Lotgevallen van een titel
De eerste keer dat de titel Boek Violet in het werk van Gerard Reve opduikt, is in Op Weg Naar Het Einde, “Brief In Een Fles Gevonden”, eerste gedeelte, gedateerd 24/7/1963: “(P.M. Een boek schrijven over het Violet, en de Dood.)”. Behalve dat hier de kernwoorden van de titel worden genoemd, spreekt de zin ook een voornemen uit. Beide elementen zijn terug te vinden in Herman Gerard de Cock, De kleine neurasthenicus. Beknopte handleiding tot een ordentelijk leven, Den Haag, 1922. Op p. 197 introduceert de schrijver Dorus, “een arme, zenuwzwakke, man van 27 jaar, een groote, timide, jongen, die stottert, als hij vóór je staat”. Dorus gaat gebukt onder de zelfopgelegde plicht “om een groot, een machtig, boek te schrijven. Een boek, waarvan de titel luiden zal: ‘Van ’t licht en van den schaduw, van ‘t violet en van den dood….En van de geestdrift.’” De schrijver voegt nog toe: “Op ’t oogenblik is, wat hem ‘t meeste plaagt, nog ’t zoeken van een juiste definitie, van het violetbegrip. ’t Getob daarover kost den man z’n nachtrust.”
Na het verschijnen van Op Weg heeft Reve de titel in gedachten bij het werken aan wat uiteindelijk Nader Tot U zal worden. Aan Van Oorschot schrijft hij op 16/2/1964: “Ik loop veel te denken over Het Boek over het Violet, en de Dood.” En aan Ludo Pieters op 25/2/1964: “Het Boek Van Het Violet en Van de Dood moet zo mogelijk dit jaar nog geschreven worden.”
Zonder enige hoop
Een paar maanden later citeert Carmiggelt in een Kronkel in Het Parool van 12/5/1964 een brief van Reve van ongeveer een week eerder, waarin deze ingaat op Carmiggelts vraag naar “Het Boek van het Violet en de Dood”. Carmiggelt had deze titel vernomen uit een interview met Reve in De Haagse Post. In deze brief citeert Reve de betreffende passage uit het boek van De Cock en stelt hij dat hij er inmiddels min of meer aan vastzit: ”Een tussen neus en lippen gedebiteerde aardigheid is, ongewild, ernst geworden, want over “Het Boek van…” (etc.) zijn mij al veel vragen gesteld, hier en daar wordt het al bij de erkende boekhandel besteld en ik vrees dat er niets anders op zit, dan dat ik het ga schrijven: de mens wikt, God beschikt.” In een interview met Jaap Harten in Het Parool van 9/5/1964 vraagt ook deze naar de titel (“Je spreekt soms van het ‘Boek van het Violet en de Dood’, dat je wil gaan schrijven…”), maar het antwoord van Reve is nu heel wat minder luchthartig dan dat aan Carmiggelt een paar dagen eerder: “Dat moet je zien als mijn Ideaal, het is van dezelfde orde als de Verlosser die zal komen, het is dus van een mythische orde: het Grote Werk, dat elke kunstenaar éénmaal hoopt te maken om zichzelf te rechtvaardigen.”
Dan, in een brief aan Josine Meyer van 24/6/1964 luidt het: “Officieel ben ik een week geleden aan Het Boek Van Het Violet En De Dood begonnen, dat ik in afleveringen in Tirade hoop te plaatsen, als reisbrieven.” En zo luidt het begin van de “Brief Uit Het Verleden”, dat gedateerd is op 1 juli 1964 – de gehele Brief verscheen in het augustus-septembernummer van Tirade en zou later het tweede hoofdstuk vormen van Nader tot U – :
In de zekerheid des Doods, maar in de onzekerheid van de ure van dien, heb ik besloten dat ik niet langer mag wachten, maar dat ik vandaag nog, op ditzelfde ogenblik, te kwart over één in de namiddag, bij een zoemende wind en een telkens tot ‘het weer van alle mensen’ openscheurende hemel, door het neerschrijven van deze en geen andere zin, Het Boek Van Het Violet En De Dood moet beginnen, opdat, wanneer de Dood mij zal hebben ingehaald, er misschien van alles wat ik eens zou moeten bekennen, althans iets, zij het een allergeringst, onduidelijk en ternauwernood begrijpelijk deel, op schrift gesteld zal zijn. (Ik ben de enige die weet, dat ik, van wat ik eigenlijk had moeten opschrijven, nog nooit één woord aan het papier heb toevertrouwd.) Aldus begin ik dit boek, met al de kracht die ik heb kunnen vergaren, en zonder enige hoop, want die is er niet.
