door Laurens Ham
Wat is het toch dat we van vrouwelijke kunstenaars altijd een ‘hoofdstuk apart’ maken? Die rake aanduiding, die ik leen van Erica van Bovens proefschrift over de beoordeling van vrouwelijke schrijvers in de vroege 20e eeuw, werkt niet alleen goed om de literatuurgeschiedschrijving te karakteriseren, maar ook voor de manier waarop we over muzikanten nadenken. In zijn vuistdikke Watskeburt, Lage Landen? (2019), een geschiedenis van het Nederlandstalige lied in Nederland en Vlaanderen, reserveert Peter Van Dyck bijvoorbeeld een hoofdstuk aan nieuwe vrouwelijke makers met de ongelukkig gekozen titel ‘Nieuwe meisjes’ (een citaat van de Vlaamse popband Yevgueni, overigens). Je zou er spontaan hoofdstukken over rockbandjes in eender welke periode van gaan schrijven met als titel ‘Frisse jongetjes’.
Het is zeker zo dat Van Dyck oog heeft voor de structurele rol van vrouwelijke artiesten in de Nederlandstalige cultuur, van de vroege jaren van de Nederlandstalige pop (levensliedzangers als Zwarte Riek en tienersterren als Willeke Alberti en Trea Dobbs) tot nu (Roosbeef, Eefje de Visser en vele anderen). Wel vind ik het interessant dat hij er in een hoofdstuk als ‘Nieuwe meisjes’ voor kiest om de ontwikkeling van vrouwelijke artiesten te beschrijven als afwijkend van de ‘mannelijke’ traditie.
Hij staat daar niet alleen in; ik pleit mezelf ook niet vrij van die aanpak. Bij het schrijven van Op de vuist, het boek over protestliedjes waar deze reeks de basis voor vormt, had ik soms het gevoel hemel en aarde te moeten bewegen om vrouwelijke artiesten voldoende zichtbaar te maken. Uiteindelijk lukte dat enigszins: in de luistertips en in de hoofdtekst worden allerlei vrouwelijke artiesten genoemd of bands en groepen met ook vrouwen in de gelederen (van punkbands als het obscure Ketchup of de iets bekendere Workmates tot groepen als Braak of theaterwerkgroep Proloog), maar in bijna ieder tijdvak blijken bands van louter mannen toch weer het meest dominant te zijn. Daardoor voelde ik me genoodzaakt om in ieder geval één lang hoofdstuk over feminisme op te nemen waarin vrouwelijke makers de boventoon voeren – me realiserend dat ik toch weer ‘een hoofdstuk apart’ aan het schrijven was.
Op de mogelijkheid om vrouwelijke artiesten een structurelere rol te kunnen laten spelen in een hoofdstuk over de allernieuwste activistische ontwikkelingen heb ik me bezonnen, maar ik slaagde daar toen niet echt in. Op het moment dat ik het boek afrondde, in de tweede helft van 2019 en de eerste helft van 2020, werden er juist allerlei jonge artiesten actief die aan het identiteitspolitieke en activistische landschap van deze tijd een fascinerende draai geven, maar ik vind het nog lastig om die ontwikkelingen te synthetiseren. Het schiet alle kanten op. In de hiphop kun je bijvoorbeeld denken aan Niva, met een ouderwets harde straatraptrack als ‘Gele kaart’, aan Lauwtjes stoere trap-nummer ‘Leugens’ (ft. Josylvio en Esko) of aan S10’s prachtige ‘Maria’:
Heel sterk is ook Eva van Manen. Haar album Politiek & liefde verscheen online al in 2018, maar ik leerde het pas kennen toen het in 2020 na een crowdfundingsactie fysiek in de winkels kwam te liggen. Dit album staat in een feministische traditie: het laat zien dat het persoonlijke politiek is, zoals ook de feministische makers uit de jaren zeventig en tachtig deden. Muzikaal staat het echter ver af van een jaren tachtig-album als Van binnen naar buiten van Ineke Verdoner en Marijke Nekeman (ook in deze top 20): Van Manen maakt als muzikant en producer volop gebruik van invloeden uit de hedendaagse electropop en hiphop.
Toen ik Van Manen eind 2020 sprak voor een reportage van De Groene Amsterdammer over feministische muziek, vertelde ze dat ze met dit album wilde laten zien dat politiek zich niet alleen in een parlement afspeelt, maar dat ook intermenselijke relaties zijn doordesemd van politiek. Het titelnummer illustreert dat mooi: het toont een relatie tussen twee mensen van wie de een zwart is en de ander wit, die in een wereld leven waarin ‘jij gevaar loopt / en ik in principe niet.’ Zo politiek geladen kan het dagelijks leven zijn van iemand die met systemisch racisme te maken heeft. ‘Als je ziet hoe men naar ons kijkt soms / is het net of onze liefde munitie in een strijd wordt’, zingt Van Manen. De albumtitel Politiek & liefde krijgt zo het karakter van een statement.
Tegelijkertijd is het woord ‘statement’ niet helemaal goed gekozen voor iemand die zo behoedzaam haar plek in de wereld zoekt. Hoeveel politieke thema’s ook worden bezongen – op het album gaat het niet alleen over racisme, maar ook onder meer over mansplaining, seksuele intimidatie en klassenverschil – toch ziet Van Manen haar album eerder als een protest tegen een eenzijdige benadering van het politieke dan als een echte activistische interventie. Ook over het label ‘feminist’ moest ze tijdens mijn interview met haar even nadenken, al wees ze het niet af. ‘Het blijft een lastig woord, omdat mensen met zoveel weerstand erop reageren. Als ik in een groep vrouwen ben, dan zeggen we nooit tegen elkaar: o, wat zijn we feministisch. Mijn plaat draait vooral om meer empathie en om mens zijn, dacht ik zelf. Tot iemand zei: het gaat óók over vrouw zijn. En dat klopt natuurlijk: #MeToo zit erin, grenzen kunnen aangeven, je plek als vrouw in de wereld.’
Een van de hoogtepunten van het album is openingsnummer ‘7 dagen’, een heel klankrijke en ritmische tekst die persoonlijk begint, met een personage dat aan het appen of bellen lijkt met een ander. De tekst is een vloeiende stroom (‘sorry voor de lange lap tekst’), maar er zitten diverse verwijzingen in naar blokkades: ‘als ik de tegenbeweging die jij maakt staak / als ik de wegen blokkeer die er zijn’. Diezelfde tegenstelling tussen stromen en blokkeren zit ook in het tweede deel van de tekst, waarin plotseling een alomvattende blik op wereldproblematiek wordt geworpen: ‘van wielklem tot Jeruzalem / de beurzen die graaien, die draaien op / hopen op beter’. Terwijl de wereld en het wereldwijde kapitalisme gedachteloos doordraaien, bieden het persoonlijke spreken en schrijven instrumenten om stil te staan en te reflecteren.
Een ander memorabel nummer, ‘Omdat we verdergaan’, heeft qua akkoord- en melodiestructuur veel weg van ‘7 dagen’, maar is totaal anders van sfeer en instrumentatie. Het is het meest akoestische nummer van de plaat, en tekstueel biedt het zowel een persoonlijke als een collectieve reflectie op identiteit. Aan de ene kant is het nummer sterk optimistisch over de macht die individuen hebben om hun identiteit mede te vormen (‘richting overkomt je niet, je kiest ervoor’), aan de andere kant laat het nummer ook zien hoezeer je door je sociale en biologische context bepaald en beperkt wordt: ‘kijk ik in de spiegel zie ik klasse, kleur, een voorkeur’. Vanuit deze twee tegengestelde posities probeert dit nummer een alternatief heden te creëren: had de wereld ook een andere richting kunnen nemen wanneer de politiek-maatschappelijke kaarten anders waren geschud?
Politiek & liefde staat vol met dit soort interessante en originele reflecties op grote politieke en persoonlijke thema’s, en is daarmee een van de beste protestalbums van de laatste jaren. Nee, niet een van de beste protestalbums van vrouwelijke makers, maar van de Nederlandstalige muziek in het algemeen.
Ik schreef eerder over Eva van Manen in De Groene Amsterdammer; dit stuk bevat enkele citaten uit die tekst. Over Peter Van Dycks boek schreef ik een recensie voor De Reactor. Meer protestmuziek vind je in mijn boek Op de vuist. Vijftig jaar politiek en protestliedjes in Nederland, op de bijbehorende website https://protestliedjes.nl en via de bijbehorende (en nog steeds groeiende!) Spotifyplaylist Nederlandse protestliedjes.
Laat een reactie achter