te wijten aan de Latijnse letter c, die als k uitgesproken zou moeten worden. Wellicht heeft het Engels later voor ‘alas’ gekozen, via het Frans (dat een zachte c hanteert). De c in ‘laci’ zou als s of k uitgesproken kunnen worden, mogelijk verklaart dat het bestaan van zowel ‘alack’ (ah + lac) als ‘alas’. Uiteraard is dit slechts mijn interpretatie, een andere visie snijdt wellicht meer hout. Zo wordt er ook vaak een link gelegd met het Latijnse ‘lassus’ (afgemat). Zelf houd ik het vooralsnog op het Oudfranse werkwoord ‘lacier’. In 1901 werden ‘Laceum’s Corsets, perfect in fit’ verkocht, waarmee verwezen lijkt te worden naar het eerder genoemde ‘laceum’ (Middeleeuws Latijn). Of het is gewoon toeval, dat kan ook nog natuurlijk. ‘Laceus’ (van laqueus) is in het Engels ‘lace, tie, fastener’. Dank voor je reactie, Arno, en ook dank aan Marten van der Meulen, die ons deze kluif heeft toegeworpen.
Arno. zegt
En mijn bedoeling was niet jou van betweterschap te betichten. Dank voor het antwoord en de extra informatie die je hebt opgeduikeld uit het internet. Groet, Arno.