Uit Iedereen moet ergens zijn, de nieuwe bundel van Tjitske Jansen.
In mijn rode bikini
lag ik in een wit plastic tuinstoel
en dacht aan de dood.
Ik was al bijna tien.
Dat was snel gegaan.
Ik was dus eigenlijk al bijna twintig, dertig,
veertig, vijftig, zestig, zeventig …
Als ik tachtig zou worden
kreeg ik alleen nog zeven keer
wat ik had gehad.
Nee ik kom niet spelen, ik denk na over de dood
en dat wil ik blijven doen.
En ook wil ik met mijn heupen die ik niet heb
zo in deze stoel liggen dat het lijkt
of ik ze wel heb, een bezigheid
die ik goed vind passen bij het denken aan de dood.
Aan Juana, Amy, Netty en Jolanda
vertelde ik mijn gedachten niet
ik zei gewoon dat ik geen zin had om te spelen
maar mijn moeder klopte op het raam
ik moest die stoel eens uit en vort.
Ik vroeg me af wat ze gezien had, of ze gezien had
hoe donker mijn gedachten waren.
Gaan spelen.
Dat was de oplossing.
Tjitske Jansen (1971)
uit: Iedereen moet ergens zijn (2021)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter