Door Marc van Oostendorp
In De Standaard droomde Bart Van Loo eergisteren over een wereld waarin meer academici ‘leesbare boeken’ zouden schrijven. Wat hij daarbij niet vermeldde: dat de meeste uitgevers van ‘leesbare’ boeken van academici en anderen, er met de pet naar gooien.
De interessante nieuwe vertaling van de sonnetten van Shakespeare van Bas Belleman worden bijvoorbeeld helaas ontsierd door de ronduit achteloze manier waarop uitgeverij Athenaeum – Polak & Van Gennep ze heeft uitgegeven. Het evidente plezier en de sprezzatura die Belleman aan de dag legt bij die vertalingen heeft niet geleid tot grotere zorg voor de tekst. En dus zijn helaas allerlei foutjes blijven staan, met name in het commentaar.
Interessant is bijvoorbeeld de metriek van Belleman, en ze zou een betere toelichting verdienen, en in ieder geval een zonder de nonsens die er nu aan de lezer wordt aangeboden. Belleman koos een op het eerste gezicht wat liberalere vorm voor de jambische pentameter: de regellengte varieert tussen de 10 en 15 lettergrepen. Bij nader inzien zit er wel degelijk structuur in, maar dat is niet de structuur die Belleman benoemt.:
Omdat het Nederlands een ander ritme heeft dan het Engels ga ik ook anders met het metrum om dan Shakespeare. Ik gebruik meer onbenadrukte lettergrepen tussen de klemtonen: jambe en dactylus kunnen allebei. Dat kan leiden tot ritmes als dit in sonnet 142: ‘Vervalsten zo vaak als de mijne het zegel van trouw’.
Maar iedereen die een beetje heeft opgelet op de middelbare school kan zien dat dit onzin is.
In de genoemde regel komen geen dactyli voor, net zo min als in de overige vertaalde sonnetten. Je kunt zeggen dat het maar een detail betreft, maar in een boek met metrische vertalingen van metrische poëzie is het natuurlijk geen onbeduidend detail. Een jambe heeft in de Germaanse talen de vorm onbeklemtoond-beklemtoond (˘¯ of ws voor weak strong in de Engelstalige traditie van Shakespeare-metriek) terwijl een dactylus de vorm beklemtoond-onbeklemtoond-onbeklemtoond (¯˘˘ of sww) heeft. Wanneer je dus jamben en dactyli zou afwisselen in een regel, kreeg je regelmatig twee beklemtoonde lettergrepen na elkaar, of rijtjes van drie onbeklemtoonde lettergrepen, maar daar is geen sprake van. In het voorbeeld hierboven zou je eerder zeggen dat jamben worden afgewisseld met anapesten (˘˘¯ of wws): (Vervals)(ten zo vaak)(als de mij)(ne het ze)(gel van trouw).
Het zal er in de moderne uitgeverij allemaal wel niet toe doen of het wel of niet klopt wat er op de markt wordt gesmeten, maar zulke mededelingen ontnemen je het zicht op wat er echt gebeurt in Bellemans vertalingen.
(De bewering dat een andere metriek nodig is ‘omdat het Nederlands een ander ritme heeft dan het Engels’ is natuurlijk ook dubieus. Jamben worden al meer dan 400 jaar geschreven in het Nederlands. Er zijn vast goede redenen om het anders te doen dan Shakespeare het deed, maar het taalverschil hoort daar niet bij. Helaas zit het boek als gezegd vol van dit soort missers.)
Affijn, genoeg gemopperd – de reputatie van Athenaeum is geloof ik de laatste jaren sterk aangetast, maar je vindt dit soort problemen overal. Nu aan de slag met wat Bellemans metriek dan wél is. Er valt nog wel wat meer over te zeggen dan dat het zomaar een afwisseling is van anapesten en jamben. Wie Bellemans werk al scanderend doorleest valt al snel iets op: de zogenaamde anapesten komen eigenlijk nauwelijks voor aan het begin van de voet. Ik heb de eerste 43 sonnetten gescandeerd (dat wil zeggen sonnet 1 tot en met 41, inclusief de drie versies van sonnet 18 die Belleman maakte). Die scandering staat hier: J staat voor jambe, A voor anapest, een accent aan het eind van een regel geeft een vrouwelijk rijm aan (en dus een lettergreep die buiten jambe of anapest valt).
