Dat Nederlandse jongeren niet graag lezen, dat ze het lastig vinden om ingewikkelde teksten te doorgronden: het is allemaal de schuld van die vermaledijde Braet die ‘als eerste’ begon over ‘alinea’s en alineaverbanden’ en de term ‘signaalwoorden’ bedacht’, en daarmee uiteindelijk de schoolboeken ‘volledig heeft overgenomen’.
Die uitspraak wordt Wim Daniëls in de mond gelegd in de Volkskrant van gisteren. Maar enig bewijs voor die boude stelling wordt niet gegeven. De aanval is ongefundeerd en onterecht. Als je nu iemand niet kunt verwijten dat het vak zo verschraald is, is het Braet.
Het is altijd fijn om een duidelijk aanwijsbare vijand te hebben, één persoon die het allemaal gedaan heeft, maar het idee dat die brave Antoine Braet op de een of andere manier schuldig is aan de huidige malaise is absurd. Je kunt niet zomaar zo’n felle aanval doen.
Braet schreef een van de interessantste leerboeken Nederlands voor de middelbare school ooit, Taaldaden, een boek waar aan de hand van onder andere literaire essayisten als Kousbroek werd getoond hoe klassieke retorische analyse je inzicht kon geven in de wijze waarop schrijvers een betoog opbouwden. Wij hadden het op school naast Je weet niet wat je weet over taalkunde en Literaire kunst van Lodewick: drie boeken voor één vak, waarmee er drie verschillende werelden voor je opengingen, en die drie werelden hadden alle drie te maken met de taal.
Het was dat drietal dat me tot de studie Nederlands aantrok, en Braets boek speelde daar een belangrijke rol in: het was tegelijk praktisch én theoretisch. Het soort bezwaren dat nu worden geopperd tegen het schoolvak – dat het saai zou zijn, dat het uit trucjes zou bestaan – van niets van dat alles was sprake. Hulde aan de toenmalige sectie Nederlands van het Sint-Janslyceum in Den Bosch! Maar ook hulde aan Braet.
De interviewster Margriet Oostveen doet er nog een schepje bovenop door te stellen dat de taalbeheersers “met hun studieschema’s met kleurtjes” het hele vak Nederlands te gronde hebben gericht. Ik begrijp wel ongeveer waar dat idee vandaan komt – op een bepaald moment werd taalbeheersing dé specialisatie in de neerlandistiek voor wie een baan zocht in het bedrijfsleven – maar met Braet heeft dat allemaal niet heel veel te maken. Bovendien is de charme van de opleiding Nederlands altijd geweest dat het zo verschillende mensen aantrok: mensen met studieschema’s met kleurtjes en mensen met zwart-witfoto’s van dode schrijvers. En allemaal begiftigd met een fascinatie voor taal.
De kracht van het schoolvak Nederlands én van de neerlandistiek is dat je op meer dan één manier naar taal leert kijken. Dat reduceren tot een strijd tussen wij en zij doet dat vak geen recht.
In 1996 pleitte Braet in een ingezonden brief aan de NRC tegen de ‘uitholling’ van het vak en voor “een schoolvak Nederlands dat uit een aan het schooltype aangepaste combinatie van taalvaardigheid, letterkunde en taalkunde bestaat. Een vak dat praktisch nuttig, cultureel verrijkend en intellectueel uitdagend is.” Had men toen maar naar hem geluisterd.
Update 10.00. In een tweet van gisteren blijkt Daniëls afstand te hebben genomen van de uitspraak over Braet:
Bron foto Antoine Braet
Jona Lendering zegt
Met “Taaldaden” ging ook voor mij een wereld open. Daarna begon mijn leraar Nederlands zelf een methode te schrijven, die we als leerlingen mochten gebruiken. Dat boek is er nooit gekomen, maar hulde aan de toenmalige sectie Nederlands van het Veluws College in Apeldoorn!
Anoniem zegt
Taaldaden, is dat begrip niet mede verbonden aan John Searle, die ook The Rediscovery of the Mind schreef? Op mijn school kwam men niet verder dan De Vooijs en Stuiveling met daarnaast een boekje getiteld “Stijloefeningen” of zoiets. Maar de lerares Nederlands was wel begeesterd en jong en vertelde met geestdrift over de toenmalige recente Nederlandse literatuur. Het leek mij wel aardig om haar te proberen te overtreffen in belezenheid wat betrof de Nederlandse literatuur. En misschien is het me toen gelukt om haar enigszins te evenaren. Maar lang niet alles wat ik toen las, is me bijgebleven.
Marc van Oostendorp zegt
Het is een term uit de pragmatiek; ik denk dat hij oorspronkelijk is voorgesteld door John Austin (‘speech act’) en verder ontwikkeld door diens student John Searle. In ieder geval in mijn ogen is dat wat mensen zeggen altijd begrepen kan worden als een handeling een van de belangrijkste inzichten in taal die de twintigste eeuw heeft opgeleverd.
Ronald V. zegt
Eerst een tamelijk lang citaat:
– Een taalhandeling is mede gebaseerd op het coöperatief principe. Een bijzondere taalhandeling is de fatische communicatie. Hierbij heeft de taal geen semantische maar een sociale betekenis. Het praten op zich is dan vaak de enige boodschap, het enige wat men communiceert. De fenomenoloog Adolf Reinach ontwikkelde in 1913 een omvattende theorie van sociale handelingen, inclusief taalhandelingen. Later pasten John Austin en zijn student John Searle het begrip taalhandelingen toe op alledaagse gesproken taal.-
Bron:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Taalhandeling
Het begrip “fatische taalhandeling” leerde ik het eerst uit de zogeheten continentale filosofie, die ook niet helemaal gek was. Maar Amerikaanse filosofen, waaronder ook Searle, die ik overigens zeer waardeer, hebben niet altijd oog voor de zogeheten continentale filosofie. De geest, die Searle herontdekte, is nooit echt weggeweest in de zogeheten continentale filosofie. Maar getuige The Rediscovery of the Mind weet Searle weinig af van die filosofie, hetgeen hij ook erkent. Of de fenomenologie nou zo’n zinnige filosofie is, is een ander verhaal.
Ronald V. zegt
Anoniem is Ronald V.
Peter J.I. Flaton zegt
Nu Wim Daniëls zijn negatieve beoordeling van Braets “Taaldaden” heeft teruggenomen, behoef ik me niet aan te sluiten bij Marc van Oostendorps verdediging ervan die ik uiteraard van harte onderschrijf. Niettemin wil ik als leraar Nederlands die vijfentwintig jaren met Braets “Taaldaden” gewerkt heeft, de kwaliteit van diens boek onderstrepen: dankzij hem heb ik leerlingen een solide aanpak van vaak lastige teksten kunnen aanreiken: hulde!
Nog wel deze toevoeging. Aan het slot van zijn column verwijst Marc naar Braets ingezonden brief aan/in de NRC. Hier zit meer achter.
Breat was voorzitter van een commissie die in opdracht van de minister en de staatssecretaris van Onderwijs (Ritzen en Wallage) vanaf het begin van de jaren negentig plannen m.b.t. een herziening van de inhoud van het vak Nederlands ontwikkelde. Kern van wat een advies aan die minister zou worden, was de onderdelen taalbeheersing, taalkunde en letterkunde driehoeksbewijs op elkaar te betrekken en in die samenhang ook te toetsen.
Toen dit voorstel mijn school bereikte, konden we ons alleen maar verkneukelen: precies wat ook ons voor ogen stond en dus zagen we de herziening die tot de Tweede Fase zou leiden met vertrouwen tegemoet. Dat zou een kolfje naar onze hand worden. We hadden buiten de waardin Tineke Netelenbos gerekend. Die veegde Braets voorstel met een klap van tafel en zo zitten we sindsdien opgescheept met
de trukendoos waardoor het merg uit het vak is gezogen. Het enige wat Braet nog kon doen, was een wanhopige brief aan de NRC sturen:
‘Tineke locuta, causa finita’.
