Een onbekende gast in Mariken van Nieumeghen
Door Jos Joosten
Deze week corrigeerde ik de slotpapers van studenten na een werkcollege over Mariken van Nieumeghen. Eén van hen beëindigde de inleidende samenvatting van het verhaal met de vaststelling dat God ‘de aartsengel Gabriel’ stuurde om de ijzeren ringen om de hals en armen van Mariken (die de paus ter boetedoening had laten aanbrengen) te verbreken. Mij was dat detail kennelijk altijd ontgaan, of ik was het in elk geval vergeten: ik ben na dertig jaar doceren nog altijd geneigd de twijfel eerst bij mijzelf te leggen.
Bovendien stond bij de opmerking een nette voetnoot die verwees naar het (digitale) Pantheon van het Literatuurmuseum:
Mariken vestigt zich in het Witte Vrouwenklooster in Maastricht en wordt daar na boetedoening door de aartsengel Gabriël van de ringen bevrijd.
En dat is niet de enige plek. Als je maar even googelt, kom je veelvuldig verwijzingen tegen naar de rol die Gabriel aan het slot van Mariken van Nieumeghen zou spelen.
Op de website van het Nijmeegse ‘Stadsklooster Mariken’ lezen we: ‘Zij moest boete doen door drie ijzeren ringen om haar hals en polsen te dragen, totdat zij op een dag door de engel Gabriël bevrijd en gerehabiliteerd werd.’ Op de website Cultuurpers (‘Want er wordt al genoeg onzin verteld over kunst’) staat in een voorbeschouwing over de Mariken-adaptatie van OPERA2DAY: ‘Tot slot verlost de aartsengel Gabriël haar.’ Op scholieren.com oordeelt ‘een scholier’ als volgt: ‘Ik vond dat Mariken zich erg onnozel gedroeg, en de tussenkomst van de engel Gabriel erg ongeloofwaardig.’
Aartsengel ‘Gabriel’ levert vele tientallen hits op in combinatie met ‘Mariken van Nieumeghen’, tot aan het gerenommeerde Meertens Instituut en de Wikipedia over de tekst aan toe. Meteen valt bij zo’n speurtochtje trouwens op hoe, tal van pagina’s, tamelijk bronloos lustig van elkaar kopiëren.
Maar: hoe zit het nu echt met de aartsengel Gabriël? Met zoveel referenties zou er toch een brontekst moeten zijn? Daarom liep ik de belangrijkste edities eens langs. Meteen stelde ik vast dat, zoals zo vaak bij Mariken, alles weer net een nuance complexer ligt dan je denkt. In de (altijd hoopvol zeggen: ‘vooralsnog’) oudst bekende editie van Mariken, van de Antwerpse drukker Vorsterman uit 1515, die ten grondslag ligt aan alle moderne (school)edities, voltrekt de vergiffenis voor Mariken zich als volgt.
Het laatste hoofdstuk heeft als titel:
Hoe die enghel Gods Emmekens ringhen af dede
van haren halse ende handen
In het hoofdstuk zelf staat vervolgens beschreven hoe het Mariken ‘in het echt’ verging:
Wie sal mi segghen die rechte bevroedicheyt
Van minen droome, daer ick in heb gheleghen?
Mi dochte ic was genomen uuter helscer gloedicheit
Ende van daer boven inden hemel ghedreghen.
Daer quamen mi vele witter duyven teghen,
Die sloeghen mijn banden af met haren vlercken.
Ontbeyt, wat sie ic? O Godheyt vol seghen!
Heb ic u hoghe ghenade vercreghen?
Och ia ic, mijn banden zijn af, somen mach mercken.
Si ligghen hier neven mi! o godlike wercken,
Wat crachtiger schermschilt sidi tegen tvercrancken!
De vertellerstekst rept van een ‘engel Gods’, Mariken zelf beleeft het afvallen van de ringen in een droom, als werk van vele witte duiven. Het woord ‘enghel’ (of ‘engel’) komt behalve in de hoofdstuktitel verder niet voor in deze oudste editie (en de naam ‘Gabriel’, voor alle duidelijkheid, evenmin). Opvallend is dat de illustratie in de Vorsterman-editie de hoofdstuktitel volgt en wél een (naamloze) engel toont die Mariken haar boeien afneemt.
In de Engelse uitgave, die kort na de Vorstermans-editie verscheen, is er wel een ‘aungell’ met een actieve rol (waarbij Mariken zelf opnieuw in haar slaap denkt dat het duiven zijn die met hun vleugels de ijzeren ringen verwijderen).
& on a tyme as she was a prayinge in hyr selfe, she fell on slepe, and in hyr sleepe apered a aungell and vndyd ye iron rynges fro hyr, & she towght in hyr slepe how that she was in hell and howe that there were a great many doues cam to hyr and with theyr wynges smote of hyr yron rynges. And when that she had that vysyon, than awaked she and sawe the rynges lye before hyr & wer vndone.
In de vroeg zeventiende-eeuwse protestante versie, die in 1608 in Utrecht gedrukt werd, lezen we in de hoofdstuktitel ‘hoe d’Engel Godts haer die ringhen afdede’, en wordt verder Vorsterman gevolgd. Jonckbloet, die zich in zijn bewerking uit 1854 baseerde op een vroeg zeventiende-eeuwse (corrupte) versie, schrijft hoe ‘die ontfermhertige Christus alle haer sonden vergaf’ en ‘synen H. Engel [sont] tot haer daer sy lach en sliep […]’. In de Latijnse prozavertaling van Lyraeus, die ten grondslag lag aan de Europese verspreiding van Mariken, wordt het, in de vertaling van Vincent Hunink, als volgt samengevat: ‘Op een nacht, tijdens haar slaap, werden de drie ijzeren banden door engelenhand verbroken.’
Kort gezegd: in geen van de bronnen is sprake van de aartsengel Gabriel. Maar hoe is hij dan toch verzeild geraakt in zoveel digitale teksten over Mariken van Nieumeghen? Ik liep alles wat ik zag nog eens na, en bleef andermaal hangen bij eerdergenoemde ‘een scholier’ op scholieren.com. Maar liefst drie keer meldt hij/zij de ‘ongeloofwaardige’ tussenkomst van Gabriel. Mijn oog viel op de editie die de scholier netjes vermeldt: de zevende druk uit 2003 van de vertaling van Hessel Adema, in de reeks ‘T&T Klassieken’.
Zelf heb ik de achtste druk uit 2005. Vooraf aan deze tweetalige editie meldt Adema dat ook hij als brontekst de Vorsterman-uitgave gebruikte. Met zijn vertaling ‘naar eigentijds proza’ is ‘gestreefd naar goede leesbaarheid en inhoudelijke juistheid’.
In deze vertaling nu blijkt wel degelijk iets te vinden! Op p.65 wordt de titel van het slothoofdstuk als volgt vertaald:
Hoe de engel Gabriël Emmekens ringen
van haar hals en armen verwijderde
Ha, daar hebben we Gabriël dan eindelijk. Maar waarom? In zijn ‘Ter inleiding’ schrijft Adema:
Vertalen is interpreteren. Noodgedwongen moest op de plaatsen waar verschillende interpretaties mogelijk zijn, in de vertaling een keuze worden gemaakt. Het verantwoorden van deze plaatsen is – als niet passend in de opzet van deze schooluitgave – achterwege gelaten.
Dat laatste is spijtig. Hoewel ik van zo’n verantwoording in dit geval ook niet veel verwacht had. Eerlijk gezegd zie ik niet zo snel hoe er met het opvoeren van ‘Gabriël’ in het moderne Nederlands sprake zou van een ‘interpretatie’ van het origineel. Dat origineel, en ook de latere varianten, geeft immers geen enkele aanleiding tot (mis)interpretatie. Ik ben geneigd het er eenvoudigweg te houden dat hier een fout staat die nooit herzien is.
De publicaties van uitgeverij ‘Taal & Teken’ te Leeuwarden zijn van vertaling, via vormgeving tot verspreiding in handen van Hessel Adema, zoals blijkt uit een interview met de vertaler/uitgever in het vaktijdschrift Literatuur [13(1996), 1, 207-210]. Hier wreekt zich, zo lijkt het, de afwezigheid van een eindredacteur, meelezer of andere kritische stem. Van de T&T-editie van Mariken verschenen tussen 1982 en 2016 negen drukken (de tiende staat op de website van de uitgeverij aangekondigd voor maart 2020) en het is al jaren de enige editie die nieuw verkrijgbaar is.
Inclusief een kleine verschrijving met grote gevolgen.
Kris zegt
In de eerste druk van Hessel Adema’s hertaling uit 1982 staat op p. 59: ‘Hoe de engel Gods Emmekens ringen van haar hals en handen afnam’. De ‘engel Gabriël’ in latere drukken is dus vermoedelijk geen ‘kleine verschrijving’ maar een bewuste hertaalkeuze.
Jos Joosten zegt
Dat is heel interessant. Des te spijtiger dat Adema dus niet aan verantwoordingen doet – want een vreemde keuze blijft het gelet het bronmateriaal.
Jona Lendering zegt
De “enghel Gods” is (in de Hebreeuwse Bijbel) de titel van boodschapper namens God. Wij zouden hem een woordvoerder noemen. De evangelist Lukas introduceert Gabriël met deze titel, “de engel van god” (Lk 1.11).
Of dit Adema’s keuze verklaart, weet ik niet; wel vermoed ik dat als we een middeleeuwer hadden gevraagd welke naam hoorde bij de titel “enghel Gods”, hij Gabriël zou hebben geantwoord.
Jos Joosten zegt
Dat is een heel interessante gedachte. Ik heb, nog voor ik op het spoor van Adema kwam, ook naar vermeldingen van ‘Gabriel’ in die zin gezocht en vond toch ook dat er – op een paar bijbelsites en in een katholiek handboek dus héél grondig was het niet – geen heel hard bewijs was voor Gabriel als dé Engel Gods. Remco Sleiderink wijst er (op mijn Facebook-pagina) ook op dat (in de Jonckbloet-versie) zelfs sprake is van ‘sinen Engel’, wat op de bijzondere status van de engel in kwestie duidt. Maar toch – zelfs als Gabriël impliciet bedoeld zou kunnen zijn vind ik het een vergaande adaptatie in relatie tot de grondtekst.
Renaat Gaspar zegt
De engel Gabriël als goddelijke boodschapper is al een oud gegeven. Waarschijnlijk is, zoals Jona Lendering schrijft, de oudste bron ervan Lukas 1,11.
In aansluiting daarop vermeld ik het eerste van de zogenaamde ‘Blijde Geheimen’ in het kader van het rozenkransgebed: ‘De engel Gabriël brengt aan Maria de blijde boodschap’. Wanneer die ‘Geheimen’ (vier ‘blijde’, vier ‘droevige’ en nog twee, waarvan mij de naam nu niet te binnen wil schieten) zijn ontstaan, weet ik niet, maar ze zijn vermoedelijk al lang geleden in de dagelijkse gebedspraktijk opgenomen.
Het volgende gegeven duidt waarschijnlijk eveneens op een hoge ouderdom. In de Islam is Gabriël als boodschapper Gods duidelijk en prominent aanwezig. De niet minder dan zeven aanduidingen daarvan vind je in Tvoyage van Mher Joos van Ghistele, Boek 1, cap. 3 en 4 op ff. 13v, 15v, 16r, 22v, 29r en tweemaal op f. 31v. Zie DBNL: https://www.dbnl.org/tekst/zeeb002tvoy01_01/
Is Gabriël als afgezant en als boodschapper van God niet een literaire topos te noemen, die thans in onze geseculariseerde Lage landen weer eens is opgedoken?
Jan Uyttendaele zegt
in de droom van Mariken is het niet een engel, maar zijn het ‘vele witter duyven’, die haar van de ijzeren ringen bevrijden. Als de engel Gabriël verschijnt, dan gebeurt dat meestal in gezelschap van een witte duif, symbool van ‘God de H. Geest’, zoals we op de vele middeleeuwse voorstellingen van de Annunciatie kunnen zien. Dat zou de associatie met Gabriël kunnen verklaren. Als teken van Gods vergeving zijn er eigenlijk meer redenen om een andere aartsengel te verwachten, namelijk Michaël, die in de beeldende kunst de doden die de vergeving van hun zonden hebben gekregen, naar de hemel begeleidt. In de droom van Mariken wordt overigens ook beschreven hoe ze naar de hemel wordt gevoerd, waar ze Gods genade verkrijgt. (Zie ook het proefschrift van Eligh over MvN, p. 148 e.v.)
Jan Uyttendaele zegt
Uit de geciteerde reacties van scholieren leid ik af dat die het verhaal erg ‘ongeloofwaardig’ vinden. De vraag is inderdaad hoe we scholieren vandaag de dag nog voor de lectuur van MvN kunnen motiveren. In dit leermiddel heb ik geprobeerd om het verhaal te benaderen via thema’s die voor hedendaagse lezers boeiend kunnen zijn: https://www.klascement.net/downloadbaar-lesmateriaal/106655/mariken-van-nieumeghen-werkbundel/
Jos Joosten zegt
Ontzettend leuk dat dit stukje zoveel gedachtenwisseling oplevert! Ik denk dat over wie de engel in kwestie is het laatste woord nog niet gezegd is. Overigens geloof ik ook dat alle discussie niet onverlet laat dat het veelvuldig noemen van ‘Gabriel’ in allerlei online-bronnen nog steeds voorbarig is – zeker als je ziet hoeveel discussie de identiteit van de engel oproept onder de kenners hier en gegeven het feit dat de naam (dat heb ik geloof ik toch wel overtuigend getoond) in de oudst bekende bronnen nergens (expliciet) voorkomt.