Als God het wil
Al aan het slot van het voorgaande, eerste, hoofdstuk, de “Brief Uit Huize ‘Algra’”, die gedateerd is op 21 mei 1964, heeft Reve al overwogen met het daarin vertelde verhaal van de Landkruiser het Boek Violet te laten aanvangen:
Het zij zo: alles wat ik vertel, zal eenzaam moeten zijn. Ik zal deze dingen moeten schrijven, of ik zal niet schrijven, en indien het mij, ‘kleine slaaf van poëzie en taal’, eens zou mogen gelukken Het Boek Van Het Violet En De Dood te schrijven en te voltooien, dan zal dit wellicht alleen mogelijk zijn, als ik het zou beginnen met geen ander dan juist dit nutteloos, bizar verhaal [….] In ieder geval zou het verhaal in zoverre geschikt zijn om als eventuele inzet van het Boek te dienen, dat het gegevens bevat, die duidelijk verband houden met de titel.
Gezien de aanhef van het tweede hoofdstuk, dient het verhaal van de Landkruiser hier dus inderdaad als inzet van het Boek Violet. Aanvankelijk blijft de titel bedoeld voor het komende boek, zoals blijkt uit correspondentie met zijn uitgever. Op 21/10/1964 schrijft hij aan Van Oorschot:
Die reisbrief komt nu op gang, maar ik durf niet beloven of het lukt. Ik wil het een brief maken, waarlijk als een bom & een aanslag, en dat vergt zoveel tijd & zoveel wanhoop. Ik dacht dat jullie genoeg voor November hadden. Ik werk door, & het wordt zeer goed, dacht ik, & bezeten [….] Jij hebt O.W.N.H.E., dat nu al ver in zijn 7e druk is, en eind volgend jaar, of iets later, als God het wil, Het Boek van het Violet Etc., dat toch ook wel verkocht zal worden.
Andere titel
Op 7/5/1965 geeft hij typografische aanwijzingen:
De titel luidt: HET BOEK VAN HET VIOLET EN DE DOOD, zodanig gegroepeerd, dat de onderschikking, ook van DE DOOD, aan HET BOEK VAN, ondubbelzinnig zij [….] Jammer dat het altijd sierkunstig moet, & nooit uit een gewone, klassieke, kapitale Garamont kan. Maar enfin, het omslag is jouw zaak. Nu nog wat: kondig het nergens aan, voordat ik het klaar heb, doe me die lol. Dat maakt me gek.
Van Oorschot antwoordt op 12/5/1965 aan Reve: “In ieder geval lijkt het mij verstandig Het Boek Van Het Violet En De Dood in de a.s. najaarsaanbieding mee op reis te nemen.” Twee maanden later, op 12 /7/1965, vervolgt hij: “Nu, we nemen op de najaarsreis je boek mee [.…] Als het tussen Kerstmis en Nieuwjaar verschijnt is het een schitterende ‘jaarafsluiting’. En anders komt het in het vroege voorjaar. Weet je dat vele mensen denken dat het Boek Van Het Violet En De Dood niets met je brieven te maken heeft, maar dat het een heel apart boek, een soort roman wordt? Carmiggelt bij voorbeeld leeft in die veronderstelling.”
Ook Reve is deze misvatting onder de aandacht gekomen en stelt nu in een brief van 2/9/1965 voor de titel te laten vallen:
het is mij meermalen gebleken, dat de mensen denken, dat Het Boek Van Het Violet En De Dood iets is, dat totaal apart staat van, & eens moet volgen op, de recente serie reisbrieven. Dat is vervelend, want veel lezers van deze brieven zouden zich bij aanschaf van het boek bekocht en bedrogen kunnen voelen. Ik dacht aan de mogelijkheid, het komende boek een andere titel te geven, bijvoorbeeld Nader Tot U.
