Uit De wanbidder, de nieuwe bundel van (duo/echtpaar) Elvis Peeters.
Sporen
van de warme nestgeur van haar jonge koren.
Zo schrijft de dichter
aan wie het maar wil horen.
In dat jonge koren ging ooit zijn gebit verloren.
Klappertandend van genot — ook
in zijn ogen stond snot — maaide hij met grimmige lippen
langs haar voorjaarse voren, haperde
aan de knoop in haar vel, die rel in dat veld
van krom blond graan van haar, en stootte
de valse tanden uit zijn mond.
Zij vergaven elkaar. — Hij had een weerwolf willen zijn,
maar voelde zich een hond. Van haar wist hij het niet.
Een nimf?
Dat was zij ook,
een veldnimf die in het vermoeide ochtendgloren
op die ruige akker met dat blonde koren
uit haar eigen vulva werd geboren.
De dichter herinnert zich de sporen.
Elvis Peeters
uit: De wanbidder (2021)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter