Op 30 november (‘Eerste Week van Advent’) stuurt Reve het tiende hoofdstuk van zijn wereldroman met als werktitel Een Zondagskind, of: Boek Van Violet En Dood. Het is de eerste keer tijdens het schrijven aan de roman, dat hij deze titel noemt. ‘Mijn werk verdiept zich, maar blijft de noodzakelijke boertigheid bevatten.’ Hij wil de mensen iets bieden in ruil voor het geld dat ze betalen voor het boek. ‘Geen lederboek, maar het leven zelf, blijft mijn advies. Morgen ga ik verder met het verslag van de uitvaart van Jean-Luc. Ook diens graf is weg.’
De begrafenis zal pas in het laatste hoofdstuk XXIV, op de een na laatste bladzijde van de roman, plaatsvinden. In mei 1995 moet hij nog enkele hoofdstukken schrijven. Hij overweegt een epiloog toe te voegen over het verdwenen graf van Jean-Luc. Reve raadpleegt Peter van Bergen; na diens adviezen bij de uitgave van de eerste druk van Verzamelde gedichten (1987) heeft Reve deze ‘Zeergeleerde Vriend’ voor al zijn volgende uitgaven benoemd tot zijn ‘literair adviseur en vertrouweling’.
In de roman is vanaf het eerste hoofdstuk duidelijk dat er geen kans bestaat op een liefdesrelatie van de hoofdpersoon met Jean-Luc. Aan het eind van de roman kiest de ‘ik’ voor ‘een bijna zwarte jongen die niks van medemenselijkheid moet hebben maar alleen houdt van bezitten of bezeten worden, slaan of geslagen worden, alles zonder ethisch of aesthetisch gelul,’ schrijft Reve in een brief van 2 oktober 1995 aan Van Bergen. ‘Het slot is het spiegelbeeld van het begin.’ Het eerste hoofdstuk, waarin de hoofdpersoon Jeanne om een foto van Jean-Luc vraagt, vond in werkelijkheid juist aan het eind, na de begrafenis plaats. ‘En twee jaar later is het graf weg, van hem, maar ook van die vader! Hoe vind je dat? Niemand gelooft dat, en toch is het zo. Iedere andere Nederlandse schrijver dan ik zoude dat verdwenen graf als een Godsgeschenk hebben gebruikt, terwijl het dramatisch onbruikbaar is, tenminste zo denk ik erover.’ (Kroniek van een schuldig leven, biografie Deel 3)
Aangezien Ruisend gruis van Willem Frederik Hermans in het najaar van 1995 zal verschijnen, wordt het uitbrengen van HBVVED uitgesteld tot het vroege voorjaar van 1996. Drieëndertig jaar na zijn belofte ‘het boek’ te schrijven, heeft Reve het alsnog voltooid, zij het zonder de oorspronkelijke lidwoorden het violet en de dood. Naar mijn idee, als gezegd, om de aankondiging van de roman vanaf 1963 van de mythische zwaarte te ontdoen. Wel heeft Reve als motto het citaat uit De kleine neurasthenicus opgenomen, waarin het boek ‘Van ’t Licht en van de Schaduw, van ’t Violet en van den Dood… En van de Geestdrift’ wordt genoemd.
De boekhandel bestelde op voorhand 15.000 exemplaren. Uitgeverij L.J. Veen besloot daarom tot 40.000 exemplaren, waarvan 4.500 gebonden. ‘In maart werden nog 10.000 of 20.000 exemplaren bijgedrukt,’ schrijft Nop Maas in deel 3 van zijn Reve-biografie. ‘De zogenaamde eerste, “gebonden” druk was pijlsnel uitverkocht.’ Dat waren nog eens tijden.
‘In 1998 wist Gerard niet meer op welke begraafplaats het graf van Jean-Luc lag,’ vertelde fotograaf Klaas Koppe mij onlangs. In 1993 hadden zij samen het graf in Dieulefit bezocht. Maar Koppe wist het vijf jaar later ook niet meer: ‘Wij zochten op 17 mei 1998 op de begraafplaats in Vesc.’ Dat Reve dat jaar al niet meer wist dat Jean-Luc in Dieulefit was begraven, is achteraf een onheilspellend voorteken van de ziekte van Alzheimer die zijn geest sluipenderwijs verder zou aantasten.
In Vesc bevindt zich het familiegraf van Chastan. Ook Germaine Chastan ligt er begraven, de vrouw van wie Reve de grond kocht, waarop hij zijn Geheime Landgoed L’Albatros bouwde. In de zomer van 2011 maakte ik een foto van haar graf (1915-2009). Zij wees mij tijdens mijn zoektocht jaren eerder de weg naar het landgoed van Reve. Ze vond ‘Gérard’ een aardige man: ‘Trés gentil.’ We stonden naast elkaar op het dak van de Drôme. In de verte herkende ik de twee kazematten, die zich in het groen aftekenden. De plek, waar ik niet veel later de schrijfbunker betrad: de cel van een monnik.
In recente beschouwingen over De Grote Drie, wordt beweerd dat Gerard Reve, in tegenstellingen tot Hermans en Mulisch, nog nauwelijks wordt gelezen. De Avonden wordt echter nog regelmatig herdrukt, omdat – als uitzondering – de rechten daarvan bij uitgeverij De Bezige Bij liggen. Van alle andere titels berust het auteursrecht bij Joop Schafthuizen, de levenspartner van Reve. Schafthuizen heeft op zekere dag alle contracten met uitgevers opgezegd en houdt iedere nieuwe publicatie tegen. Vandaar dat er geen nieuwe drukken van het overige werk van Reve beschikbaar zijn.
Dat verklaart waarom tijdloze novellen als Werther Nieland en De ondergang van de familie Boslowits niet in de boekhandel, maar slechts antiquarisch verkrijgbaar zijn, wat het lezen van het werk van Gerard Reve onder jongeren zeker niet bevordert. Want wat niet gezien wordt, blijft onopgemerkt.
(EINDE)
Laat een reactie achter