Door Marc van Oostendorp
Er zijn nog maar weinig geschiedenissen geschreven over de cognitiewetenschappen – psychologie, kunstmatige intelligentie, taalwetenschap, enzovoort – in hun onderlinge samenhang. Battle in the Mind Fields van John Goldsmith en Bernard Laks voorziet wat dat betreft in een behoefte: het is een boek dat al die verschillende gebieden bestrijkt en dat voor een periode van bijna tweehonderd jaar.
De titel verwijst naar een van de structurerende elementen van dit boek: Goldsmith en Laks’ geloof dat je de geschiedenis van al deze jonge wetenschappen het best kunt zien als een nu al tweehonderd jaar voortdurend generatieconflict. Steeds staat er een generatie jonge mensen (lange tijd vooral: mannen) op die het nu eens geheel anders gaat aanpakken. Wat Goldsmith en Laks’ vooral laten zien is dat het steeds terugkerende motief is: wij hebben eindelijk een manier ontdekt om de taal, of de geest, écht wetenschappelijk aan te pakken. Dat impliceert dan dat het werk van de vorige generatie verworpen wordt als onwetenschappelijk klungelwerk; maar het veroorzaakt ook voortdurend groot enthousiasme.
Constructen
In zekere zin beweegt de geschiedenis zich hierdoor als een pendule. Natuurlijk zit er ook wel vooruitgang in – als de ene generatie aanpak X verwerpt, zal de volgende generatie X niet ongeclausuleerd ineens als dé vorm van wetenschap zien –, maar heen en weer gaat het niettemin.
Een voorbeeld is de vraag of, laten we zeggen, de binnenkant van de mens het onderwerp kan zijn van wetenschappelijke studie – de geest, het bewustzijn. Je kunt zeggen: nee, die geest kunnen we niet onmiddellijk waarnemen, niet meten, niet op de een of andere manier vastleggen, weg ermee, we beperken ons tot wat we wel kunnen zien – we doen aan gedragswetenschap (behavioral science). Of je kunt zeggen: het is in ieder geval voor ieder individu zo evident dat hij een bewustzijn heeft dat het absurd is om dat te negeren. Die twee posities zijn volkomen met elkaar in conflict en toch valt voor beiden iets te zeggen. Het is simpelweg onwetenschappelijk om zaken te postuleren die je niet kunt meten! Het is vreselijk onwetenschappelijk om te proberen alleen te meten zonder theoretische constructen op te zetten!
Canon
Goldsmith en Laks zeggen, natuurlijk terecht, dat je het huidige vertoog over de menselijke geest en de taal alleen kunt begrijpen door de geschiedenis van de discussie te kennen. En dat je die discussie alleen kunt begrijpen als je ziet waarom jonge mensen telkens enthousiast raakten voor het vak. Het geeft een heel levendig beeld van de wetenschapsgeschiedenis (al moest ik er soms aan denken dat dit beeld van elkaar steeds opvolgende generaties die zich vooral tegen hun voorgangers afzetten in de literatuurgeschiedenis ter discussie staat).
Het is natuurlijk ook wel een beetje een treurig beeld, van een waarin allerlei inzichten voortdurend verloren gaan, niet omdat ze echt weerlegd worden maar omdat een nieuwe generatie weer net wat anders spannend vindt. Het soort werk dat Goldsmith en Laks doen is eigenlijk onmisbaar, al staat het haaks op het proces dat ze vooral beschrijven: serieuze studie van al die voorgangers en een poging om daar de belangrijkste ideeën uit te halen. Op de een of andere manier kan dat kennelijk de jeugd niet bekoren, en een enorme canon moet de vooruitgang niet belemmeren – maar zonder zo’n canon gaat het ook niet.
Onwaarschijnlijk
Interessant in dat verband is dat Goldsmith een kritisch lid was van de generatieve revolutie rondom Noam Chomsky – hij is de vader van de zogeheten autosegmentele fonologie, die in mijn ogen een van de belangrijkste inzichten opleverde in klankstructuur in de twintigste eeuw. Hij heeft de opwinding dus zelf ervaren, maar is gaandeweg reflectiever geworden. De samenwerking met Laks, een Parijse intellectueel die zowel in de sociolinguïstiek als de fonologie geïnteresseerd is geweest, is een gelukkige – ook omdat er zo kennis over zowel Amerika als Europa gecombineerd is.
Ik geloof dat ik aan het begin van mijn loopbaan, als ik eerlijk ben, ook wel een beetje heb geprofiteerd van die voortdurende revoluties. Tijdens mijn werk aan mijn proefschrift verscheen een nieuwe theorie over de fonologie (de zogeheten optimaliteitstheorie). Ik was daar enthousiast over, denk nog steeds dat het iets toevoegt aan ons inzicht. Maar het was óók goed dat de oude garde die theorie niet helemaal begreep en er zelfs tegen was, en dat mijn proefschrift geloof ik het tweede in Nederland was waarin er gebruik van werd gemaakt.
Het doet me goed, zo’n boek als Battle in the Mind Fields Het zou eigenlijk verplichte stof moeten zijn voor iedereen die zich voor het onderzoek naar de menselijke cognitie interesseert, al is het maar om de hier beschreven tendens om voortdurend revoluties en wendingen uit te roepen te negeren; om het nadenken te stimuleren boven de wilde methode. Dat het heel onwaarschijnlijk is dat het dat wordt, dat er nog steeds revoluties moeten worden uitgeroepen waarin mensen die er niet aan willen meedoen rücksichtslos aan de kant worden geworpen, doet me dan wat minder goed.
Goldsmith is bezig een video-reeks te maken over het boek. Hier is aflevering 1.
Full disclosure: ik onderhoud met Goldsmith én Laks zeer vriendelijke collegiale contacten.
John Goldsmith en Bernard Laks. Battle in the Mind Fields. Chicago: Chicago University Press, 2019, Bestelinformatie bij de uitgever.
Lucas zegt
Ik heb het idee dat de cognitieve en gedragswetenschappelijke benaderingen tegenwoordig wel naast elkaar bestaan, al zij het continu in conflict, met prikkeldraad, bemande wachttorens en een niemandsland er tussen in. Maar toch…
In hoeverre is het verder een soort dogma? In de zin dat ik me herinner van veel bacheloronderwijs dat als je scriptie schreef, je toch echt zoveel mogelijk recent werk moest citeren en vooral niet te ver terug moest kijken. En eerlijk is eerlijk, de exponentiële groei van de literatuur maakt het er de laatste decennia niet gemakkelijker op om alleen het meest recente werk te lezen in je eigen disciplinaire niche, laat staan een goed beeld te hebben van de geschiedenis van je hele vakgebied. Dat is een studie op zich (zoals ongetwijfeld duidelijk beschreven in dit boek).
Marc van Oostendorp zegt
In zekere zin hebben de verschillende benaderingen altijd naast elkaar gestaan. Wel is mijn indruk dat zulke zaken minder een kwestie zijn van generaties, al wordt het vaak nog wel op die manier gepresenteerd.
In wat je zegt over de exponentiële groei zit het idee verborgen dat je éérst al het recente werk moet lezen voordat je toe kunt komen aan bijvoorbeeld de geschiedenis van het vak. Ik weet dat veel mensen zo denken, maar ik denk dat in die verborgen aanname – er is een correlatie tussen verschijningsdatum en belang – een deel van de malaise zit. Ik wil niet aan psychologiebashing doen, maar ik heb weleens gelezen dat je in sommige takken van dat vak geen werk mag citeren van meer dan 5 jaar oud. Dat suggereert een razendsnelle vooruitgang die men naar mijn indruk niet kan waarmaken.
Robert S Kirsner zegt
Ik hoop dat iedereen het grote boek over de strijd tussen de generatieve grammatici en de generatieve semantici in de jaren 70 gelezen heeft, ihb hoofdstuk 10 Whence and Whither. Wie de geschiedenis van de taalwetenschap niet kent, kent de taalwwetenschap niet . Randy Allen Harris THE LINGUISTICS WARS. Oxford University Press 1993.