Door Margot Kalse en Olga van Marion
Om opnames en uitgave van de Top 40 mogelijk te maken, zijn wij een crowdfundingsactie gestart: steunleiden.nl/project/top-40-van-de-gouden-eeuw .
Doneer nu en ontvang de cd en/of het liedboek als beloning!
Nederlanders zingen heel veel, niet alleen in kerken en koren, maar ook op feestjes, bij bruiloften en onder de douche. Dat doen ze al eeuwen. Wie verliefd of verlaten is zingt een popliedje, wie in nood is het Wilhelmus of een psalm, en wie een kind in slaap sust een wiegenlied. Een gouden tijd voor het Nederlandse lied is de periode van de late zestiende en de zeventiende eeuw, wanneer al die liedjes verzameld in liedbundeltjes op de markt komen, geschikt voor jong en oud. Muzieknotatie is niet nodig, want de boekjes bevatten contrafacten: teksten van liedjes met aanduiding van de bekende melodie waarop ze gezongen kunnen worden.
Voor de Top 40 van de Gouden Eeuw hebben we de veertig populairste melodieën uit de Nederlandse Liederenbank geselecteerd, die destijds in het Nederlandse taalgebied het meest gebruikt zijn. Bij deze melodieën hebben we mooie, ontroerende en verrassende liedteksten uit die tijd gezocht om Nederlandstaligen van nu in staat te stellen kennis te maken met de rijkdom van dit cultureel erfgoed. Iedereen kan nu met behulp van de muzieknotatie of de midi-files de liedjes leren zingen. Van tijd tot tijd zullen we een exemplaar uit de Top 40 publiceren, tot we bij de allerpopulairste melodie op nummer 1 zijn.
Den lusteliken mey Cristus playsant
Dit lied is de oudste vindplaats van de melodie van 12a, ‘Den lustelijcken mey is nu in de tijd’, met als bron het Devoot ende profitelijck boecxken uit 1539. Dit is een bijzonder liedboekje met muzieknotaties, waarin bij elke melodie verschillende teksten van geestelijke liederen staan. Die liederen zijn prachtige voorbeelden van contrafacten, omdat ze elementen bevatten uit de eerdere, wereldlijke versies. In 12b zien we duidelijk hoe de tekst van het wereldlijke lied is vergeestelijkt. Het gaat hier niet langer om een meiboom waar omheen gedanst wordt om de liefde te vieren, maar om Christus, die zelf de meiboom is én de fontein van het eeuwige leven. We zien ook elementen zoals de bloesemtak en de dauw uit het liefdesliedje terugkeren, en telkens zijn ze van toepassing op Christus.
3. Die vogelkens singhen op dat groene hout
So vrolijck onbedwonghen,
Dat sijn die engelkens menichfout
Ende alle ghelovige tongen
Die singhen: glorie fijn
Moet Christo inden hemel sijn.
Pays mannen ende vrouwen
Die op sijn woert betrouwen.
4. Desen meyboom Christus so iuechdich bloeyt
Met duechden menigerhande
Hi heeft ons met dau bespoeyt,
Sijn bloet tot eenen onderpande.
Comt al die belast sijt ende slaeft
Tot mi, seyt hi, ghi wort gelaeft,
Ick sal u ontladen van sonden
Mijn iock is licht bevonden.
5. Sijn goddelijc woert is een ghebloeyet rijs
Daer wij op moeten beeten,
Dwelck is beseghelt na Gods advijs
Met Cristus bloedich sweeten.
Hi heeft den helschen viant groot
Die sonde, ende die eewige doot,
Verwonnen tot allen daghen
Ende al onsen last ghedragen.
6. Coemt ter fonteynen die so overvloedich staet,
Wilt vanden water drincken
Het welc int eewighe leven gaet,
Cristus wilt ons minnelijc schincken.
Want daer vloeyt uyt Christus buyck
Levende water tot onsen gebruyc.
Die heylige gheest eersame
Scenct hi om niet, tot onser vrame.
7. Gheloeft si den meyboom victorieus
Die ons God schanc uyt minnen
Uyten gheslachte Juda corragieus,
Een leeu niet om verwinnen.
Christus dien eewighen mey
Die maect alle herten vrey
Met sinen gheeste iuechdich,
Die hem versoecken vruechdich.
8. O Prinche Ihesu, meyboom ghebenedijt,
Soe lustelijck ontploken,
Ontfangt ons in u armkens wijt
Aent cruce voer ons ontloken.
Ghi sijt onsen troost ende alle ons vruecht,
Alleenliken bi uwer duecht
So worden wij deelachtich
In uus vaders rijc warachtich.
koene | vol vertrouwen |
Die tot desen meye scrijt | wie deze meiboom, nl. Christus, in tranen aanroept |
Sijn | nl. van Christus |
moet al | moet(‘t) al, moet alles |
Christo | aan Christus |
Pays | vrede aan |
bespoeyt | besproeit |
slaeft | zwaar werk doet |
iock | juk |
ghebloeyet rijs | bloeiende tak |
beeten | kauwen |
wilt | wil het |
vrame | geluk |
niet om verwinnen | onoverwinnelijk |
versoecken | om hulp vragen |
ontploken | uitgespreid (van takken) |
ontloken | geopend (van armen) |
Tekst en melodie uit: Een devoot ende Profitelyck Boecxken, inhoudende veel gestelijcke Liedekens ende Leysenen, diemen to deser tijt toe heeft connen ghevinden in prente oft in gescrifte (Antwerpen: Simon Cock, 1539), fol. 83r.-84r. https://www.dbnl.org/arch/_dev001dfsc01_01/pag/_dev001dfsc01_01.pdf (pdf p. 93-94)
M. Helder zegt
scrijt: niet van schreien maar van schrijden: lopen, gaan. Zie beide artikelen in het WNT.
moet: hier in de betekenis ‘zal’. Zie WNT.