Taalbeschouwing voor groep 4
’s Avonds voor ik ga slapen, kijken we altijd met zijn vieren tv.
Mijn broertje Tim, die pas vier jaar is, mijn mama en mijn papa.
‘Voetballen!’ roept mama, als ze de tv aanzet.
‘Ja!” roept Tim.
Ik kijk naar papa.
Voetbal, daar vinden wij niks aan.
‘Ik wil liever een tekenfilm kijken’, zeg ik.
‘Ja,’ zegt papa. ‘Ik ook.’
‘Maar wij kijken liever voetbal!’
Wat moeten we nu doen?
Het is twee tegen twee.
‘We kunnen vechten!’ zegt Tim.
Maar dat vindt niemand een goed idee.
We moeten een manier verzinnen waarop we kunnen kiezen.
‘Voetbal is alleen vanavond’, zegt mama.
Dat is natuurlijk waar. Wij knikken.
‘Maar de tekenfilm is net nieuw’, zeg ik.
‘Misschien kunnen we morgen naar die film kijken’, zegt mama.
Ja, dat is het beste.
We kijken allemaal.
Eigenlijk is voetbal ook best leuk.
‘En morgen een filmpje!’ zegt Tim.
Laat een reactie achter