Door Henk Wolf
“Als er maar lang genoeg over een gebruikswijze van een woord wordt gesproken, komt er een moment waarop iemand zonder verdere context schrijft dat de vorm van dat woord hoort bij de betekenis van een homoniem woord.”
Een paar dagen geleden schreef ik op Neerlandistiek.nl een stukje over het Friese woord rusk in de betekenis ‘roest’. Het stukje dwarrelde wat in cyberspace rond en al gauw schreef iemand: “Rusken bin biezen”.
Dat is natuurlijk waar. Het Fries heeft een woord rusk dat verwijst naar verschillende soorten planten en hun taaie bladeren. Het is verwant aan het Nederlandse rus, met een vergelijkbare betekenis. Alleen is de relevantie van die opmerking niet heel duidelijk, a. omdat de schrijver niets nieuws vertelt en b. omdat het stuk over een ander, homoniem woord ging. Uiteraard kan iemand een voor de discussie relevante verwante betekenis aandragen, of als basis voor een nieuwe discussie een weinig bekend homoniem noemen, maar van beide lijkt hier geen sprake te zijn. Toelichting die de opmerking relevant maakt, ontbreekt, waardoor de lezer zelf een interpretatie moet zoeken. De reactie lijkt dan betweterig bedoeld, alsof de vorm rusk uitsluitend de betekenis ‘bies’ en niet de betekenis ‘roest’ mag dragen, maar dat wordt niet uitdrukkelijk gezegd.
Dat is een patroon! – dacht ik, toen ik het las. Hoeveel stukjes van mezelf en van collega’s worden niet onthaald op zo’n plompverloren geplaatste opmerking over een homoniem woord?
Op college ben ik zulke reacties ook meermaals tegengekomen bij het bespreken van de voorschriften op het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden hun en hen. Geheid merkte dan iemand op: “Hun is bezittelijk” en ook nog weleens “Hunnen zijn een volk uit Azië”.
Eind vorige eeuw heeft Mike Godwin al eens het patroon dat er in langlopende internetdiscussies een vergelijking met Hitler of de nazi’s opduikt, puntig verwoord. Dat aforisme is de geschiedenis ingegaan als de ‘wet van Godwin‘. Mijn boven dit stukje geplaatste formule zou daar een taalkundige variant op kunnen zijn.
Er zijn vast veel meer van dit soort ‘wetten-tussen-aanhalingstekens’ te bedenken binnen het domein van de taal-en-letterkunde. Denk aan de bekende hellend-vlakvergelijking in normdisussies: ‘Als we dit-of-dat gaan goedkeuren, kunnen we het hele Nederlands wel afschaffen’. Of denk aan de anekdotische weerlegging, zoals in ‘Dat onderzoek klopt niet, want ik ben een man en ik heb ook een Gooise R’. Meer voorbeelden van zulk soort wetten zijn welkom.
Foto: Andrew Neel (Unsplash)
Liesbeth Lemmens zegt
Je hebt het over coole grammatica en iemand komt ermee aanzetten dat de spelling van het Nederlands onlogisch is 🙂 (En neeeeeeee, “schrijven wat we zeggen” zou het er echtechtecht niet makkelijker op maken.)
Peter-Arno Coppen zegt
Een ander voorbeeld van die Wet van Wolf is: ‘wouden zijn bossen’ (waarop ik tegenwoordig antwoord: ‘…en daar leven wilden in’)
Peter-Arno Coppen zegt
In zijn algemeenheid is dit natuurlijk de misconceptie dat woorden maar één betekenis hebben (of een “echte”, “oorspronkelijke” betekenis). Die misconceptie leidt tot dit soort uitspraken.
Peter-Arno Coppen zegt
Een andere taalkundige Godwiniaanse Wet is dat je in elke taalkundige discussie op den duur de vraag krijgt of iets nu goed of fout is. Of dat elk item in de media over “taalkundige kennis” grotendeels over spelling gaat.
Marc van Oostendorp zegt
Mij lijkt de echte Godwin: Welk taalkundig onderwerp je ook aansnijdt op het internet, naarmate de discussie voortduurt nadert de kans dat iemand oppert dat we hier te maken hebben met ‘invloed van het Engels’ de 1, ook of vooral als het Engels geen vergelijkbare constructie heeft.
Hans zegt
Eindelijk een gelegenheid om nog eens af te rekenen met de irritante reactie ‘as is verbrande turf’, die een tijd in zwang is geweest. Als (sic!) je bijv. zei “Als je dat had gedaan, dan…” kwam er steevast die dooddoener ‘as is verbrande turf’. Dat mag een feitelijk juiste constatering zijn, mijn ergernis zat ‘m vooral in het feit dat ik de ‘l’ in ‘als’ wel degelijk duidelijk had uitgesproken – daargelaten dat er op mijn uitspraak best wat aan te merken is in termen van netjes spreken. Sterker nog: hoe meer ik hoorde dat as verbrande turf was, des te meer mijn ‘l’ in het woord ‘als’ benadrukt werd.
Michiel van Hunenstijn zegt
Herman Brusselmans liet een personage in zijn boeken zeggen: ‘Als mijn tante kloten had, was ze m’n onkel’
Marianne Buitenhuis zegt
Mijn schoonmoeder heeft er een paar, waaronder: ‘Als hadden komt, is hebben al langs geweest’ (als reactie op: ‘Ik had beter….’).