Pieter was een man die zich weinig aantrok van grenzen. Ik heb weinig mensen gekend die zo gedreven werden door de taalwetenschap en die tegelijkertijd zo menselijk waren. Dat kwam ook doordat Pieter Muysken (1950-2021) duidelijk zijn hele hebben en houden meenam naar het werk: zijn achtergrond, zijn karakter. Wat licht excentriek lijkt in de anekdotes – de neiging om in te dommelen tijdens lezingen, de soms onorthodoxe manier van college geven – had ook te maken met het feit dat hij niet een kon proberen om alleen tijdens zijn werk een deftige heer te zijn, want dan had hij alsnog bijna de hele dag een deftige heer moeten zijn.
Hij was denk ik de invloedrijkste Nederlandstalige taalkundige van de afgelopen periode, en misschien wel van altijd. Behalve door de gedetailleerde studies van taalsituaties in Zuid-Amerika, in Nederland, in zuidelijk Afrika, en waar niet, zullen ook de ideeën die ze verbond belangrijk blijven. Veel taalwetenschap gaat over individuele talen: het Nederlands bijvoorbeeld. Maar in de échte wereld zijn die talen een illusie. Mensen spreken meer dan één taal, de talen beïnvloeden elkaar en lopen in elkaar over. Die feiten waren voor Pieter niet een marginaal verschijnsel, aberraties op het feit dat je talen kunt afbakenen, maar juist centraal in zijn kijk op taal.
Hij nam me aan voor mijn eerste bijzonderhoogleraarspost aan de UvA, bijna vijfentwintig jaar geleden. Het ging om een taal die door de meeste taalkundigen niet als serieuze taal wordt beschouwd, het Esperanto, en dus was er vermoedelijk in Nederland slechts één persoon die er de waarde van inzag. Een taal die bedacht is, valt eigenlijk buiten de grenzen die taalkundigen normaliter trekken rondom hun vakgebied, maar Pieter kwam met allerlei boekjes aanzetten over de Esperanto-beweging in de DDR en hij bleek op de hoogte over de paar studies die er zijn over – altijd meertalige – moedertaalsprekers. Omdat het hoogleraarschap (voor een dag in de week) bijzonder was, en gefinancierd werd door de Esperanto-beweging had ik te maken met een soort ideologische druk uit die beweging. Van niemand kreeg ik zulke goede raad over hoe te navigeren tussen het Scylla van de strenge wetenschappers die het allemaal onzin vonden en het Charibdis van de ideologen die alleen uit waren op een stempel van de wetenschap.
Want Pieter was van de Nederlandse taalkundigen die ik heb gekend behalve een van de geleerdste en een van de aardigste ook nog een van degene met het duidelijkst een brede intellectuele blik. Ik heb altijd gehoopt dat die blik eens bekend zou worden onder een groter segment van de bevolking, dat Pieter eens zou optreden bij Zomergasten of zo. Dat heeft dus helaas niet zo mogen zijn.
Laat een reactie achter