Pronomina in de moderne lyriek (16)
De nieuwe editie van het Verzameld Werk van M. Vasalis ziet er luxueus uit, maar nergens wordt gemeld in welk jaar het boek gedrukt werd of wie deze uitgave precies bezorgd heeft; aan het eind staat een heel korte, anonieme ‘verantwoording’ op naam van ‘de uitgever’. Het ontbreken van het jaartal zal een commerciële reden hebben – zo veroudert het boek minder snel –, maar voor het ontbreken van een zorgvuldig editeur kan ik alleen schrieperigheid bedenken.
Hoe dan ook staat er nu veel van Vasalis’ werk bij elkaar, al ontbreekt er volgens die ‘verantwoording’ vooral van het prozawerk ook nog van alles. Vasalis’ is in het verleden weleens slordigheid verweten in haar schrijven – Jos Joosten weerlegde anderhalf jaar geleden op dit blog nog een aanval door Martin Reints – en precies dan wil je eigenlijk ook wel een goede editie met verantwoording, eventueel digitaal, van iedere keuze. Hoe zit het bijvoorbeeld met dit gedicht uit haar posthume bundel De oude kustlijn (2002):
De zomerwei des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat hem droeg
vliegt een klein vlindertje voorbij.Heer, had het hierbij maar gelaten.
In zo’n miniatuurtje komt het natuurlijk op ieder woord aan, en daarom is het van belang hier de klassieke examenvraag te stellen: waarnaar verwijst hem in regel 2? Er staan vier zelfstandig naamwoorden in het gedicht – zomerwei, ochtend, zuchtje, vlindertje. De eerste twee zijn inhoudelijk onlogisch, en zuchtje is grammaticaal onmogelijk (er zou dan hebben moeten staan een zuchtje dat zichzelf droeg).
In dat opzicht ligt vlindertje het meest voor de hand. Nu is dat natuurlijk onzijdig, maar misschien gebruikt de dichter hier een modern systeem: naar levende wezens verwijs je niet met het. Het gedichtje wordt ook echt raar als je het onzijdig gebruikt:
De zomerwei des ochtends vroeg.
En op een zuchtje dat het droeg
vliegt een klein vlindertje voorbij.Heer, had het hierbij maar gelaten.
Maar misschien komt dat vreemde ook wel doordat hier het droeg begint op te vallen. Waarom staat dat eigenlijk in de verleden tijd? Werd het vlindertje eerst gedragen voordat het vloog? Gaat het hier niet veeleer over dezelfde gebeurtenis: het vlindertje vliegt alsof het gedragen wordt op een zuchtje (wind)? En moet dan dat vliegt er nog wel bij? En hoezo verdient het eigenlijk vermelding dat het vlindertje ‘klein’ is? Wat gaat er, kortom, eigenlijk verloren, behalve rijm en metrum als je de eerste drie regels indikt tot twee:
De zomerwei des ochtends vroeg.
Een zuchtje draagt een vlindertje voorbij.
Waarom heeft de dichter het hierbij niet gelaten?
Michiel van Hunenstijn zegt
’s Ochtendsvroeg de zomerwei,
zuchtend kwam een vlinder voorbij
Joseph Paardekooper zegt
Een aardige vondst om ‘zomerwei’ te laten rijmen op ‘voorbij’, maar verder kan deze ‘vereenvoudiging’ toch niet serieus het gedicht van Vasalis vervangen. Metrisch is de tweede regel natuurlijk mislukt (‘zuchtend kwam een vlieg voorbij’ had gekund, maar ja, een vlinder is nu eenmaal geen vlieg). Erger nog is dat nu die vlinder aan het zuchten is geslagen, wat iets geheel anders is dan dat zuchtje wind in het origineel. Maar het allerergst is nog dat ook al in de indikking van Van Oostendorp, waarin ‘behalve rijm en metrum niets verloren is gegaan’ (sic, je moet maar durven!) de vierde regel plus de tussenliggende witregels gewoon maar zijn weggelaten. Ik zou zeggen: laat dan maar alle vier de regels weg. Ongeveer zoals ooit iemand het hele Nieuwe Testament heeft samengevat met deze ene regel: ’timmermanszoon laat zich vastspijkeren.’
Als het om weglaten gaat zou je je hooguit kunnen afvragen waarom in de derde regel dat vlindertje nog eens expliciet een klein vlindertje genoemd wordt. Terecht is al opgemerkt dat een kleine vlindertje toch niet precies hetzelfde is als een vlindertje; het zijn juist dit soort minieme verschillen die van een alledaagse observering een gedicht kunnen maken. Het aardige van die toevoeging lijkt mij nu juist dat het zo voor de hand had gelegen om ‘klein’ weg te laten, ook al metri causa. Een reden te meer om te mogen aannemen dat die kleine toevoeging nu juist voor de dichter essentieel is geweest.
J. Houtsma zegt
Ik hou niet zo van Vasalis. Maar ik wil haar toch wel even verdedigen:
1. Een klein vlindertje is niet hetzelfde als een vlindertje
2. Waarschijnlijk bedoelde ze in plaats van vliegt vloog
Eelke Jager zegt
Vasalis beschrijft wat ze ziet en daarna wat ze voelt. Dus is de vierde regel zeer relevant.
JG Gruijs zegt
Mijn uitgave ‘Verzamelde Gedichten’ (Van Oorschot, 2006) zegt:
“Vliegt een geel vlindertje voorbij”.
Een geel vlindertje in plaats van een klein vlindertje.
Paul Delfgaauw zegt
Nee! In de ingedikte versie tot die twee regels gaat de poëzie verloren! Vasalis deed het perfect!