Mogelijk nog in het voorjaar
Net als in Op Weg het geval was, wil hij de titel, Nader Tot U, laten terugkeren in de slotwoorden van het boek. De titel Boek Violet wordt dus opgegeven, althans voor het komende boek, om toekomstige kopers, die wellicht in de veronderstelling verkeerden dat het om ander materiaal zou gaan dan het reeds in Tirade gepubliceerde, niet teleur te stellen. Van Oorschot antwoordt op 9/9/1965: “Nader tot U is een titel die je van ons lieve Heer himself cadeau hebt gekregen [….] ik laat nu direkt een nieuw omslag vervaardigen. Het door Salden gemaakte ontwerp voor het Violet bewaren we tot het werkelijke Violet komt.” Van Oorschot geeft dus niet de oorspronkelijke titel op. Integendeel, hij zal in de toekomst, als Reve met andere uitgevers in zee gaat, koste wat kost willen voorkomen dat deze titel bij een ander verschijnt.
Maar ook Reve blijft de titel voor ogen bij het schrijven aan nieuwe boeken, die bij verschijnen dan toch weer een andere titel krijgen. Wanneer hij begonnen is aan Veertien Etsen Van Frans Lodewijk Pannekoek Voor Arbeiders Verklaard, schrijft hij hierover op 20/2/1967 aan Ludo Pieters: “Ik wil proberen, de tekst van het boekje meteen het eerste hoofdstuk te maken van Het boek Van Het Violet En De Dood, dat ik zeer beslist wil schrijven, en dat in 1¾ à 2 jaar gereed moet zijn.”
Het loopt anders. Aan zijn vertaler Jürgen Hillner schrijft hij op 21/1/1969, dat hij aan Boek Violet begonnen is. Een eerste hoofdstuk, “Het Zesde Jaar”, verscheen in Tirade van maart 1969. En aan Frans Pannekoek geeft hij nu op 31/3/1969 te kennen de tekst van Veertien Etsen op te willen nemen “als (eventueel op één na laatste) hoofdstuk [.…] in mijn nieuwe boek, dat in 1970 moet verschijnen, mogelijk nog in het voorjaar daarvan.” Ook het verhaal “De Grote Taart”, dat in 1970 in het septembernummer van Tirade verscheen, was aanvankelijk als hoofdstuk van Boek Violet gedacht. Maar zomin “Het Zesde Jaar” als “De Grote Taart” verschenen in een boek met deze titel. De tekst van Veertien Etsen werd in 1971 opnieuw uitgegeven in Vier Pleidooien, een uitgave van Athenaeum – Polak & Van Gennep.
Eindafrekening
Reve had namelijk in de loop van 1971 betrekkingen aangeknoopt met uitgever Johan Polak en toen Van Oorschot daar lucht van kreeg, claimde laatstgenoemde onder verwijzing naar een uit 1968 daterend contract de titel Boek Violet exclusief voor zijn eigen uitgeverij. Uiteindelijk verscheen Reve’s nieuwe boek bij Athenaeum – Polak & Van Gennep in februari 1972 met als titel De Taal der Liefde.
Zo kon Van Oorschot op 10/1/1972 weer aan Reve schrijven: “Het zou geweldig zijn als na zoveel jaren Van het violet en de dood in 1972 zou kunnen verschijnen. Of geef je bij nader inzien de voorkeur aan een andere titel van je boek? Daartegen heb ik natuurlijk van mijn kant geen enkel bezwaar, al wachten veel mensen op het geheimzinnige violet. Tenslotte weten alleen jij en ik dat de beide in Tirade gepubliceerde stukken ook tot Violet behoren. Ik heb dat indertijd op jouw uitdrukkelijke verzoek [er] niet bij vermeld.”
In juni 1976 begon Reve aan een nieuw Boek Violet, maar Bert de Groot van Elsevier, waarmee Reve inmiddels zaken was gaan doen, achtte de titel te mythisch voor een afzonderlijk werk. In een brief van 22/9/1977 volgt Reve zijn raad op: “Ik ben het met je eens dat Het Boek Van Het Violet En Van De Dood iets ongehoord massiefs en een soort eindafrekening suggereert, en daardoor nogal pretentieus is.” Vervolgens doet hij een nieuwe titel aan de hand: Oud En Eenzaam.
Het roomse ritueel
Maar bij het volgende boek, Moeder En Zoon, kwam Reve, na een aanvankelijke werktitel Wat Ik Geloof, weer met de titel Boek Violet bij Elsevier. En ook nu adviseerde Bert de Groot negatief, met hetzelfde “mythische” argument. Reve reageerde hierop in een brief van 4/5/1980, waarin hij dit bezwaar wegwuift door de “mythologiese, eschatologiese” status van de titel te relativeren:
Dat H.B.V.H.V.E.V.D.D. ooit een mythologiese, eschatologiese titel is geweest, weten 60 mensen, waaronder een paar ontevreden alkoholisten op de redacties letteren. Ik schrijf niet voor intellectuelen die haarfijn weten dat ik 25 jaar geleden aan een roman begon, die ik na een paar hoofdstukken voorgepubliceerd te hebben, opgaf – iets mooiers dan dat heb ik nooit geschreven, verzekeren ze me steeds op recepties – maar voor geheel mijn Volk. Het grote publiek is domweg naar dat Boek Violet etc. blijven vragen, en nu, waarempel, verschijnt het! En de titel dekt, impliciet, wel degelijk de inhoud: het Violet is het Lijden, vertolkt in het roomse ritueel, en de Dood is die van de Zoon van God.
In een brief aan Wim Wennekes van 24/11 1980 gebruikt Reve in antwoord op diens vraag naar de betekenis van de titel woorden van gelijke strekking. Alleen benadrukt hij nu het onmogelijke van het schrijven van zo’n boek:
H.B.V.H.V. En D.D. is eigenlijk de mythiese titel van een boek, dat men nooit schrijft. Het Violet is het lijden, het offer, de Geseling, de Kruisiging, de Graflegging, de rouw, etc. Ruimer: het Mysterie, het Sacrament, etc.
Reve heeft de titel dan al voor het huidige boek laten vallen en gekozen voor Moeder En Zoon. Hoe groot in deze beslissing het aandeel is geweest van Van Oorschot, die opnieuw in het geweer was gekomen met zijn claim, is moeilijk vast te stellen.
Ritme
Herfst 1993 verschenen van Reve prozastukken in het Algemeen Dagblad. Aanvankelijk lagen de ambities hoger dan de zeven afleveringen waar het bij bleef. De afleveringen moesten voor het merendeel nooit eerder opgeschreven bekentenissen bevatten en uiteindelijk samen Het boek van het violet en van de dood gaan heten, aldus Reve in een door Nop Maas vermelde brief aan Peter van Bergen van 8/7/1993.
Het Boek Violet verscheen tenslotte in 1996 bij Veen, waar Bert de Groot zijn werk als uitgever had voortgezet. Reve koos, nadat een veelheid van titels de revue was gepasseerd, “na allerlei wikken en wegen” nu toch voor “Het Boek Van Het Violet En Van De Dood”, zo schreef hij hem op 10/5/1995, “want alleen dan is er een kans dat het alle andere boeken overbodig maakt.” Ook nu weer had De Groot het gebruik van de mythische titel ontraden en zijn mening herhaald, dat die moeilijk aan één boek gebonden zou kunnen worden. Wouter van Oorschot, die zijn in 1987 overleden vader was opgevolgd, had geen behoefte het conflict over het gebruik van deze titel te doen herleven en beperkte zich tot ongeveer hetzelfde, literaire, bezwaar van De Groot. Het boek verscheen onder de ingekorte titel Het Boek Van Violet En Dood, naar eigen zeggen van de auteur omwille van het ritme.
Maar als ik ook iets zeggen mag….
