Door Jan Nijen Twilhaar
Het is begrijpelijk dat de beregeling rond de tussen-n in samenstellingen tot wrevel leidt bij de taalgebruiker, maar ik denk dat het kind met het badwater meegaat als we het voorstel van Johan de Donder van 6 januari jl. in het dagblad Trouw overnemen. Dat we die tussen-n niet horen, zoals hij beweert, wil nog niet zeggen dat we hem dan niet meer hoeven te spellen. Dan kunnen we volgens dezelfde regel die –n in meervoudsvormen als honden en katten en in infinitieven als fietsen en lopen ook wel weglaten in de spelling, omdat we die (vaak) niet horen. Het is ook wel te begrijpen dat voorstanders van de bestaande beregeling nu in de pen zijn geklommen om de zinnigheid van die tussen-n aan te tonen.
Aan het begin van het artikel van Banga, Hanssen & Neijt in Neerlandistiek van 3 februari jl. worden twee voorbeelden van samenstellingen gegeven die naar mijn mening mooi illustreren wat het probleem is met die hele beregeling. Samenstellingen bestaan uit twee woorden en hebben een interne structuur die vele gedaanten kan aannemen. Zo is aardbeienjam een jam gemaakt van aardbeien. Een pannenkoek is een soort koek bereid in een pan. En hier gaat het dan al meteen mis met de hoofdregel voor de tussen-n: als het eerste deel alleen een meervoud heeft op –en en niet (ook) een meervoud op –s, schrijf je een tussen-n in de samenstellingen met dat eerste deel. Maar de vraag die nu rijst, is wat die tussen-n daar nu moet in pannenkoek als we die genoemde interne structuur in ogenschouw nemen. Vergelijkbare voorbeelden zijn ruggengraat en zielenpoot.
Een voorbeeld dat in hetzelfde rijtje kan worden geplaatst is zonnescherm: een scherm tegen de zon. Daar mag op grond van een van de vele uitzonderingsregels geen –n verschijnen, omdat de zon een uniek hemellichaam is, waar we er maar een van hebben. Maar als we van de interne structuur van dergelijke samenstellingen uitgaan, dan hebben we te maken met de volgende algemene morfologische structuur.
[[X]N [Y]N]N
Twee nomina X en Y vormen samen een nieuw substantief in de vorm van een samenstelling. Bij pannenkoek, ruggengraat, zielenpoot en zonnescherm hebben we te maken met de nomina X en Y als enkelvoudsvormen, maar in de uitspraak van de samenstelling wordt tussen X en Y een zogenaamde eufonische sjwa als bindingsfoneem toegevoegd, zoals ook gebeurt met de s in stationsweg en de d in de comparatief raarder. In Oost-Nederlandse streektalen komt de bindingsklank ook voor. In het Sallands bijvoorbeeld heeft hónd als meervoud heunde, met de meervoudsuitgang –e. In de samenstelling hoondenhók is echter geen sprake van die uitgang –e. We horen hier een syllabedragende nasaal, die fungeert als bindingsklank. Een ander voorbeeld is bukke, het meervoud van bók, met de samenstelling bókkenkärre.
Nu wordt uit de reactie van Banga, Hanssen & Neijt niet duidelijk of de informanten de tussen-n in pannenkoek ook uitspraken. Als die wél te horen is in notenkraker, heeft dat mogelijk te maken met de gedachte aan het meervoud van het eerste deel: met een notenkraker kraak je noten. Maar daarnaast heb je mensen die notekraker zeggen, los van de vraag of het gaat om een meervoud als eerste deel. Ook als dat eerste deel een meervoudsvorm is, kan de tussen-n in de uitspraak achterwege blijven. Dit komt minder voor bij informanten uit het Nedersaksische gebied dan bij respondenten uit het westen, zoals figuur 3 in het artikel van Banga, Hanssen & Neijt ook laat zien.
De kern van de hele kwestie ligt in mijn ogen bij de vraag of er sprake is van een meervoudsvorm als eerste deel van de samenstelling of niet. Het ligt dan voor de hand om de –n te spellen in aardbeienjam, bananenboom, bollenkweker, brokkenmaker, bruggenbouwer, kaartenbak, kippenhok, konijnenheuvel, sigarenboer, enzovoort, en deze achterwege te laten in pannekoek, lampekap, ruggegraat, zielepoot, zonnescherm, enzovoort. Om dezelfde reden spellen we dan hondehok en kippenhok. Wie echter een groter hok op zijn erf heeft staan voor meerdere honden, kan gerust hondenhok schrijven. Een meisje met één kip als huisdier, heeft dan een kippehok, een jongetje met één konijn heeft een konijnehok, maar als hij op zijn verjaardag er eentje bij krijgt, heeft hij een konijnenhok. Het gaat hier dan om een variatie die de lampekap, de pannekoek en het zonnescherm moeten ontberen.
Mijn voorstel zou zijn om de hoofdregel voor de tussen-n en alle uitzonderingsregels daarop, te vervangen door de volgende regel.
Spel de tussen-n als er sprake is van een noodzakelijk meervoud als eerste deel (sigarenboer), en spel in alle andere gevallen het bindingsfoneem sjwa als die in de uitspraak voorkomt (pannekoek en zonnescherm tegenover bakfiets en daglicht).
Met deze regel worden bovendien vanzelf de samenstellingen uitgefilterd voor de tussen-n waarvan het eerste deel geen substantief is: platteland, lachebek, en dergelijke.
Foto door form PxHere
Jan Stroop zegt
Geen speld tussen te krijgen.
Hans Beukers zegt
Dit lijkt mij een redelijke oplossing. Zijn er dan geen uitzonderingen meer?
Weia Reinboud zegt
Eens. Vind ik al decennia.
0gfhdeja zegt
Ik ondersteun het voorstel van Jan Nijen Wilhaar voor honderd procent.
Omer Vandeputte
Jan Uyttendaele zegt
Het begrip ‘noodzakelijk meervoud’ is in deze context onbruikbaar. ‘Druivesap’ dus naast ‘druivensap’, want één druif heeft ook sap. En ga zo maar door! De officiële spelling dient er toch voor om te zorgen dat woorden altijd en overal op een uniforme manier geschreven worden, is het niet? De bestaande uitzonderingsregels zijn er vooral gekomen, omdat er weer naar de betekenis gekeken werd in plaats van naar de morfologie, bv. zonneschijn. Het zou logischer zijn om altijd -e- te schrijven, ongeacht de betekenis, behalve natuurlijk wanneer het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, bv. keukenstoel, dronkenlap, binnendeur.
Frans Scheffers zegt
Het voorstel van Jan N is een hele verbetering in de wirwar van regels en uitzonderingen. Maar het voorstel van Jan U is nog beter, met als belangrijkste argument: tijdwinst in het taalonderwijs. De term ‘noodzakelijk meervoud’ zal zeker voor verwarring zorgen. In mijn kamer staan twee slanke vazen, geschikt voor één zonnebloem, en twee gewone vazen. Staan er hier bloemevazen en bloemenvazen?
En als we dan toch gaan wijzigen: laten we van de twee verschillende meervouden bij symfonieën en poriën er één kiezen. Ik kan die regel niet meer uitleggen aan mijn leerlingen (mbo 3 en 4).
Jan Stroop zegt
Zie Booijs voorstel in mijn reactie beneden.
Margot Kalse zegt
Dit heb ik ook al die tijd gedacht. Mee eens, goed voorstel!
Olivier van Renswoude zegt
Heel redelijk. Enige keuzevrijheid hierin zou hoe dan ook geen bezwaar moeten zijn.
Anneke Neijt zegt
Voor mij blijven de konijnenhokken enz. hetzelfde, of er nu een of meer konijnen in zitten. Breng je met een spelllngverschil niet een betekenisverschil aan dat er in de gesproken taal niet is? In de gesproken taal ken ik vooral voorbeelden van woorden die heel vaag zijn qua betekenis, zodat ze een ruim jasje leveren voor al die betekenissen die we willen weergeven.
Rik Schutz zegt
De aantrekkelijkheid van de noodzakelijk-meervoudregel is de onthoudbaarheid ervan. Gemakkelijk voor de individuele speller. Wanneer je echter als taalgemeenschap uniformiteit in spelling nastreeft, heb je er weinig aan.
In Woordenlijst 1954, het oude Groene Boekje, waarin dus de oude noodzakelijk-meervoudregel was toegepast, staan 14 samenstellingen die beginnen met krant. Die worden volgens de huidige regel zo geschreven: krantenartikel, krantenbericht, krantendrukkerij, krantenhanger, krantenjongen, krantenknipsel, krantenlezer, krantenloper, krantenman, krantennieuws, krantenpapier, krantenschrijver, krantenstijl, krantenvrouw,
Als je twee mensen de noodzakelijk-meervoudregel laat toepassen is de kans dat ze bij dezelfde woorden de tussen-n verwijderen heel klein. Probeer maar.
Jan Stroop zegt
In 1996 deed Geert Booij een verstandig voorstel, wat betreft dat meervoud:
“Het was veel simpeler geweest om de volgende regel te hanteren: `als U een schwa hoort, gebruik dan bij voorkeur -e; -en mag gebruikt worden als een meervoudige interpretatie heel goed mogelijk is, en moet gebruikt worden als een meervoudige interpretatie van het linkerlid nadrukkelijk gewenst is’. Op die manier krijgen we heel wat nominale samenstellingen met twee vormen, zoals bessejam naast bessenjam, koeieoog naast koeienoog, en schapevlees naast schapenvlees. Maar wat is daar mis mee? Een dergelijke liberalisering van de spellingregeling zou in een klap heel wat problemen rond de spelling van de `verbindingsklanken’ in samenstellingen oplossen.
Arno. zegt
Met de bestaande én met de voorgestelde regels los je misschien nog steeds sommige problemen niet op. ‘Paarde(n)bloem’: is ‘paard’ hier iets enkelvoudigs of meervoudigs? Ik neig ertoe het ‘generiek’ op te vatten. Grammaticaal gaat het dan om een enkelvoud, “ad sententiam” betreft het alle paarden samen. Mij lijkt het logischer om van het grammaticale uit te gaan. Een andere naam voor dezelfde plant is molsla. Als ik de analogie toepas, voert me ook dat naar de plant zonder n. Maar mollensla zou, als die naam bestond, ook niet vreemd ogen (en mollesla juist wel). Mogelijk zijn er twee woordvormingsmechanismen, die elk van beide tot een acceptabele vorm komen. Ik kies persoonlijk altijd voor de paardebloem zonder n, gevoelsmatig, en enigszins onzeker. Bij kattestaart (een andere plant) heb ik die twijfel niet. Kattenstaart vind ik gevoelsmatig een gedrochtelijke spelling. Dat komt waarschijnlijk doordat kattestaart als woord als het ware een indirecte plante(n?)naam is, afgeleid van een bestaand begrip.
Paardebloem en kattestaart krijgen op mijn monitor allebei een afkeurende rode golflijn onder zich. De voorstelspelling in het artikel zou, lijkt me, leiden tot de spelling zonder n in beide plantaardige gevallen. Dat vind ik een geschikte uitkomst en de voorstelspelling komt sympathiek op me over; maar dat geldt ook voor de spelling-Uyttendaele en de spelling-Stroop.
Al formulerend kom je ook weer nieuwe casussen tegen. Met plante(n)namen doet zich net zoiets voor als met het konijne(n)hok van het bovengenoemde jongetje. Toch verwacht ik dat mogelijk een meerderheid in dit geval zal kiezen voor de vorm met tussen-n (plantennamen), ook al is er geen sprake van dwingend meervoud: planten moeten een naam hebben ja, maar een plant heeft ook een naam. Is de vorm ‘plantnaam’ een denkbaar, grammaticaal woord? Mij leidt verder denken steeds dichter naar het voorstel-Stroop.