Jeugdverhalen over joden (139)
In deze reeks publiceert Ewoud Sanders het ruwe materiaal voor een in 2022 te verschijnen boek met een analyse van dit materiaal.
Auteur: Kees Hoekendijk (1873-1948)
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
Christiaan Johannes (‘Kees’) Hoekendijk was aanvankelijk een vrij-evangelische zendeling op Java en later dominee in Rotterdam en Bussum. Hij noemde zichzelf ‘vrolijk orthodox’.
Op Java werkte hij voornamelijk onder Chinezen – hij wist er tientallen te bekeren. In 1906 richtte hij het lectuurfonds ‘De papieren zendeling’ op, in 1914 het weekblad De Vredebode.
Hoekendijk stond bekend als een begaafd spreker met een vlotte pen. Hij schreef 110 boeken en boekjes, in het Nederlands en in andere talen. Ook schreef hij een autobiografie.
Hoekendijk deed zelf nooit aan jodenzending. Wel bezocht hij Palestina (in 1928). Zijn visie op de toekomst van het joodse volk legde hij in 1938 vast in een boek waarvan de titel de strekking goed samenvat: Aan Jezus’ voeten.
Mozes en Sam verscheen bij uitgeverij J.M. Bredée in Rotterdam en beleefde twee drukken: in 1914 en 1926. Per oplage werden er 8.000 exemplaren gedrukt. In de samenvatting is geciteerd uit de eerste druk. In 1935 de tweede editie in prijs verlaagd.
Samenvatting
Sam, een joodse jongen van een jaar of negen, leeft met zijn vrome grootvader Mozes in een eenvoudige hut aan de rand van een dorp. Zijn ouders zijn dood. Sams vader is door een ‘sneltrein’ vermorzeld kort nadat hij zich tot het christendom heeft bekeerd, volgens grootvader Mozes duidelijk een straf van God. Zijn moeder, die de bekering van haar man vervloekte, is van verdriet gestorven.
Sams grootvader is marskramer en ‘een echte sjacheraar’. Hij haat ‘Christenhonden’ – een woord dat vier keer in de tekst voorkomt.
Door zijn kleinzoon vaak verhalen uit het Oude Testament te vertellen, maakt Mozes van Sam een ‘Jood in merg en been’. Dat wil zeggen: ‘Sam kreeg zijn volk (…) hartelijk lief en haatte de Christenen, die maar strak bleven volhouden, dat Jezus de ware Messias was. De haat tegen Jezus en Zijn volgelingen werd door Mozes stelselmatig aangekweekt.’
Sam mag wel van zijn grootvader met de dorpskinderen spelen, maar Mozes ligt hier soms van wakker. ‘Die arme jongen moest nu omgaan met Christenhonden, die varkensvleesch aten en geloofden in den valschen Messias en nu was hij voortdurend in gevaar door hun leer besmet en van zijn volk losgescheurd te worden.’
Als Mozes verneemt dat Sam door een speelkameraadje is uitgenodigd om kerst te vieren, besluit hij het dorp tijdelijk te verlaten. Mozes en Sam beginnen aan een lange wandeling op de hei, maar grootvader verliest de tijd uit het oog en er steekt een hevige sneeuwstorm op. Sam valt neer van vermoeidheid, Mozes haalt de koopwaar uit zijn ransel en tilt zijn kleinzoon erin, maar ook hij is bijna uitgeput. Vlak voordat Mozes dreigt te bezwijken hoort hij kerklokken luiden. Kerstlichtjes brengen Mozes bij een kerk waar hij en Sam liefdevol worden opgevangen door de predikant en zijn gezin.
De oude Mozes wordt meteen ernstig ziek. Op zijn sterfbed barst hij nog eenmaal in woede uit (‘Vloek Jezus’). De dominee is overdonderd (‘Zulk een haat tegen Jezus had hij nog nooit ontmoet’), maar geknield naast Mozes bidt hij vurig voor diens zielenheil.
Dit heeft het gewenste effect. ‘Het harde hart van den ouden Jood was gebroken. Met al zijn woeden en haten had hij toch den arbeid van God aan zijn ziel niet kunnen vernietigen. En nu vielen daar opeens de schellen van zijn oogen en hij zag, dat Jezus de Beloofde aan de vaderen was [lees: de in het Oude Testament aan de joden voorspelde Messias ]. De oude Mozes had Jezus gevonden en zijn ziel was gered.’
Snel wordt Sam geroepen. Die is inmiddels al zelf tot inkeer gekomen, simpelweg door zijn eerste kerstfeest bij te wonen. De laatste woorden van Mozes aan zijn kleinzoon luiden: ‘Uw vader had gelijk, Jezus is de Messias, aanbid Hem en dien Hem zoo vurig, als ik Hem heb gehaat.’
Sam (het ‘verloren schaap uit het huis van Israël’) mag in de pastorie blijven wonen. Als hij later een beroep moet kiezen, twijfelt hij geen moment: hij wordt zendeling onder de joden. Om ook andere verloren schapen naar de goede Herder te brengen.
Doelgroep en receptie
Volgens uitgeverij Bredée was Mozes en Sam bestemd voor kinderen van negen tot twaalf jaar. Van dit boek vond ik twee besprekingen. ‘De vorm van dit verhaal is goed’, aldus de Gereformeerde Zondagsschoolvereniging Jachin in 1914. ‘Hij dient den inhoud, en dit verhaal heeft inderdaad een inhoud. De haat van den ouden Jood wordt aangrijpend geteekend. Het tooneeltje op de heide is ontroerend schoon. De bekeering verloopt o.i. wel wat vlug. De stijl is levendig. (…) De angstige nauwgezetheid en vurige ijver van den Jood ten opzichte der opvoeding van zijn kleinzoon, is een vlammend getuigenis tegen zoo menig Christenouder, die helaas, maar al te lauw verkeert onder de wereldsch-gezindheid en den afval zijner kinderen. Voor de grooten leerlingen bevelen wij dit boekje hartelijk aan.’
In 1937 prees uitgeverij Bredée het boekje in de verkoopcatalogus aan met de tekst: ‘Hoe een jodenjongetje en een oudere Jood gebracht worden tot het Evangelie door een liefderijk predikantsgezin.’
In 1939 haalde Mozes en Sam onverwacht de pers. Onder de kop ‘Inwendige zending op oneerlijke wijze’ meldde De Gooi- en Eemlander dat de politierechter te Amsterdam bij verstek een inwoner van Bussum tot drie maanden gevangenisstraf had veroordeeld omdat hij uit de garage van Hoekendijk ruim duizend exemplaren van Mozes en Sam (kennelijk een restpartij) had gestolen en die te koop had aangeboden. ‘De gedupeerde predikant die als getuige was opgeroepen’, aldus De Gooi- en Eemlander op 10 oktober 1939, ‘voelde zich niet erg gedupeerd, omdat de boekjes hun doel tenslotte toch hadden bereikt.’
Laat een reactie achter