Door Marc van Oostendorp
De term gastarbeider is echt een woord uit een andere tijd, waarin mensen inderdaad het idee hadden dat sommige mensen ergens thuis waren en andere mensen daar te gast; dat er iets tijdelijks zou zijn aan migratie.
De mijnstreken in België en in Nederlands Limburg kenden een heleboel van dat soort veronderstelde gasten uit Italië, die uiteindelijk nooit meer weg zijn gegaan. Sommigen hebben het ver geschopt; Elio di Rupo, zoon van ouders uit het landelijke Abruzzo, die het uiteindelijk tot eerste minister schopte, is daar het bekendste voorbeeld van (al groeide hij Franstalig op). In Bologna heeft men rondom die mensen een groot project gemaakt. Het derde deel uit een serie boeken over dit onderwerp verscheen onlangs bij uitgeverij Pàtron.
Dat boekje is gebaseerd op een evenement dat in het voorjaar van 2019 werd gehouden en waarvoor de neerlandicus en dichter Wiel Kusters – afkomstig uit de mijnstreek – naar Bologna kwam. Kusters vertelt iets over zijn achtergrond in de bundel en er worden een paar van zijn gedichten vertaald. In de bijdragen daarna worden allerlei aspecten van de meertaligheid van dit gebied, en vooral van de mensen met een Italiaanse achtergrond.
Heel interessant vond ik vooral van het verslag dat Paola Gentile uitbrengt over onderzoek naar drie generaties immigranten. In de eerste wordt nog Italiaans gesproken, maar nog veel meer de oorspronkelijke streektaal. “Nonna sprak altijd Abruzzese” zegt bijvoorbeeld iemand die indertijd met die nonna naar België gekomen is.
Op een bepaalde manier lijkt die streektaal het eerste verdwenen te zijn – misschien omdat de Italianen vooral met landgenoten uit andere regio’s communiceerden – er waren te weinig anderen uit Abruzzo in de buurt en met Milanezen moet je nu eenmaal een andere taal spreken. Pas in de derde generatie lijkt ook dat Italiaans bijna buiten beeld te zijn – mensen verstaan het nog wel, maar spreken lijkt heel lastig.
. Opvallend is dat het Limburgs door niemand in de beschouwing lijkt te worden betrokken. Sommigen maakten bewust een keuze voor of tegen het Frans, maar wat ze vervolgens leerden in het laatste geval wordt steeds aangeduid als Nederlands. Nu zijn de taalverschillen in het Nederlandstalige gebied, zelfs in Limburg, waarschijnlijk wat kleiner dan in Italië, zeker in de jaren vijftig en zestig, maar het is toch een opmerkelijke asymmetrie.
Marco Prandoni & Sonia Salsi (red.) Minatori di memorie /3. Il plurilinguismo nei contesti transnazionali postminerari del Belgio e del Limburgo Olandese. Bologna, Pàtron Editore, 2020.
Laat een reactie achter