Door Marten van der Meulen
Er is door de eeuwen heen op verschillende manieren over taalnormen geschreven. Aanvankelijk (zeg tussen 1550 en 1800) hadden we de normatieve grammatica’s en spellingwerken, die als doel hadden het systeem van de taal te vormen. Vanaf eind negentiende eeuw kregen we ook de taaladviespublicatie: boekjes waarin uitsluitend problematische taalproblemen stonden (en waar ik al vier jaar onderzoek naar doe). Als/dan, de grootste/de meest grote, Nederland/Holland etc. En nu, in tijden van internet, is er zowaar een nieuwe vorm verschenen: het listicle. Het is een nieuwe vorm, en toch eigenlijk juist heel oud.
Listicles
Het listicle (de naam alleen al) is een vorm die tegenwoordig hoogtij viert. Het is gewoon een lijstje, maar om een of andere reden is het idee ontstaan dat het lijstje precies goed is voor Generatie Korte Spanningsboog en de Clickbait-happers (naam van mijn nieuwe band overigens). Hoewel het merendeel van de lijstjes over alles gaat van De Leukste Nieuwe Barretjes in Schubbekutteveen tot 50 Nieuwe Sexstandjes Die Je Moet Proberen Deze Winter, zijn taalfouten ook een dankbaar onderwerp. Waar taaladviesboekjes vaak een stevig aantal van dit soort fouten onder de loep nemen, zijn de lijstjes erg kort: tussen de 5 en 15 items.
Er zijn, vrees ik, heel veel van dit soort lijstjes (google maar eens op ‘ergste taalfouten‘ of ‘meest gemaakte taalfouten‘). Ik neem er één als voorbeeld: dit lijstje uit de ELLE, omineus getiteld 5 taalfouten die niet meer kunnen. Nee, ook niet op Whatsapp. Die titel is al fascinerend, want hij impliceert dat er lang is toegekeken maar dat bepaalde fouten, die eerst nog wel door de beugel konden, nu eindelijk aan de kaak worden gesteld. Je zou, naïef, dan misschien iets nieuws verwachten, maar niets is minder waar.
Oud maar toch nieuw
De vijf fouten die worden besproken zijn me/mijn, bedoeling/bedoening, als/dan, hen/hun, en d/t-fouten. Daar is niks nieuws aan, dit zijn taalfouten die op z’n minst al decennia en op z’n meest (?) al eeuwen worden besproken. Van ‘niet meer kunnen’ is geen sprake: dit mag al heel lang niet (volgens sommigen). Wat vervolgens opvalt is dat de uitspraken ouderwets streng zijn. Sommige taaladviseurs (hoewel lang niet allemaal) zijn tegenwoordig redelijk coulant. Over het gebruik van als in groter als zegt Onze Taal bijvoorbeeld: “in sommige delen van Nederland is groter als zelfs duidelijk het gewoonst”. Dit soort nuance is aan de ELLE niet besteed. Er is telkens maar één vorm goed zijn. Dit is wat Arnold Zwicky het One Right Way principe noemde, en in de literatuur over taaladvies de onderdrukking van optionele variatie.
Ook een ander element, dat in ‘gewone’ taalboeken grotendeels verdwenen is, is hier nog wel aanwezig. Op Twitter zei Yoïn van Spijk dat de schrijfster “reageert alsof hem of haar persoonlijk onrecht is aangedaan.” We zien dat tegenwoordig niet meer zoveel in taaladviesboeken, maar vroeger juist wel. Ik schreef daar eerder weleens over: waar in de jaren 1930 en 1940 nog over taalfouten werd gesproken als afschuwelijk, een zwaar vergrijp tegen de taal of een nieuwe weerzinwekkende koppeling uit de medische martelkamer van het Nederlandsch, daar is de toon tegenwoordig een stuk minder boos. Althans, in de taaladviespublicaties…
Simplificatie
Er gebeurt nog iets anders, dat te maken heeft met One Right Way, maar dat toch net anders is. Neem dit voorbeeld:
“Nee! Nee! Nee! De taalfout die zo tenenkrommend is, dat mensen zelfs zullen denken dat je het ironisch bedoelt. Het is ‘hun tas’, en je vraagt iets aan ‘hen’.”
Er was hier wat discussie over op Twitter, maar wat hier volgens mij wordt hier geïmpliceerd dat je ‘hun’ alleen als bezittelijk voornaamwoord kunt gebruiken. Die simplificatie zien we vaker voorkomen, bijvoorbeeld in dit listicle, waar zelfs expliciet staat “‘Hun’ kan alleen in combinatie met een bezit (zij hebben een broek, dat is hun broek). Ook wordt over het gebruik van als een bekende simplificatie gemaakt: als iets gelijk is, dan zeg je ‘als’. Maar dat gaat niet helemaal op, want bij Anna is twee keer zo slim als Marten is er geen sprake van gelijkheid (zoals Onze Taal ook opmerkt). Interessant is dat Helen de Hoop in een recent artikel (helaas achter betaalmuur) hypothetiseerde dat deze simplificatie ook in gebruik gaat doorzetten, en dat hun op termijn alleen bezittelijk zal worden gebruikt.
Nou en?
Hoe ergerlijk de toon ook is, toch zijn deze lijstjes als vorm nog wel interessant. Ten eerste wijst bovenstaande op een verschil tussen de ‘geïnstitutionaliseerde’ norm (zoals te vinden in boekjes) en de norm zoals die door ‘gewone’ mensen wordt voortgezet (en die vaak door attitudeonderzoek wordt getest). Het laat ook zien dat die boekjes (en websites) misschien deels coulanter worden, maar dat dat niet per se geldt voor taalnormeringsuitspraken of attitudes in z’n algemeenheid. Of er überhaupt sprake is van coulance is overigens nog maar de vraag.
Wat ook interessant is, is dat deze ontwikkeling eigenlijk heel erg lijkt op die in de laat 19e-begin 20e eeuw. De voorschrijvende werkjes die toen ontstonden waren grofgebekter, de beschrijvende werken streefden naar neutraliteit. Je ziet dat nu dus ook weer: de taalnormeringswerken worden beschaafder, maar er ontstond een soort nieuwe vorm, waarin mensen nog wel lekker boos kunnen zijn. Blijkbaar blijft daar behoefte aan…
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Milfje Meulskens
Laat een reactie achter