door Laurens Ham
Wanneer je luistert naar de hits van jonge Nederlandstalige muzikanten van dit moment, dan kun je om twee muzikale elementen niet heen: om de autotune en om de trap-beats. Autotune, eind jaren negentig geïntroduceerd als stembewerkingssoftware om valse noten te voorkomen, is inmiddels veel meer dan dat: zangers en rappers gebruiken het als ‘instrument’ om hun stemmen een kenmerkende klank mee te geven. (Muziekjournalist Simon Reynolds schreef er in 2018 een prachtig artikel over.) Trap is het hiphopgenre dat gekenmerkt wordt door veel hihats (wat de muziek een knisperende kwaliteit geeft), synthesizers en veel gezongen passages. Vaak gestreamde muzikanten van dit moment als Lil’ Kleine, Ronnie Flex, Famke Louise en Snelle maken zachtaardige, vaak zelfs sentimentele liedjes, waarin autotune en bijna lieflijke beats zorgen voor een soepele luisterervaring – terwijl deze artiesten tegelijk zijn geworteld in de hiphop.
Voor oudere liefhebbers van het hiphopgenre voelt dat als een paradox. Hiphop kwam toch van de straat? Inderdaad bood de Amerikaanse hiphopcultuur vanaf eind jaren zeventig een expressiemiddel voor zwarte jongeren die de straat als hun habitat beschouwden. Via gerapte, uit het leven gegrepen teksten en graffiti eigenden ze zich een publieke ruimte toe waarvan ze zich structureel uitgesloten voelden. In de jaren tachtig bleef het genre in de VS aanvankelijk ondergronds, maar in de tweede helft van het decennium groeiden artiesten als Run-D.M.C. en Public Enemy uit tot topmuzikanten. Dat was des te verrassender omdat ook rapten over politiek gevoelige onderwerpen als drugs, politiegeweld en institutioneel racisme.
Het zou onzin zijn om te beweren dat die ‘straatse’ kant van hiphop tegenwoordig helemaal verdwenen zou zijn. Een substantieel deel van de Nederlandse rappers, met name van de niet-witte muzikanten in de scene, maakt nog steeds muziek waarin verwezen wordt naar het ‘hosselen’, het bijeenscharrelen van je kostje op straat, al dan niet met drugshandel. Maar het verhaal over drugshandel en illegaliteit is wel helemaal verknoopt geraakt met dat van succes en bling, hoe tegenstrijdig dat ook lijkt. Nu hiphop tot de meestbeluisterde muziek van het moment behoort, hebben Nederlandstalige rappers het minder vaak over uitsluiting dan over het feit dat ze übersuccesvolle, self made ondernemers zijn.
Een oudgediende in het genre, Appa, bracht laatst de EP Betonnen roos uit. Op die plaat ging hij deels mee in de genoemde nieuwe ontwikkelingen door de hiphopstijlen van de laatste jaren naar zijn hand te zetten, terwijl hij ook bezwoer trouw te blijven aan zijn oudere werk. In een nummer als ‘Nurmagomedov’ – genoemd naar een Russische vechtsporter – rapt hij dat hij, anders dan de tegenstander tot wie hij zich richt, het al ‘echter dan echt sinds zijn elfde’ houdt. Toch is er wel iets veranderd: hij wordt minder argwanend bekeken als een kleine vijftien jaar geleden en krijgt minder negatieve pers.
Appa beleefde zijn hoogtijdagen in een controversiële periode van de Nederlandse hiphop: in de verhitte jaren tussen ongeveer 2004 en 2007, toen er regelmatig maatschappelijke discussie – tot aangiftes aan toe – ontstond over het confronterende werk van Nederlandstalige rappers. Rap in het Nederlands bestond al sinds de late jaren tachtig, toen de pionierende Osdorp Posse voor het eerst de sfeer van de Amerikaanse hardcorehiphop zo letterlijk mogelijk naar het Nederlands probeerde te vertalen. Het leverde pittige raps op vol geweld, vol kunstige scheldpartijen en kritiek op de politie, op de Kerk en op de autoriteiten, maar erg veel maatschappelijke onrust ontstond er niet over. Deze muziek van witte jongeren werd eerder als licht komisch dan als bedreigend gezien.
Dat veranderde in de vroege 21e eeuw, toen als reactie op het verhardende debat over migratie en de politieke ‘ruk naar rechts’ een generatie van Marokkaans-Nederlandse rappers actief werd. Daar zaten zachtaardige figuren tussen, onder wie Ali B en Raymzter (de maker van het klassiek geworden ‘Kutmarokkanen??!’ uit 2002, zeker de moeite van het terugluisteren waard), maar langzaamaan leek het radicalisme in de scene toe te noemen. Met het goedkoper worden van opnamesoftware en het ontstaan van peer2peer-netwerken als Napster en Kazaa ontstond een nieuwe, gedemocratiseerde fase van de Nederlandstalige hiphop. Rijp en groen zetten hun al dan niet zelf opgenomen nummers online en begonnen elkaar onderling te ‘dissen’ (creatief de huid vol te schelden), wat leidde tot een heel aantal racistische en antisemitische tracks.
In dit genre van de straatrap waren er echter ook muzikanten die artistieke kwaliteiten hadden en dus door de platenmaatschappijen werden opgepikt. Twee van de interessantste rappers uit die jaren waren Salah Edin en Appa, die allebei in hun muziek en daarbuiten maatschappelijke statements deden die op zijn zachtst gezegd niet zo subtiel waren, maar die ook het vermogen hadden om aangrijpende muziek te maken. Het hoogtepunt van deze periode is wel Straatfilosoof, een album van Appa dat werd uitgebracht door platenmaatschappij Top Notch.
Het is een behoorlijke opgave om Straatfilosoof in één luistersessie tot je te nemen: in niet minder dan zestien nummers vuurt de rapper-met-onvervalst-Amsterdamse-tongval een spervuur van teksten op je af waar soms bijna geen lucht tussen zit. Vooral de boze nummers lijken zich in één ademteug te voltrekken en verwijzen met een groot gebaar sceptici en tegenstanders naar de prullenbak. Appa hakt met de botte bijl, bijvoorbeeld in teksten als ‘Revolutionair’:
en ik zaai geen haat, ik weerleg de feiten
maar propaganda zorgt ervoor dat wij de slechten lijken
dus wil je overleven wees dan tactisch
want dit leven is schijnheiliger dan Israëlische vergeldingsacties
en fok Bush, Blair, krijg de tering met Chirac
fok de Amerikaanse poppenkastregering in Irak
want ik weiger om te buigen voor een systeem dat gecreëerd is
om mensen te bedriegen en te leren wat verkeerd is
en om daarop te kapitaliseren
discriminerend in controle te blijven door volken te demoniseren
Maar daar staat ronduit virtuoos taalspel tegenover:
we leven in een tijdperk dat draait om statistieken
journalistieke technieken
en diplomatieke tactieken, sympathieke, politieke manipulatietechnieken
politici die namens mensen spreken maar in grafieken denken
mensen die bikkelen in fabrieken
noodgedwongen bang voor een opstand
omdat ze hun angst nooit hebben overwonnen
De muzikale ondersteuning van het nummer is even pompeus als briljant: op ogenschijnlijk willekeurige momenten zijn drumroffels en samples geplaatst, waardoor het nummer niet alleen een militante sfeer ademt, maar ook een geweldige spanning opbouwt. Straatfilosoof bevat echter ook verschillende zachtere momenten, waaronder niet altijd even geslaagde soulvolle intermezzo’s van gastmuzikanten. Sterk zijn die nummers waarin de spijkerharde maatschappelijke boodschap gebracht wordt op een verraderlijk lyrische beat. Een van de hoogtepunten van de plaat is ‘Gastarbeider’, waarin op een ouderwetse ‘boom bap’-beat en een eenvoudig doeltreffend klarinetsampletje het levensverhaal van een gastarbeider uit de doeken wordt gedaan. Het is in de Nederlandse popmuziek hoogst ongebruikelijk om zo’n gedetailleerd inkijkje te krijgen in de generatie van Marokkaanse migranten die in de jaren zeventig naar Nederland kwamen, en Appa suggereert dat het verhaal dat hij vertelt uit het leven gegrepen is.
Al bij al is Straatfilosoof muzikaal en tekstueel een van de sterkere albums van de Nederlandstalige undergroundprotesttraditie. Veel van de albums in deze Top 20 van Nederlandstalige protestalbums zijn vrij soft, maar je kunt de protestmuziek niet begrijpen als je enkel de pacifisten en filosofische kleinkunstenaars beluistert. Beledigende, soms morele grenzen overschrijdende muziek maakt een belangrijk onderdeel uit van de protestliedtraditie, zeker binnen de punk en de hiphop. Femke Kaulingfreks leverde een overtuigende interpretatie van deze traditie in Straatpolitiek (2017), haar filosofisch-sociologische studie van het recente straatactivisme.
Appa, die vooral bekend stond om muzikale vuistslagen als ‘Ik heb schijt (aan de overheid)’, een ander nummer uit 2007, verraste zijn luisteraars met Straatfilosoof in die zin dat hij op de plaat een minder eenzijdig hard geluid liet horen. Evengoed bleef zijn werk de controverse opzoeken en zijn de stellingnames op het album ongetwijfeld voor sommige luisteraars aanstootgevend. Een track als ‘Revolutionair’ kun je gemakkelijk in verband brengen met antisemitisch discours, zoals Remco Ensel heeft aangetoond in zijn studie Haatspraak (2014). Appa relateert in dit nummer de Palestijnse doden door Israëlische vergeldingsacties aan de joodse slachtoffers van de Holocaust, een redenering die, zo laat Ensel zien, in een lange antisemitische traditie staat. Hoewel de maatschappelijke gemoederen rondom de Marokkaans-Nederlandse straatrap inmiddels een beetje tot benaderen zijn gekomen, blijft het beluisteren van Straatfilosoof een even fascinerende als ontregelende ervaring, net als in het jaar van verschijnen.
In mijn recent verschenen studie Op de vuist. Vijftig jaar politiek en protestliedjes in Nederland ga ik dieper in op de geschiedenis van de Nederlandstalige hiphop en de vele controverses rondom straatrap in de vroege 21e eeuw. Bekijk ook de bijbehorende site https://protestliedjes.nl en beluister voor tientallen hiphopprotestnummers mijn Spotifyplaylist Nederlandse protestliedjes. Straatfilosoof is volledig te beluisteren via YouTube.
Laat een reactie achter