Het voorgaande samenvattend kan men vaststellen, dat Reve na Op Weg herhaaldelijk het gebruik van de titel Boek Violet overwoog, maar daarvan om verschillende redenen ook weer afzag. Bij Nader Tot U ging het om teleurgestelde verwachtingen van kopers die vermeden dienden te worden. Een terugkerend argument om de titel niet te gebruiken, is het mythische karakter ervan: het ultieme boek wordt nooit geschreven. Maar Reve bleek in het gebruik van dit argument niet consistent te zijn, anders dan zijn uitgever Bert de Groot. Deze suggereert zelfs, dat het onzekerheid is waardoor Reve telkens met de titel Boek Violet komt. Op 17/4/1980 schrijft hij aan hem: “Ik vind het verbazend om te merken dat ondanks het feit dat jij een groot en beroemd schrijver bent, ja zelfs geniaal, je keer op keer ten prooi bent aan die onzekerheid van waaruit je deze keer meent om het nieuwe boek [Moeder En Zoon] die titel [Boek Violet] mee te geven.” In Reve’s definitieve besluit de titel te gebruiken zoals verwoord op 10 mei 1995 klinkt inderdaad, ironisch of niet, dit bezwerende element door. Tenslotte speelt ook het conflict met Van Oorschot over de rechten van de titel Boek Violet een rol bij het niet gebruiken ervan.
Nog nooit
Het boek dat in 1996 met de eer ging strijken, vertelt het verhaal van de begrafenis van de jonge Jean-Luc die aan de gevolgen van een verkeersongeval is overleden. De raamvertelling wordt telkens onderbroken door eveneens met het thema van de dood verbonden herinneringen van de schrijver. Wat betreft het violet begeef ik mij liever niet in speculaties over kleurensymboliek, maar houd ik mij aan Reve’s eigen duiding, die overigens niet altijd dezelfde is. De eerste vermelding van Boek Violet, in Op Weg, volgt op een revistische fantasie met betrekking tot de nieuwe liefdesvriend van Reve’s ex, “het loodgietend Prijsdier M.”. Eenzelfde associatie, nu met sado-masochistische uitbreiding, vindt men in het op 7 augustus 1964 gedateerde derde deel van het tweede hoofdstuk van Nader Tot U, waarin dan wel niet het violet, maar wel het verwante lichtpaars voorkomt. In het eerste hoofdstuk van Nader Tot U legt de schrijver in wat meer een gelegenheidsinterpretatie lijkt, het verband met een detail uit het verhaal van de Landkruiser: “En het Violet, dat kan heel goed betrekking hebben op de kleur van de gasvlam.” Na zijn overgang tot de rooms-katholieke kerk brengt Reve het violet in verband met het lijden en sterven van Jezus en de uitdrukking daarvan in het ritueel van die kerk, zoals blijkt uit de boven aangehaalde brieven aan Bert de Groot en Wim Wennekes.
Als nu de kernwoorden van de titel Boek Violet op lijden en dood betrekking hebben, waarom zou dan juist het boek van 1996 aanspraak op deze titel moeten maken? Vanaf midden jaren zestig gaat Reve steeds explicieter schrijven over zijn seksuele en religieuze voorstellingen, waarin lijden en dood een centrale plaats innemen. In dit verband wil ik nog wijzen op een notie die opduikt, wanneer Reve te spreken komt over de titel Boek Violet: die van de bekentenis. In de boven geciteerde aanhef van het tweede hoofdstuk van Nader Tot U, waarin de schrijver verklaart, dat hij met deze zinnen het Boek Violet begint, luidt het immers: “opdat, wanneer de Dood mij zal hebben ingehaald, er misschien van alles wat ik eens zou moeten bekennen, althans iets, zij het een allergeringst, onduidelijk en ternauwernood begrijpelijk deel, op schrift gesteld zal zijn. (Ik ben de enige die weet, dat ik, van wat ik eigenlijk had moeten opschrijven, nog nooit één woord aan het papier heb toevertrouwd.)”
Een Nachtlied
Het voorgaande overwegend en daarbij voegend, dat Reve vanaf Nader Tot U de aspirant-titel Boek Violet telkens en om wisselende redenen heeft laten vallen, meen ik dat de toekenning ervan aan het boek van 1996 een op zijn minst willekeurige indruk maakt.
Als er één boek is dat de titel Het Boek Van Het Violet En De Dood toekomt, dan is het Nader Tot U. Niet alleen omdat de schrijver hierin zelf verklaart aan dat boek “door het neerschrijven van deze en geen andere zin” begonnen te zijn. Maar ook omdat in geen ander boek het verlangen naar verlossing – het centrale thema in Reve’ s werk zoals hij meermalen liet weten – zo direct is verwoord. Uit de aanhef van de “Brief In De Nacht Geschreven”:
In de stilte van de nacht. Uit de diepten. Nadat hij 9 dagen aan één stuk door gedronken had, maar je kon niets aan hem zien. Een zang, terwijl hij naar de duisternis ging. Voor de orkestmeester. Een nachtlied. Een lied van overgave, want op U wacht ik, en op U alleen, o Eeuwige.
En uit de “Brief Uit Het Huis Genaamd ‘Het Gras’”:
Wederom: een Nachtlied. En, meer dan ooit, een lied van overgave, want nimmer was mijn heimwee naar U zo fel, en zo mateloos.
De orkestmeester en het “uit de diepten” doen aan een psalm denken. Een wanhopig verlangen en een mystieke gloed doortrekken het hele boek, dat toepasselijk wordt afgesloten door een aantal “Geestelijke Liederen”. Wat mij betreft kan hierbij nog, als een soort epiloog, de tekst van Veertien Etsen gerekend worden, later geschreven, maar met dezelfde ontstaansachtergrond. In het werk daarna wordt, hoewel de thematiek niet verandert, de toon minder lyrisch, de stijl gepolijster.
Wereldzanglied
Maar Het Boek Van Het Violet En De Dood werd Nader Tot U en de titel Boek Violet kreeg een mythische status. Of eigenlijk had hij die al, want Reve’s interview met Jaap Harten, waarin hij deze status aan de titel verleent, antedateert beide eerste hoofdstukken van Nader Tot U. Aan het slot van het tweede hoofdstuk ziet hij ook in “dat mij, met een voltooiing van Het Boek Van Het Violet En De Dood, allerminst rust gegund zou zijn” en beseft hij zijn eigen, menselijke begrensdheid:
ik bedoel ik moet nu eenmaal schrijven, maar het maakt niet uit hoeveel, noch, of het ooit gereed komt. Want ook als ik niets meer zal schrijven, of indien wat ik geschreven heb waardeloos, bespottelijk en verachtelijk is, dan nog zullen heel mijn nutteloos, ellendig leven en al mijn waardeloos geschrijf geweest zijn tot glorie van Gods onbegrijpelijke Majesteit.
Na Nader Tot U had Het Boek Van Het Violet En De Dood zijn ideële status moeten behouden en niet meer aan een reëel bestaand boek gebonden moeten worden. Het is van dezelfde orde als en vindt zijn poëtische pendant in het “wereldzanglied van alle volken”, aan de voltooiing waarvan Reve’s alter ego, de dichter Hugo Treger, in het meesterwerk Bezorgde Ouders vergeefs werkt.
Bronnen
De titel Het Boek Van Het Violet En De Dood en zijn varianten heb ik buiten de citaten kortheidshalve weergegeven met Boek Violet, niet cursief.
Ik heb dankbaar gebruik gemaakt van de delen 2 en 3 van Nop Maas’ Reve-biografie, Van Oorschot, 2010-2012.
Reve citeer ik uit het Verzameld Werk, Veen, 1998-2001 en hem en als het geval zich voordoet zijn correspondenten uit de brievenboeken:
Brieven aan Frans P. 1965-1969, Veen, 1984
Brieven aan Ludo P. 1962-1980, Van Oorschot, 1986
Brieven aan Josine M. 1959-1982, Veen, 1994
Gerard Reve, Geert van Oorschot, Briefwisseling 1951-1987, Van Oorschot, 2005
Moedig Voorwaarts. Brieven aan Bert en Netty de Groot 1974-1997, Veen, 2007
en uit Wim Wennekes, Igor Cornelissen, Omtrent De Avonden, De Engelbewaarder, 1981
Wiljan van den Akker zegt
Wat een prachtig stuk over een van mijn lievelingsschrijvers! Complimenten.