De Amstelstroom
(fragment)
Wateräders! Bronnen! Stroomen!
Lokt uw kabblend golfgeluid
Al ’t gevederd zangkoor uit,
Daar gy vloeit langs groene zoomen;
De edle Dichtkunst zong voorlang,
By uw spelend stroomgeklater,
By het schuimen van uw water,
Menig vloeijend stroomgezang.
Thans kan de Amstel my bekoren,
Door zyn pracht en landsieraad;
‘k Zing zyn’ glorieryken staat;
‘k Ben aan zynen zoom geboren.
‘k Heb, in ongestoorde rust,
Toen myn jeugd naauw’ was ontloken,
Onder ’t lommrig groen gedoken,
Hier de Poëzy gekust.
Kunt ge, ô Stroom! myn’ zanglust wekken,
‘k Zoek uw’ oorsprong. Adelaart!
Was u ooit de vriendschap waard,
Wil me een’ Palinuur verstrekken.
De Amstelstroom kon ons voorlang
In een stille rust vermaken.
‘k Voel myn’ geest in yver blaken
Tot het voorwerp van myn’ zang,
Reisvriend! daar wy spelevaren
Langs den Stroom. ô Westewind!
Doe ons dobbrend jacht gezwind
Glippen door de dunne baren!
Adelaart! dit waterveld
Weet my aan myzelv’ te ontvoeren.
‘k Zie ons jacht den stroom beroeren
Daar het door de golfjes snelt.
…
Nicolaas Simon van Winter (1718-1795)
uit: De Amstelstroom (1755)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter