Door Willem Kuiper
Tussen de corona bedrijven door werk ik, geholpen door Annette Hemmes-Hoogstadt, Museum Plantin Moretus en Rita Schlusemann aan een tweetalige editie van Fortunatus borse, een van oorsprong Duitse tekst, oudste druk Augsburg 1509, die zich in de loop van de 16e eeuw eerst over Duitsland en daarna over Europa verspreidde. De oudste bewaard gebleven Nederlandse druk is die van Hieronymus Verdussen, Antwerpen 1610. Maar vermoedelijk werd die vertaling omstreeks 1550 vervaardigd. In januari 1971 verdedigde Jozef Valckx te Leuven zijn proefschrift Het volksboek van Fortunatus. Inhoud, samenvatting, verbreiding en herkomst. Hierin wees hij een jongere druk, die van Herman Guelfferichen, Frankfurt am Main 1549, als de brontekst van de anonieme vertaler aan. Al editerend kan ik tot geen andere conclusie komen.
Na al die Franse boeken vond ik het tijd om ook eens een uit het Duits vertaalde tekst te editeren. Daarbij viel de keuze op Fortunatus borse. Maar wat een verschil. Franse literatuur is vrolijk en optimistisch, Duitse literatuur zwartgallig en pessimistisch. In de Franse literatuur gelooft men in het goede van de mens, in de Duitse heeft men vooral oog voor het slechte in de mens.
Maar waar ik het hier en nu met u over wil hebben is episode uit het boek met in de hoofdrol Andolosia, de jongste van de twee zonen van Fortunatus, die in dit deel van het boek al overleden is. Op zijn doodsbed heeft hij zijn zonen op het hart gedrukt de twee juwelen die zij van hem erfden, te weten een beurs die altijd vol geld zit, en een hoedje, waarmee je naar elke gewenste bestemming kunt reizen, niet van elkaar te scheiden. En toch gebeurt dat. Tijdens de rouwperiode heeft Andolosia de reisdagboeken van zijn vader gelezen en dat heeft in hem het verlangen gewekt om ook te gaan reizen. Het wenshoedje blijft achter in Famagusta bij de huismus Ampedo, en Andolosia trekt de wijde wereld in met de beurs die nooit leeg raakt.
Zo arriveert hij per schip in Aigues-Mortes en vandaar aan het hof van de koning van Frankrijk, waar hij zich zeer geliefd maakt door altijd als eerste zijn beurs te trekken als er afgerekend moet worden. Omdat hij zeer bedreven is in het steekspel, het belangrijkste vermaak voor ridderlijke hovelingen, wordt hij snel een publiekslieveling. Ook op de dansvloer kan hij goed uit de voeten, waarmee hij de harten van talloze vrouwen wint. Maar ook toen ging het niet om wat je krijgen kunt, maar om wat je hebben wilt (mijn editie i.s.n.):
Als sy nu dicwils vrolijc waren, so was daer een edelman in des conincx hof die hadde een uutnemende s[c]hoon wijf, ende de edelman was dicwils int tornoyen de steecgeselle van Andolosia, ende zy waren bat eens dan die andere. Aldus creech Andolosia dese vrouwe wonderlijcken lief ende hy vrijdese uuter maten seer om met haer te boeleren, so dat hy haer dusent croonen geloefde datse eenen nacht by hem slapen soude. Die vrouwe dachte, die dusent croonen souden haest verdient zijn. Des niettemin si was so eerbaer dat zijt niet doen en woude, maer sy gaft haren man te kennen. De man seyde: “Vrouwe, die dusent croonen souden ons wel dienen, ende wy soudense wel weten te besteden, maer het en is niet wel doendelijc, want eere gaet boven alle rijcdom.” Ende hi seyde tot haer: “Wat dunct u? Hier inde gebuerte woont een schoon, hupsche deerne die eenen man wel gerieven soude, ende die om gelts wille haer schoon lijf niemant en weygert. Of gy met haer spraect dat dusdanige sake aen u versocht wert, ende dat gy eenen getrouden man hebt die de eerbaerheydt lief ende weert heeft, ende dat ghy sulcx niet en derft onderstaen, w[a]nt ghy sout daerom moeten staen in vreese van uwen lijve.”
Die vrou volchde haers mans raet ende seyde tot haer gebuerin[n]e: “Sulcke dingen zi[j]nder voor handen. Wilt ghy dese sake onderstaen, so sal ic maken dat ghy in mijn huys op mijn plaetse gelijc als oft ic dat ware, sult slapen by de edelman die hier vernaemt is voor een groot tornoyer, want hy biet my duysent croonen dat ic maer eenen [n]acht by hem en slape. Wilt ghy [d]at doen, so sal ic u vande dusent croonen hondert c[r]oonen schencken.”
Dese fray herte seyde: “Ic en make daer af geen groot werc. By sulcken man soude ic wel om niet derren slapen! Maer ic sorge, waert sake dat ict dede, dat gy my die hondert croonen niet geven en sout, ende gy sout my misschien met een croone oft twee willen van cante wijsen.”
De vrou seyde: “Ick sal u de hondert croonen te voren geven eer gy die verdient.”
Dit behaechde haer wel ende seyde dat sy alle dingen gereet maken soude, soo soude sy haer beste in deser sake doen.
Doen ginc de vrouwe ende seyde haren man hoe dat si aen haer gebuerinne vercregen hade dat si doen soude wat si woude. Dit hoorde de man geerne. Aldus so quam Andolosia weder tot de vrouwen ende sprac wederom van by slapen, gelovende haer dusent croonen.
De vrou antwoorde hem ende seyde: “Ist u ooc erns[t]? Ist dat ghijt van herten meynt, so comt morgen avont inder nacht ende brengt dat gelt met u, want mijn man sal morgen in des conincx dienst uut rijden.”
A[n]dolosia was wel te vreden, want hy achtede dat gelt luttel dwelc hy bre[n]gen soude. Ende des anderen daechs t’savonts als de nacht aen quam, so quam hy geslopen ende brocht die duysent croonen met hem.
Museum Plantin Moretus, OD A-360, fol. G2verso
Hoe Andolosia een edel vrouwe bat om een by slapen, schenckende haer duysent croonen, ende hoe zy hem bedrooch, leggende een a[n]der in haer stede.
[35]
Die vrouwe ontfinc hem feestelijc ende nam die dusent croonen van hem ongetelt, ende zy leydde hem in haer camer, seggende dat hi te bedde gaen soude ende stil zijn soude. Zij soude terstont comen. Maer sy onboot met haeste haer gebuerin ende gaf haer hondert croonen. Dese schoon herte hadde haer fray gepalleert, so dat tot sulck dingen behoort. Ende als zy te samen lagen ende vreucht orboorden, so en wist Andolosia anders niet, het en was zijns tornoy geselle huysvrou, daer hy by sliep.
Maer als de schoon deerne mercte dat zy Andolosia wel genuchde ende hem wel geriefde, so begost zy hem te vertellen hoe dat hem zijns geselle huysvrou bedrogen hadde ende haer gehuert hadde om in haer plaetse te liggen ende dat si haer hondert croonen gegeven hadde. Andolosia hoorende dat hi also bedrogen was, so was hy seer tonvreden, niet om des gelts wille dat hi haer gegeven hadde, mer veel meer om dat hy sorch dattet uutcomen soude ende datmen inde ga[n]tse stadt met hem spotten soude dat hi also van twee vrouwen bedrogen geweest had. Daerom stont hy haestelijc op ende gaf dese lichte schuyte noch hondert croonen ende ginc in zijn herberge ende wecte alle zijn volc op dat sy haer gereet maken souden, want hy woude terstont wech rijden. Hy dachte dat hy hem voortaen wachten soude vande val[s]chen vrouwen list. Aldus soo reet hy met ongemoeticheyt wech. Ende als hi eenen dach rydens verre van Parijs was, so lach hem dese sake noch in zijnen sin, ende hy sant eenen van zijnen dienaers tot de schoon Venus daer hy by geslapen hadde, ende sant haer noch tweehondert croonen ende onboot haer dat zy des edelmans huysvrouwe soude voor recht betrecken voor de coninc of parlement om dat zy gelt genomen hadde, te weten negenhondert croonen, d[at] haer niet toe en behoorde, en[de] dat dat gelt haer toebehoorde voor pijne ende arbeyt.
Dit fray herte geloefde den knecht dat sy soo inde sake leven soude dat hy daer af hooren soude. Ende also stoocte Andolosia tvier tusschen dese twee vrouwen, so dat des edelmans huysvrouwe tot groote schande quam.
Tot zover het citaat. De zin “Hy dachte dat hy hem voortaen wachten soude vande val[s]chen vrouwen list.” is een vooruitwijzing naar een volgend hoofdstuk, waarin Andolosia opnieuw en met ernstige gevolgen door een vrouw bedrogen zal worden.
De puzzel
Zoals gezegd, deze tekst is uit het Duits vertaald, en die vertaling is nagenoeg woordelijk en foutloos. De ‘fout’ die in deze fabliau-achtige episode geslopen is, berust niet op een vertaalfout. De fout stond al in de oudste druk van 1509. Als je de tekst leest, zie je hem niet. Maar op basis van het verhaalverloop kun je met terugwerkende kracht de fout wél zien. Welke www.neerlandistiek.nl lezer kan de fout aanwijzen die ik zie, en uitleggen waarom dat een fout moet zijn?
Hans zegt
Nou vooruit, ik doe een poging. Het gedrag van Andolosia vertoont een merkwaardige inconsequentie. Aanvankelijk schaamt hij zich en geeft de deerne zwijggeld, uit angst “dattet uutcomen soude ende datmen inde ga[n]tse stadt met hem spotten soude dat hi also van twee vrouwen bedrogen geweest had”. Maar een dagreis later vindt hij dat ditt snode bedrog koste wat kost aan het licht moet worden gebracht en regelt dat de buerinne nog meer geld ontvangt, maar dit keer opdat “zy des edelmans huysvrouwe soude voor recht betrecken voor de coninc of parlement om dat zy gelt genomen hadde, te weten negenhondert croonen, d[at] haer niet toe en behoorde, en[de] dat dat gelt haer toebehoorde voor pijne ende arbeyt”. In het daarop volgende schandaal zal Andolosia’s naam zeer zeker over de tong zijn gegaan, waardoor zijn reputatie wordt aangetast. Dat is dus een merkwaardig schipperen tussen bang zijn het gezicht te verliezen en het verlangen naar openlijke rechtvaardigheid, en wijst er wellicht op dat hier twee verhalen enigszins door elkaar lopen. Bedoelt u dat?
Twee dingen moeten me nog van het hart:
– “hy woude tersotnt wech rijden” ik lees; “hy woude terstont wech rijden” (met een nasaaaltilde op de o)
– u schrijft: “Franse literatuur is vrolijk en optimistisch, Duitse literatuur zwartgallig en pessimistisch. In de Franse literatuur gelooft men in het goede van de mens, in de Duitse heeft men vooral oog voor het slechte in de mens.” Verrassend dat een mediaevist zoiets beweert. Het zal een grapje zijn.
Willem Kuiper zegt
Om met het laatste te beginnen. Nee, dat is geen grapje. Ik heb meer van oorsprong Duitse teksten gelezen en die zijn in mijn ogen pessimistisch en zwartgallig vergeleken met de Franse literatuur. Denk bijvoorbeeld aan Eulenspiegel en Schimpf und Ernst, ook in het Nederlands vertaald. Het is net of in Frankrijk altijd de zon schijnt, terwijl het aan de andere kant van de Rijn altijd regent.
Bedankt voor het signaleren van de typefout! Is inmiddels verbeterd.
Wat het eerste betreft, nee dat bedoel ik niet.
Volgens mij heeft de vrouw des huizes nooit ofte nimmer tegen het buurmeisje verteld dat Andolosia haar het astronomische bedrag van 1000 kronen aangeboden heeft. Ik ben er haast zeker van dat zij haar buurmeisje verteld heeft dat Andolosia haar 100 kronen bood, wat ook nog een hoop geld geweest moet zijn, maar dat zij daar niet op in durft te gaan uit angst voor haar man, die haar dood zal slaan als hij erachter komt. Daarom biedt zij het buurmeisje aan om haar plaats in te nemen en dan zijn die 100 kronen voor haar. Het buurmeisje vindt dit zo’n groot bedrag dat zij er zeker van wil zijn dat ze dit ook echt krijgt, en niet afgescheept wordt met een paar kronen, wat blijkbaar de normale prijs is.
In de druk van 1509 ziet het buurmeisje dat Andolosia de wisseltruc niet door heeft (een man merkt nooit wat) en een nacht heeft die je normaal alleen in films ziet, en daarom voelt zij zich benadeeld: Die man heeft voor 1000 kronen plezier, terwijl zij er maar 100 kronen voor krijgt. Dat is niet eerlijk. En dat is voor haar een reden om de wisseltruc te verklappen.
In de druk van 1549 is dit weggelaten, vermoedelijk zonder diepe bedoelingen maar om te bekorten.
Andolosia voelt zich bedrogen, weet dat er mensen aan het hof zijn die hem zijn rijkdom benijden en vreest onherstelbaar belachelijk gemaakt te worden omdat hij zich heeft laten bedriegen door twee vrouwen. Daarom zint hij op veilige afstand op wraak. Hij stuurt een knecht naar het buurmeisje en vertelt haar dat zij nog 900 kronen tegoed heeft van de vrouw des huizes, want hij had haar niet 100 kronen geboden, maar 1000!
Nu pas voelt het buurmeisje zich tekort gedaan en is zij bereid een rechtszaak aan te sprannen tegen de vrouw des huizes. Die zal ze ongetwijfeld verloren hebben, maar daar gaat het niet om. De zaak is publiek geworden en de vrouw des huizes die eerst zo fatsoenlijk leek om zich niet te laten omkopen, blijkt nu toch niet zo’n integere vrouw te zijn, omdat zij wel het geld wilde, maar de dienst niet wilde leveren.
De plot is mijns inziens alleen dan verhaaltechnisch logisch als de vrouw des huizes haar buurmeisje NIET verteld heeft dat Andolosia haar 1000 kronen geboden heeft, maar ‘slechts’ 100 kronen. Als het buurmeisje dat geweten zou hebben zou zij het niet voor 100 kronen gedaan hebben.
Ton Harmsen zegt
‘By sulcken man soude ic wel om niet derren slapen!’ Daaruit blijkt toch dat zij aan onderhandelen over de beloning geen behoefte heeft.
Willem Kuiper zegt
De status van de stand-in is onduidelijk. In eerste instantie denk je als lezer dat de buurvrouw bedoeld is, bijvoorbeeld een jonge weduwe, komt vaker voor, maar in het Duits wordt zij consequent ‘Tochter’ genoemd. Als lezer krijg je sterk de indruk dat hier sprake is van een variant op wat wij een ‘dom blondje’ noemen: zeer aantrekkelijk, niet eenkennig, smult van seks, maar niet al te snugger. Daarvan denkt de heer des huizes (logischer in her verhaal zou zijn de vrouw des huizes) slim gebruik te kunnen maken en zo twee vliegen in één klap te slaan: 1) de eer van zijn vrouw bewaren, 2) geld verdienen. Maar helaas voor hem wordt de bedrieger bedrogen. Later komt het buurmeisje erachter dat zij is voorgelogen. Ik ken dit verhaal niet uit een andere bron, bijvoorbeeld een fabliau, maar ik ben er zeker van dat in de bron van deze anekdote de vrouw des huizes haar willige buurmeisje echt niet vertelde dat de man 1000 kronen geboden heeft.
Naschrift:
In de editie van Jan-Dirk Müller in ‘Romane des 15. und 16. Jahrhunderts. Nach den Erstdrucken mit sämtlichen Holzschnitten.’ Frankfurt am Main 1990, wordt in het Stellenkommentar geen directe bron van dit ‘fabliau’ genoemd maar gewezen op verwantschap met Boccacio’s ‘Decamerone’ III, 9 en VIII, 4 en Ruprecht von Würtzburgs ‘Die beiden Kaufleute’. Ik heb ze erop nagelezen, maar kan nauwelijks gelijkenis ontdekken.
Belangrijk voor de plot van deze anekdote is het antwoord op de vraag: Wie bedenkt het plan om het buurmeisje in te huren als stand-in? In de roman is de echtgenoot de bedenker, maar logischer zou zijn als de vrouw des huizes dit bedenkt. Immers aan het eind van het liedje is zij de met schande overladen persoon. De echtgenoot blijft buiten schot.