Door Theo Witte & Joke Brasser
Delen:
- Klik om af te drukken (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om dit te e-mailen naar een vriend (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op Facebook (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op WhatsApp (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om te delen op Telegram (Wordt in een nieuw venster geopend)
- Klik om op LinkedIn te delen (Wordt in een nieuw venster geopend)
Jan Uyttendaele zegt
Heb ik dat goed gehoord: ‘Mariken van Nieumeghen’ in 2 of 3 havo met als belangrijkste werkvorm daarbij het hertalen van de oorspronkelijke tekst in hedendaags Nederlands? Dit lijkt me totaal haaks te staan op wat we met de lectuur van literair-historische teksten bij leerlingen van het voortgezet willen bereiken. Ik vind de doelstellingen van deze lessenreeks goed gekozen, maar als je dit thema in de onderbouw aan de orde wilt stellen, dan ligt het toch voor de hand dat je uitgaat van fictie die aansluit bij de belevings- en ervaringswereldwereld van de leerlingen? Zoals blijkt uit de actualiseringsfase zijn er ruimschoots voldoende jeugdboeken, waarmee je bij de leerlingen op hun eigen lees- en ontwikkelingsniveau belangstelling voor het thema kunt opwekken. Daar hebben we ‘Mariken van Nieumeghen’ echt niet voor nodig! Die tekst hoort thuis in de bovenbouw met een onmisbare situering in de literair-historische context, specifieke doelstellingen rond cultuuroverdracht en een genuanceerde benadering van de thematiek en de actualisering daarvan. Voor een voorbeeld van een lessenreeks die volgens mij recht doet aan deze canontekst verwijs ik naar: https://www.klascement.net/downloadbaar-lesmateriaal/106655/mariken-van-nieumeghen-werkbundel/
Joke zegt
Hoi Jan, ze vinden het best leuk hoor, puzzelen op een oude tekst. Het was overigens ook niet de enige werkvorm, maar dat terzijde. Die belevingswereld zou ik niet al te dogmatisch opvatten. Leerlingen hebben ook behoefte aan dingen die hun belevingswereld uitbreiden, zeker in deze lockdowntijd. En ze lezen bij mij ook heel veel actuele literatuur, maar ik geloof niet zo in die eenduidige belevingswereld van scholieren en al helemaal niet dat een bepaald genre boeken dan voor alle lezers van die leeftijd interessant zou zijn. En dan ook; moet je alles altijd volledig begrijpen om erdoor geraakt te worden? Ze hoeven Mariken niet literair-historisch te doorgronden om ervan te kunnen genieten. Juist het kennismaken met een fragment van de tekst als iets vreemds, bijzonders, van heel lang geleden, vind ik heel waardevol. Alleen al het besef hoezeer het Nederlands veranderd is, is pure winst. En ik merk dat het leuke gesprekken op gang brengt in de klas en wellicht de motivatie om Mariken op de lijst te zetten in de bovenbouw. Veel plezier met lesgeven en ik ga je opdrachten voor de bovenbouw eens bekijken op klascement.
PS: het is in de context van deze discussie wel interessant om eens te kijken wat een Britse leerling allemaal leest en leert over historische letterkunde in stage 3 (onderbouwleeftijd).
Jan Uyttendaele zegt
Dag Joke, ik heb veel waardering voor je inzet om de canonteksten te promoten in het onderwijs. Maar een belangrijke doelstelling van het lezen van literaire fragmenten in de klas is: de leerlingen motiveren om meteen het hele werk te gaan lezen. Ik betwijfel of die doelstelling hier met ‘Mariken van Nieumeghen’ wordt bereikt. Ik vrees zelfs dat je leerlingen dat zeker niet zullen doen, als ze vooraf al ervaren hebben dat je de tekst eerst nog moet vertalen in hedendaags Nederlands, vooraleer je gewoon kunt begrijpen wat er staat. En gesteld dat ze die moeite zouden willen opbrengen, dan zullen ze nog zwaar ontgoocheld worden, want de kloof tussen hun eigen wereld en die van een middeleeuwse tekst is gigantisch, niet alleen taalkundig, maar ook cultuurhistorisch. Daarom lijkt het me beter om met die canonteksten te wachten tot ze wat meer ervaring hebben, niet alleen met literatuur in het algemeen, maar ook met cultuur, geschiedenis, godsdienst (zeker in dit geval) enz. Ter vergelijking: Ik denk dat ik twaalfjarigen uitstekend zou kunnen boeien door enkele anekdotes over Harry Mulisch te vertellen en misschien zelfs door een komische scène uit ‘De ontdekking van de hemel’ voor te lezen, maar het lijkt me beter om dat boek pas aan de orde te stellen als de leerlingen in staat zijn om het zelf helemaal met plezier te gaan lezen. Dat is een doelbewuste keuze om elke vorm van literatuuronderwijs op elke leeftijd maximaal te laten renderen en een optimale ‘leesvoldoening’ te bereiken.
jokebrasser zegt
Hoi Jan, ik reageer even wat uitgebreider hier: https://klassiekersindeklas.nl/klassiekers/het-nut-van-mariken-lezen-in-de-onderbouw Ook al verschillen we in visie, ons uiteindelijke doel is (denk ik) hetzelfde: leerlingen op een betekenisvolle wijze in aanraking brengen met de klassiekers. Bedankt voor je tegengeluid, dat helpt mij om beter te formuleren wat ik nou eigenlijk wil bereiken met het hertalen van Mariken in h2.
Jan Uyttendaele zegt
Dag Joke, voor mij is de discussie hiermee afgesloten. Maar omdat jij je argumenten ondersteunt met verwijzingen naar allerlei publicaties, wil ik ook graag, ter afsluiting, eens een gezaghebbende literatuurdidacticus aan het woord laten. In 2008 voltooide Theo Witte zijn baanbrekend proefschrift met als titel ‘Het oog van de Meester’. Daarin rapporteert hij over de resultaten van zijn wetenschappelijk onderzoek in verband met de literaire ontwikkeling van leerlingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Het was zijn bedoeling om een didactisch instrument te ontwikkelen, waarmee docenten de literaire ontwikkeling van hun leerlingen optimaal kunnen stimuleren en iedereen is het erover eens dat daar hij uitstekend in geslaagd is. Hij onderscheidt daarbij zes niveaus van literaire competentie, gaande van ‘zeer beperkte literaire competentie’ (het laagste niveau) tot ‘zeer uitgebreide literaire competentie’ (het hoogste niveau). Het vijfde niveau is dat van ‘uitgebreide literaire competentie’. Die literaire competentie veronderstelt onder meer ‘ruime ervaring met het lezen van literaire romans’ en ‘algemene, historische en literaire kennis om in complexe moderne en oude klassieke teksten door te kunnen dringen’. Van de boeken die de leerlingen op dit niveau van literaire competentie aankunnen, geeft Theo Witte vier van wat hij zelf noemt ‘representatieve voorbeelden’. Die representatieve voorbeelden zijn: Van de koele meren des doods, De ontdekking van de hemel, Max Havelaar en… Mariken van Nieumeghen. (Zie: ‘Het oog van de meester’. Delft: Eburon, 2008, p. 509) Ik geef je dit nog ter overweging en wens je verder veel succes met ‘Klassiekers in de klas’.