De onderverdeling bevestigt het vermoeden:
1e voet | 2e voet | 3e voet | 4e voet | 5e voet | |
aantal jamben | 600 | 528 | 518 | 528 | 512 |
aantal anapesten | 2 | 74 | 84 | 74 | 90 |
De overgrote meerderheid van de voeten is sowieso jambisch (op zich een argument om Bellemans metriek niet zomaar als een mengeling van jamben en anapesten te zien), maar in de allereerste voet komen anapesten praktisch niet voor. Hier zijn allebei de uitzonderingen:
- Vergelijk je jou ‘ns met een zomerdag (Sonnet 18; AJJJJ)
- Als ’n lieve voedster die haar kind beschermt (Sonnet 22; AJJJJ)
Over de scandering kun je in beide gevallen discussiëren. Je zou het eerste woord van de eerste regel als verglijk kunnen uitspreken, en misschien is de apostrof in ‘n in de tweede geciteerde regel een indicatie dat je die n niet als een aparte lettergreep moet uitspreken. Dan zijn allebei die eerste voeten dus ook jamben.
De vraag is dan: waarom komen anapesten in de eerste voet niet voor? Ik denk dat de oplossing gevonden moet worden in het vrouwelijk rijm. Ook in het strakste Shakespeareaanse vers kan een jambische pentameter uit 11 lettergrepen bestaan. Ik zet hier vierkante haken om iedere jambe.
- [Zolang] [als jeugd] [en jij] [één le]ven de]len (Sonnet 22, JJJJJ’)
Na de laatste jambe schiet dus nu een extra lettergreep over. Extrametrisch heet zo’n lettergreep. Ik denk nu dat je Bellemans prosodie kunt beschrijven als:
- Iedere versregel bestaat uit vijf jamben. Na iedere jambe (dus niet alleen na de laatste) mag een extrametrische lettergreep staan.
Er zijn dus geen anapesten, alleen jamben en extrametrische lettergrepen, die alleen na een voet mogen komen (en daarom niet aan het begin van de regel).
Je zou eventueel ook kunnen zeggen dat jamben en amfibrachen (˘¯˘) elkaar afwisselen, maar dat verklaart niet waarom jamben ook nog soms kunnen worden omgedraaid. Dat is heel gebruikelijk in het Nederlands (en trouwens ook in het Engels), zonder dat het meteen trocheeën oplevert:
- Die vloei[bare] gevang[ene] in glas (Sonnet 5; LLLLL, ik markeerde de twee trocheïsche jamben).
Iemand wijst me erop dat de ontwerper van het omslag kennelijk denkt dat een regel in een jambische pentameter zeven lettergrepen telt (er zijn zeven blokjes per regel, en het drielettergrepige Sonnetten vervangt drie van die blokjes.)
Wouter van der Land zegt
De blauwe blokjes op de voorzijden zullen woorden voorstellen. Het ontwerp draait ook om de verhoudingen. Het zijn blokjes van zo te zien twee vierkantjes (2:1) in t kolommmen en 14 rijen. Feitelijk een vierkant dus dat weer in de richting van de boekverhouding is uitgespatieerd in de vorm van een sonnet, met ‘Shakespeares’ als de titel. De onderkop is leuk in stijl met de auteur in een door wit gemarkeerde afwijking van het metrum.
Marc van Oostendorp zegt
Je moet achter zo’n ontwerp natuurlijk niet al te veel zoeken, het woord ‘sonnetten’ neemt dus drie blokjes in beslag. Ik ben het ermee eens dat het best een aardig omslag is, dat dus sterk de nadruk legt op het formele aspect – de vorm van het sonnet en niet bijvoorbeeld de inhoud, hoewel Belleman met dat laatste (bijvoorbeeld zijn bewering dat de Dark Lady mogelijk een man is) meer de aandacht heeft getrokken.