Netelenbos wist uiteraard van toeten noch blazen en heeft simpelweg haar oren laten hangen naar hoge PvdA-ambtenaren in haar ministerie (inderdaad een pleonasme), vermoedelijk normaal functionelen à la Steven ten Brinke die al hun kaarten zetten op de taalbeheersing. Het bloedeloze resultaat ervan kennen we intussen. Zoals elke door de PvdA geëntameerde onderwijshervorming volkomen mislukt is (zowel de Basisvorming als de Tweede Fase), zo is ook Netelenbos’ ingreep in Braets voorstel een faliekante misslag gebleken. Ik hoor het haar nog zeggen: ‘Het lijkt me ontzettend leuk via Internet uit te zoeken hoe vaak Giphart vertaald is’. Naar dat niveau is ons mooie vak afgedaald. En wat mij betreft zou Braets voorstel zo weer op tafel kunnen maar dan moeten eerst die normaal functionelen in het ministerie met pensioen en dat zie ik nog niet zo gauw gebeuren want ‘Gouden leeuwen en leeuwen van hout, Mitsgaders de Hollandsche, worden zeer oud’ (om het met de Schoolmeester te zeggen, ja zo’n verwijzing is intussen helaas nodig).
Alex van de Kerkhof zegt
Leeuwentemmer Flaton laat zijn zweep vervaarlijk knallen! In gebakken lucht, want veel van wat de commissie Braet ambieerde is in het programma van de Tweede Fase terechtgekomen. Dat nieuwe programma heeft op tal van fronten van het schoolvak Nederlands een flinke verbetering gebracht, zoals op het vlak van schrijfvaardigheid (met het schrijfdossier, de verplichting om aan meerdere tekstsoorten aandacht te besteden, de introductie van revisievaardigheden), op het vlak van mondelinge vaardigheden (met naast het referaat ook discussie en debat), met aangescherpte literaire vaardigheden (met een balansverslag, een fictiedossier en een groter accent op de argumentatie van het persoonlijke literaire oordeel), met aangescherpte eindtermen voor leesvaardigheid (analyseren, interpreteren, beoordelen) en met een zelfstandig domein argumentatieve vaardigheden (met argumentatiestructuren, drogredenen etc.). De in het programma geformuleerde eindtermen waren qua helderheid en toepasbaarheid een verademing ten opzicht van al wat er eerder aan programmatische richtlijnen bestond. Braets teleurstelling (hij was slechts marginaal bij het definitieve programmaontwerp betrokken geraakt), betrof vooral het argumentatieve domein, wat er voor hem helemaal niet in deze vorm had hoeven zijn. Ook Braet liet zich een beetje meeslepen in collectieve verontwaardiging, die overigens vooral het literatuuronderwijs betrof, want de verplichte leeslijst werd ingekort (niet méér lezen, maar wél aandachtiger), en die betrekking had op het verminderen van het aantal examenzittingen (het schrijfexamen verhuisde naar het schoolexamen), wat overigens niets betekende voor de inhoud van dit kwalitatief sterk verbeterde programma. Ook de taalkundigen waren teleurgesteld: de eindterm die betrekking had op taalkunde (het zou een nieuw onderdeel van het vak mogen worden) was facultatief, puur vanwege een overladenheid van het programma. En ach, onderwijsministers zijn zelden vakinhoudelijk ter zake deskundig, van welke denominatie dan ook. Wat er al met al ontwikkeld werd, is een inhoudelijke programma van grote maatschappelijke betekenis en met aandacht voor kennis en vaardigheden die van belang zijn voor het latere leven, voor verdere studie en beroep.
Peter J.I. Flaton zegt
Van uw inhoudelijke programma dat van zo’n grote maatschappelijke betekenis zou zijn, is niets maar dan ook niets terechtgekomen. Wie laat hier nu zijn zweep vervaarlijk knallen in de gebakken lucht van ambtenarenjargon? Ja, op papier ziet alles er indrukwekkend uit maar het gaat erom wat er concreet, elke dag weer in het klaslokaal gebeurt. Retorisch vragenderwijs: als leraren hun leerlingen werkelijk schrijfdossiers laten aanmaken, de schrijfsels erin stuk voor stuk zouden corrigeren, hen die laten herschrijven en zo verder tot ze bewezen hebben klaar te zijn voor de definitieve examenopdracht (want dat is de hooggestemde bedoeling van dat dossier), waarom wordt er dan steen en been geklaagd over het beroerde niveau van de taalbeheersing van de gemiddelde student? Ze hebben toch geleerd vlekkeloos Nederlands te schrijven (in volledige en ook samengestelde zinnen en die goed gespeld), een beschouwing en/of een betoog naar de regels van Braet op te zetten en die / dat ook en detail te structureren? Ze zouden er hun hand niet voor ‘moeten’ omdraaien maar het kost hun blijkbaar de grootste moeite iets behoorlijks op papier te krijgen. En om toch een begin van een antwoord te geven: de leraar heeft daar domweg geen tijd voor want ga er maar aanstaan: de dossiers bewaken van zo’n 30 tot 60 leerlingen want zoveel zal hij er in v.w.o. en h.a.v.o voor zich hebben. Daar is geen beginnen aan. De inspecteur hoedt er zich wel voor ernaar te vragen en directies zijn alleen geïnteresseerd in goede eindexamencijfers, dus ga dat programma in hemelsnaam niet conform de geest uitvoeren: de letter is genoeg. Enfin, zo zou ik nog wel even door kunnen gaan want ik spreek uit ervaring. Ik weet niet wat uw achtergrond is, Meneer Van de Kerkhof, maar als u voor de klas staat, verneem ik graag hoe u al die ballen die u noemt in de lucht houdt zonder daaraan te bezwijken. Maar nogmaals: op papier ziet het er allemaal solide uit en we weten dat dat buitengewoon geduldig is. Het komt op taaldaden aan. Inderdaad zijn ministers zelden deskundig maar die van de pvda spannen de kroon: de mislukking van basisvorming, tweede fase en studiehuis zijn er om dat te bewijzen zoals hun eigen Jeroen Diijsselbloem nota bene moest laten zien.
DirkJan zegt
“Het komt op taaldaden aan.” En wat heb jij dan gedaan al die jaren voor de klas, je leerlingen nooit wat laten schrijven omdat je geen tijd hebt om dat allemaal na te kijken? En dan nu steen en been klagen dat hun taalbeheersing zo slecht is, me dunkt.
Peter J.I. Flaton zegt
Die vraag zou ik uitgebreid kunnen beantwoorden maar ik heb met mezelf afgesproken niet meer met u, DJ., in gesprek te gaan. Het is mooi geweest of eerder: lelijk.
DirkJan zegt
Ik ken mensen die ook niet meer met jou in gesprek willen, ik doe daar niet aan, maar Peter, hoe zou dat nou komen?
Alex van de Kerkhof zegt
Bedoelt u te zeggen dat als een andere minister met ambtenaren van een andere signatuur indertijd een vernieuwd programma op schrift hadden gesteld, dat vanzelf wél op de door u gewenste manier zou zijn uitgevoerd? Natuurlijk komt de uitvoering van elk programma neer op de uitvoering van docenten in de praktijk, dat zou, zou ik denken, zelfs voor een programma van Braet hebben gegolden.
Peter J.I. Flaton zegt
Ja, ik denk dat heel wat academisch gevormde eerstegraads leraren Braets programma con amore zouden hebben uitgevoerd, omdat het aansloot op wat ze al jaren zelf deden en in zijn curriculum de bevestiging zouden hebben gevonden dat ze op de goede weg waren met hun driehoeksgewijze aanpak van taalkunde, taalbeheersing en letterkunde.
Mijn indruk is, dat Netelenbos juist de eerstegraders van zich vervreemd heeft en dat heel wat leraren zijn gaan meestribbelen. Het komt inderdaad op de uitvoering aan en dat lukt het best als je leraren hebt die achter je plannen staan: met Braet zou je die gehad hebben, daar ben ik van overtuigd.
Peter J.I. Flaton zegt
T.a.v. Drs. A. van de Kerkhof
Even googelen leverde de informatie op, dat u clustermanager bij het Cito en redactielid van het tijdschrift “Examen” bent / was. Daaruit leid ik af, dat u nooit tijdens de Tweede Fase-periode voor de klas hebt gestaan en dus niet uit eigen ervaring weet wat het is om het schrijfdossierproces van een flink aantal leerlingen te begeleiden. Voor u is het vak Nederlands een reeks eindtermen waarover vergaderd en nog eens vergaderd kan worden: geen levende werkelijkheid in de alledaagse hitte van het klaslokaal maar heen en weer reizen tussen Arnhem en Den Haag voor de zoveelste vergadering in het ministerie. Ik wens u een mooie pensioentijd toe.
Alex van de Kerkhof zegt
Ik wil u geruststellen, ik stond ook een flink aantal jaren voor de klas, eigenlijk voor alle klassen die het voortgezet onderwijs kent. Ik snap dus heel goed dat de uitvoering van een onderwijsprogramma veel energie kost en dat die inspanningen soms tot frustratie leiden. Als u brede ervaring heeft in het voortgezet onderwijs – u bent zelf dacht ik ook al op redelijke leeftijd – zult u weten dat dat onder een katholieke minister als Jo Cals niet veel anders was.
Ik wou het met mijn inbreng jegens u
hierbij laten en ik wens ook u alle goeds toe.
Anoniem zegt
Harry Reintjes schreef:
Hierboven wordt op Netelenbos afgegeven, alsof daarmee alle ellende begonnen is. Ver daarvoor was daar het heilloze midden-schoolexperiment van Van Kemenade (links-progressieve kabinet Den Uyl) en nog eerder idd de mammoetwet (centrum-rechts Cals).
Enige tijd later zag ik de resultaten hiervan in de leerboeken van mijn kinderen.
2 voorbeelden:
1. Alle stonden vol met plaatjes en weinig tekst (leuk hoor). In het leerboek Duits naast een van de plaatjes: wat denk je (?) dat deze Duitse fantasiewoorden (???) betekenen???
2. In het leerboek Latijn (ook met meer nodeloze plaatjes dan je er zou verwachten) van mijn zoon stond een tekst met daarnaast een lijst met de betekenis van de woorden. In de tekst “horti” (van de tuin), in de lijst “horti=tuin” en de declinaties waren nog niet eens behandeld.
En zo creëerde men voor iedereen de kans om algemeen en aansluitend beroepsonderwijs te volgen. Sociale gelijkheid in optima forma: allemaal niet al te slim, niet al te goed opgeleid is ook gelijkheid.
Ik besef dat ik hier erg rechts klink, maar ik weet ook dat gelijkheid in kennis en kunde een utopie is. Maar daar is volgens mij niks mis mee. De kennis en kunde van een automonteur is evenveel waard als de kennis en kunde van professor X.
Peter J.I. Flaton zegt
Akkoord, met de kanttekening dat Van Kemenades ‘heilloze middenschoolexperiment’ nooit verder is gekomen dan de tekentafel.
Met Tineke Netelenbos is in ieder geval het absolute dieptepunt bereikt. Zelf heeft ze haar onderwijsvernieuwingen steeds met hartstocht verdedigd, niet bereid of in staat tot enige nuancering of relativering: dat krijg je met verbeten ideologen. Het rapport van de commissie Dijsselbloem “Tijd voor onderwijs” wijst haar (zonder haar expliciet te noemen) aan als veroorzaker van de huidige problemen in het onderwijs: me dunkt. [Haar ministerschap van verkeer en waterstaat was trouwens net zo’n mislukking.]
Blijkbaar bent u met het inzien van schoolboeken niet verder gekomen dan de benedenbouw.
Braets “Taaldaden” bevat(te) geen enkel plaatje en de literatuurgeschiedenissen die ik in de bovenbouw v.w.o. gebruikte, bieden / boden alleen wat afbeeldingen van schrijvers of iets anders functioneels: Calis, Huygens en Veurman, “Het spel en de knikkers”, tweede forse delen, en het al net zo voortreffelijke J.A. Dautzenberg, “Literatuur, geschiedenis en leesdossier”.
Blijft overeind wat Marcus Bakker in de Tweede Kamer opmerkte tijdens de behandeling van de Mammoetwet: ‘En net nu het arbeiderskind eraan toe is Frans te leren, wordt het Frans afgeschaft’ (waarmee hij zinspeelde op de invoering van Frans als keuzevak). Hij heeft helaas gelijk gekregen: leerlingen lieten het Frans in de bovenbouw massaal ‘vallen’ (zoals dat heette).
Duits is diezelfde treurige weg gegaan.
Peter J.I. Flaton zegt
Correctie: ‘zeer’ moet zijn ‘heel’.
DirkJan zegt
Ik heb het artikel (helaas) niet kunnen lezen omdat het achter de betaalmuur van de Volkskrant zit. Maar ik heb me wel verbaast over de twiiterwisseling van vanmorgen over de uitspraak van Wim Daniëls in deze grootste kwaliteitskrant en ik heb gemeend om ook een duitje in het zakje te moeten doen. Hier de sequentie zonder verder commentaar.
Marc van Oostendorp @fonolog
In de column van @Oostveenm in de Volkskrant van gisteren haalde
@wimdaniels ongemeen fel uit naar Antoine Braet. Het is altijd fijn om 1 persoon als schuldige aan te wijzen. Maar die aanval is onterecht en ongefundeerd.
Wim Daniëls @wimdaniels
Als antwoord op @fonolog @Oostveenm
Wat ongepast en gemeen dat je dit tweet, want je weet dat ik gisteren zelf in een tweet al aangegeven heb dat ik zeer verkeerd ben aangehaald. Braet verdient op geen enkele manier kritiek. Hij heeft het vak taalbeheersing juist handen en voeten gegeven.
Marc van Oostendorp @fonolog
Ik had die tweet niet gezien. Excuses. Het moet in ieder geval worden rechtgezet.
DirkJan Vos @djwvos
Het lijkt me beter als @wimdaniels zijn felle kritiek niet op Marc richt, maar op @Oostveenmdie die hem kennelijk verkeerd citeerde. Heeft Wim het interview niet van te voren ingezien? Don’t blame de boodschapper! Ik kijk uit naar de rectificatie in de @volkskrant.
En tot slot, Margriet Oostveen reageerde al vroeg op de tweet van Marc met:
Margriet Oostveen @Oostveenm
‘Ongemeen fel’ was ik vooral – maar verder een mooie aanvulling
_
Antoine Braet heeft ook nog het boek Effectief debatteren op zijn naam staan.
Harrie Baken zegt
@ Dirkjan e.v.a. 🙂
Kopietje van de column van Margriet Oostveen: https://archive.vn/HjaRx
DirkJan zegt
Bedankt Harrie voor dit linkje en ik heb het artikel met aandacht gelezen en het is kennelijk geheel aangepast. Marc citeerde Wim eerder nog:
‘Dat Nederlandse jongeren niet graag lezen, dat ze het lastig vinden om ingewikkelde teksten te doorgronden: het is allemaal de schuld van die vermaledijde Braet die ‘als eerste’ begon over ‘alinea’s en alineaverbanden’ en de term ‘signaalwoorden’ bedacht’, en daarmee uiteindelijk de schoolboeken ‘volledig heeft overgenomen’.
Die passage vind ik nu niet meer teug in het stuk van Margriet Oostveen. Wat is hier gebeurd? Er staat nu:
“Maar waar ging het mis met het vak Nederlands? ‘Dat hebben we te danken aan Antoine Braet’, zegt Wim, ‘die heeft dat er echt doorgedrukt.’ Hoogleraar Braet bedacht vanaf de jaren zeventig de basisstructuur voor het huidige taalonderwijs. Hij begon als eerste over alinea’s en alineafuncties en bedacht de term ‘signaalwoorden’. ‘Op zichzelf niet verkeerd, als je taal onderwijst moet je wèl houvast geven.’”
Ik neem aan dat taalkenner en taalbeheerser met ’te danken aan’, ’te wijten aan’ bedoelt en ergens is zijn boodschap nog steeds hetzelfde, alleen wat verhullender verwoordt.
Wim vindt vooral dat leerlingen in de eerste plaats plezier moeten beleven aan taal, aan het lezen van boeken en pas daarna secundair onderwezen moeten worden in taalbeheersing. En hoewel hij zelf nog een onderwijsboek over taalbeheersing heeft geschreven, schrijft Margriet vol trots over haar oude leraar Nederlands:
“Het is bijna niet meer voor te stellen, maar ‘meneer Daniëls’ gebruikte in onze les destijds helemaal geen schoolboek.”
Zou dat ook echt waar zijn?
Anoniem zegt
Harry Reintjes schreef:
In het kader van taal”plezier”, lees”plezier”, (taal)onderwijs, is mij dit artikel uit het hart gegrepen:
Klassieke talen blijven waardevol in ons onderwijs. (VRT NWS) (gevonden in (mijn) Taalpost van vandaag).
Anoniem zegt
https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2020/10/05/klassieke-talen-blijven-waardevol-in-ons-onderwijs/
Carel Jansen zegt
Wat een goed stuk Marc, en wat een visionaire brief van Toine Braet indertijd. Ik zou er erg blij mee zijn als deze geluiden ook in de landelijke media te horen zijn. Misschien een mooi opiniestuk van jou in de VK?
Het was inderdaad zeker niet Braet en het waren ook zeker niet ‘de taalbeheersers’, onder wie ondergetekende, die de verschraling van het schoolvak Nederlands nagestreefd of bewerkstelligd hebben. Het is precies gegaan zoals in de brief van Braet staat, inclusief de desastreuze move van Netelenbos.
Wat ik wel vind, is dat we als universitaire neerlandici – inclusief de taalbeheersers – te lang langs de kant zijn blijven staan en hebben laten gebeuren wat er gebeurd is; dat heb ik in mijn afscheidsrede aan de RUG ook zo gezegd. Ik ben dan ook heel blij met het werk dat de meesterschapsteams intussen hebben gedaan, en ik heb goede hoop dat het concept ‘bewuste geletterdheid in drievoudig opzicht’ ook binnen het ministerie en bij de onderwijsspecialist in de kamer zoden aan de dijk zal zetten.
DirkJan zegt
Tzum berichtte zojuist, even voor middernacht op donderdag 8 oktober, op hun site over een geweigerd artikel door de Volkskrant van Jeroen Der als reactie op het controversiële, aangepaste of mogelijk gecensureerde stuk van Margriet Oostveen.
https://www.tzum.info/2020/10/nieuws-volkskrant-weigert-stuk-van-jeroen-dera-ter-verdediging-van-neerlandici
Het afgewezen artikel van Dera is vandaag op Neerlandistiek verschenen en kan je hier lezen, met een reactie van mij met het bericht van Tzum erbij. Dat vind je hier:
https://neerlandistiek.nl/2020/10/zonder-morsige-truien-of-studieschemas/#comment-24974
Ik eindige mijn reactie met onderstaande passage die ook zeer en meer relevant is voor het artikel van Marc over Braet en Daniels, waaronder ik dit nu schrijf. Ik haal die passage hier aan:
+
De link van Tzum naar de brievenrubriek was niet correct en vind je hier, ik kende de reactie van Daniels nog niet.
https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/niemand-laat-zich-voor-de-lol-arresteren-laat-staan-criminaliseren~b08e0f13/
”
Wim Daniëls:
Nederlands
In de Volkskrant van afgelopen maandag schreef Margriet Oostveen, in een reportage over het schoolvak Nederlands, dat we het aan Antoine Braet met zijn methode Taaldaden (1979) ‘te danken hebben’ dat het op school ‘mis is gegaan’ met het vak Nederlands. En die woorden, die op zich al curieus zijn, werden door de journalist in mijn mond gelegd. Maar ik heb het niet gezegd en het is ook niet mijn mening.
Antoine Braet, die vele jaren docent taalbeheersing is geweest aan een universiteit, is in mijn ogen juist heel belangrijk geweest voor de professionalisering van het vak Nederlands, in het bijzonder het taalbeheersingsonderwijs. Hij heeft dat handen en voeten gegeven. Dat zijn methode in de loop van de tijd het eindexamen Nederlands (vooral voor havo en vwo) te sterk is gaan bepalen, valt Braet niet te verwijten.
Ik vind het vervelend als Antoine Braet, die leerlingen en docenten houvast heeft gegeven voor de lessen schrijf- en leesvaardigheid, volkomen ten onrechte in de krant iets negatiefs over zichzelf moet lezen, dat dan ook nog – maar dus beslist niet – uit mijn koker zou komen. Ik pleitte slechts voor meer taalcreatieve lessen die het taalplezier bevorderen.
Wim Daniëls, Eindhoven
+
Ik wil het vuurtje onder deze affaire niet weer opstoken, maar het zou Margriet Oostveen sieren om nog met een reactie te komen in plaats van een passage die heel overtuigend uit de mond van Daniels kwam te schrappen en bovendien de passage die Wim nu naar het rijk der fabelen verwijst met ’te danken aan’ in plaats van ’te wijten aan’, staat nog in het gewraakte artikel. En Daniels zou nog steeds openlijk, in ieder geval op Twitter, zijn excuses moeten maken aan Marc van Oostendorp die hij geheel onterecht en onheus ‘gemeen’ noemde omdat Marc een rectificatietweet van hem had gezien. Maar Marc heeft die tweet helemaal niet gezien, waarom zou hij? Marc liegt niet, het is Daniëls die jokt! En dus ook niet gestikt in dit eerste leugentje, maar ik vind het wel mooi zo, want het zijn altijd de boodschappers die de klapsigaar zijn.
Slaap lekker Wim.