Verzuchting
‘k Heb lang genoeg geleefd, indien ’t u mogt behagen,
Vrymagtig Heer, die eerst mijn ziel in ’t lichaam zond,
Den engen band, die hen zo lang te samen bond,
Te ontbinden, en een end te maken van myn dagen.
Maar zo gy rekenschap van myn bedryf zoud vragen,
Sloot angst en schaamte my gewis den bangen mond,
Bewust, dat ik den tyd, dien gy my hebt gegond,
In myne jeugd heb aan de waereld opgedragen.
‘k Heb naderhand (’t is waar) myn mannelyken tyd
(Gestuit door uw genâ) wel aan uw’ dienst gewyd,
En ’t heil omhelsd, aan ’t kruis door uwen Zoon verworven;
Maar noch kleeft my, helaas! de zonde aan, tot myn smert.
Och, Heer, wees gy myn Borg! verlos mijn zuchtend hert!
Hy leefde lang genoeg, die zalig is gestorven.
(18 dec. 1757)
Pieter Boddaert (1694-1760)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter