Tijdens een nieuwjaarsborrel kreeg ik van een zoomgenoot op mijn kop omdat ik ergens had geschreven dat de literatuur kan troosten. Wat een cliché toch weer! Wist ik dan niet dat de literatuur juist ook kon verontrusten?
Nee, dat wist ik niet. En ik geloof dat ook eigenlijk niet, althans ik geloof eigenlijk niet dat er mensen zijn die boeken lezen om zich te laten verontrusten. Ik ben meer van de school van Willem Frederik Hermans die zei dat hij zijn boeken vulde met trooste- en uitzichtloosheid om te troosten.
Ik kan me niet alleen niet herinneren dat ik zelf niet ‘verontrust’ ben geweest door een boek, maar ook niet dat ik ooit iemand volkomen ‘verontrust’ heb meegemaakt omdat die net een boek gelezen had. Hoe zou dat ook moeten gaan? Ik zou me kunnen voorstellen dat een boek me zou verontrusten als het bijvoorbeeld door een vriend geschreven zou zijn die aankondigde een moord te willen plegen. Maar waarom zou een of ander vreselijk verhaal door een volslagen onbekende verontrusting oproepen?
Je kunt van alles leren uit een boek, je kunt er treurig van worden, of woedend – maar een van de interessante aspecten van lezen (of uberhaupt van kunst) is: van het ervaren van al die emoties gaat tegelijkertijd een zekere troost uit. Je bent niet de enige die het allemaal zo ervaart.
Natuurlijk is er literatuur die de diepste krochten van de menselijke ziel opzoekt. Er zijn boeken die de lezer verleiden zich te verplaatsen in een massamoordenaar, die eventueel die lezer het gevoel kunnen geven dat hij geen haar beter is. Maar zouden er echt mensen zijn die door zoiets uit hun evenwicht worden gebracht? Lezers die nog niet op de hoogte waren van hun eigen verdorvenheid en door hun lectuur daar ineens op gewezen worden? Maar hoe vaak kan dit die lezers dan overkomen? Houdt de ware liefhebber van ‘verontrustende literatuur’ op zodra hij Markies de Sade gelezen heeft?
Mijn gevoel is eigenlijk dat liefhebbers van ‘verontrustende’ boeken vooral menen dat anderen verontrust worden of zouden worden of zouden moeten worden van die boeken. Dat de mens geneigd is tot alle kwaad, dat weet toch niet iedereen! Maar ook dat gevoel is er natuurlijk vooral prettig: wij, lezers, weten wel beter.
En verder lijkt me dat hele idee dat boeken verontrustend zouden zijn vooral een cliché. In werkelijkheid is troost de enige reden om boeken te lezen.
Image by Henryk Niestrój from Pixabay
Berthold van Maris zegt
Dat verontrustende literatuur (inderdaad) een cliche is wil niet zeggen dat de literatuur als troost geen cliche is.
Marc van Oostendorp zegt
Dat iets een cliché is, wil niet zeggen dat het niet waar is. (Dat is zelf ook een cliché.)
dolfwagenaar zegt
Tja, wat is de definitie van ‘verontrustend’? Een boek kan wel je wereld op z’n kop zetten, een revolutie in je eigen wereld- en mensbeeld veroorzaken – dat zou je misschien ‘verontrustend’ kunnen noemen? Als labiele adolescent las ik Camus’ ‘De mythe van Sisyphus’, en ik was daar toen behoorlijk van van slag en ik durf zelfs te beweren dat dat boek tot op vandaag een groot deel van mijn mens- en wereldbeeld heeft gevormd. Maar misschien bedoelt Marc dat een boek niet ‘verontrustend’ kan zijn, omdat je altijd kan zeggen: ‘ach, het is maar een boek, het is geen realiteit’, anders dan bijvoorbeeld rellen op de straat achter je?
Jerry Dewnarain zegt
Mooi artikel…goed geschreven: kort en krachtig! Dankjewel….
ChrisBernasco zegt
Het klinkt mij plausibel in de oren dat literatuur kan troosten. En ook dat het in bepaalde mate kan verontrusten. Maar interessanter dan beide stellingen lijkt mij de vraag wat literatuur in de praktijk bij lezers doet: troosten, verontrusten, afleiden en wat nog meer? En onder welke omstandigheden. In de musicologie onderzoekt men onder meer hoe mensen muziek inzetten om hun stemming te reguleren. Misschien ook een interessant onderwerp voor de literatuurwetenschap?
Berthold van Maris zegt
Interessant is ook dat het woord troost juist het afgelopen jaar veel gebruikt werd, in combinatie met allerlei soorten menselijke activiteit. Op Radio 1 zeggen sportverslaggevers nogal eens dat sport “in deze tijden” troost biedt. In een wekelijks terugkerend culinair radioprogramma wordt telkens weer benadrukt dat eten en koken troost biedt. Tv kijken zou troost bieden, volgens Paul Haenen. Op Radio 4 wordt gezegd dat muziek troost biedt. Etcetera.
In mijn ogen is dat allemaal retoriek. Als literatuurwetenschapper moet je je daar verre van houden.
Marc van Oostendorp zegt
Ik wil best accepteren dat ’troost’ een beetje een inhoudsloos woord is en dus niet het beste analytische instrument. Toch zie ik ook wel iets in de suggestie die Chris Bernasco hierboven doet: om de term op de een of andere manier te operationaliseren en dan een empirisch (experimenteel) onderzoek te doen.
Jos Houtsma zegt
Troost, oké, al heb ik daar niet zoveel mee. Ontroering, ja dat ongetwijfeld. Maar het lijkt me in literatuur toch ook vaak gewoon te draaien om het aloude ‘lering en vermaak’.
Verontrustend is een term die een lezer allicht gebruikt voor literatuur waarin denkbeelden worden uiteengezet die hij serieus moet nemen, maar die sterk afwijken van de zijne. Of voor personages en gebeurtenissen die hem schrik aanjagen. De voorbeelden dringen zich op!
Ton van der Wouden zegt
Google brengt mij bij “Afgronden. Verontrustende literatuur uit de Romantiek”, een boek van Anton Haakman uit 1997 (Arbeiderspers) dat ik niet gelezen heb. Blurb-tekst afkomstig van de website van De Slegte:
“Afgronden is een beschouwing over een verontrustend literair genre dat in de tijd van de Romantiek door een groot aantal schrijvers werd beoefend en dat door hen werd betiteld als ‘fantastisch’. Omdat een essay het uiteenlopende werk van de auteurs tekort zou doen en een bloemlezing de lezer zonder leidraad combinatie van beide. Verhandelingen over de gothic novel, de ‘mooie gruwelen’, de pogingen tot verklaring van de zwarte kunst en vooral het fenomeen van de dubbelganger – de bleke metgezetl – worden geïllustreerd met werk van bekende en minder bekende Europese en Amerikaanse schrijvers.”
Berthold van Maris zegt
Ja Ton, in de romantiek maakten ze een heel nuttig onderscheid tussen schoonheid en het overweldigende, angstaanjagende “sublieme”. Toen de componist Stockhausen zei dat de ineenstortende Twin Towers het ultieme kunstwerk waren namen veel mensen hem dat kwalijk omdat ze kunst, net zoals hierboven gebeurt, met schoonheid en troost en zo associeerden. Maar natuurlijk bedoelde Stockhausen: een overweldigend, angstaanjagend, “subliem” kunstwerk. Dit voorbeeld laat zien dat “kunst” soms echt angstaanjagend kan zijn.
Literaire voorbeelden daarvan: Lovecraft, Sarah Kane, De Sade…