“Utereg me Kluppie gaat Europa in / Barcelona maak je borst maar nat.” Zo begint een supporterslied, geschreven door volkszanger/cabaretier Herman Berkien. Hij wil zeggen dat FC Barcelona een zware wedstrijd te wachten staat. “Rutte kan zijn borst natmaken voor nieuwe krachtproef”, zo kopte het Algemeen Dagblad op 17 maart van dit jaar, voorspellend dat het voor de premier geen gemakkelijke formatie zal worden.
Waar komt deze uitdrukking vandaan? Gedrukte standaardwerken als Sprenger van Eijk, het WNT en Stoett doen er het zwijgen toe. Op de site www.vaartips.nl wordt een eeuwenoude maritieme herkomst geopperd: “Met flinke zeegang en verkeerde wind moesten zeilschepen gehalsd worden. De mannen stonden in weer en wind aan de braslijnen, geitalies, toppenanten, halslijnen en schoten, of moesten uitenteren op de marsera’s om zeil in te nemen. Naar huidige maatstaven een onvoorstelbaar zwaar werk, waarbij op z’n minst je borst doornat werd. Was het niet van het water dan was het wel van het zweet.”
De opsomming van maritieme termen maakt een deskundige indruk. Dat zal een reden zijn dat deze verklaring op internet een eigen leven is gaan leiden. Maar de logica is onbevredigend: waarom zouden zeelieden zelf hun borst moeten natmaken als dat door zeewater en/of transpiratie al vanzelf gebeurde? Vondel spreekt in 1612 in zijn Hymnus ofte Lofzang over de Wijd-beroemde Scheepvaart der Vereenigde Nederlanden weliswaar over ‘mijn natte borst’, maar hier voert de dichter de zee zelf sprekend in.
De uitdrukking wordt in geen enkel nautisch woordenboek aangetroffen. Alleen in het woordenboek Seeman van Wigardus à Winschooten (1681) vinden we een zegswijze die er enigszins op lijkt: set borst aan, ‘doe uw best’, in 1690 door Nicolaas Witsen in een woordenlijst van zeemanstermen toegelicht als “het woort, als men kracht van nooden heeft, om ’t anker te lichten, en de spil te draaijen.” Bij het ophalen van het anker liepen de matrozen in een kringetje rond, uit alle macht duwend tegen de handspaken van de kaapstander, of ze spanden zich in om met behulp van uitneembare hefbomen de horizontaal op het dek gemonteerde braadspil in beweging te krijgen. Dit is een ander karwei dan aan de lijnen staan of op de ra de zeilen innemen, en ook hier blijkt nergens dat de zeelui hun borst bevochtigen. Maar wellicht heeft de gelijkenis met het commando set borst aen ertoe geleid dat ook aan de uitdrukking maak je borst maar nat een maritieme herkomst is toegeschreven.
Zwemsport
De ware herkomst ligt in de zwemsport, en daarmee is de uitdrukking betrekkelijk jong. Immers, hoewel Nederland een waterland is, was er lange tijd weinig aandacht voor zelfredzaamheid in het water. Nog in 1742 wordt de zwemvaardigheid in De konst van het zwemmen op de titelpagina gepresenteerd als ‘Nieuwe Uitvinding’, vooral nuttig voor ‘Oficieren, Matroozen, Soldaaten en andere Varende lieden’.
In de achttiende eeuw zien we bij de burgerlijke elite al een omslag naar een nieuwe badcultuur, waarvan waterkuren, kusttoerisme en baden in zeewater deel uitmaken (zie het werk van de Franse historicus Alain Corbin: Le territoire du vide, 1988, in het Nederlands vertaald als Het verlangen naar de kust, 1989), maar pas in de negentiende eeuw neemt de belangstelling voor zwemmen massaal toe, in een tijd dat er tevens meer waarde wordt gehecht aan persoonlijke hygiëne en aan het nemen van een regelmatig bad. In 1870 wordt de Amsterdamsche zwemclub opgericht, die zijn intrek neemt in de in 1846 gestichte zwemschool aan het IJ. In 1892 reikt de in 1888 opgerichte Nederlandsche Zwembond de eerste zwemdiploma’s uit voor “Geoefend zwemmer” en “Zwemmeester”.
Overdekte en verwarmde zwembaden bestonden in die tijd nog niet; een zweminrichting was simpelweg een afgezet stuk oppervlaktewater met wat bosjes en een steiger. Onder deze eenvoudige omstandigheden moest er bij het te water gaan goed worden opgelet dat men niet te snel afkoelde. De zwempedagogische waarschuwingen voor een koudeschok waren niet van de lucht. Enkele voorbeelden:
“Maar neem dit altijd in acht: men moet niet met een bezweet ligchaam in het water gaan, ja, zelfs in het minste niet warm zijn, zachtjes naar de plaats wandelen en zich van lieverlede ontkleeden. Daarop moet men eerst het hoofd, dan de schouders en de borst nat maken, enz.” (P.O.S. Schrieder: Tafereel van een gelukkig leven, 1827);
“Gy moet nooit met een verhit ligchaam zwemmen, dit kan beroerte ten gevolg hebben; wanneer gy gaat zwemmen, maakt dan vooral, eerst uwen pols en uwe borst nat, en treedt langzaam in het water.” (De zomer: een leesboek voor de jeugd, 1830);
“Wij vangen hier aan met de eerste beginselen. Na behoorlijk bekoeld te zijn, en borst en slapen nat gemaakt te hebben, wordt den eerstbeginnende de middelband omgedaan.” (Herman Otto Kluge: De gymnastische zwemschool, of Handleiding voor allerlei zwem- en springoefeningen,1851).
Het achterwege laten van deze voorbereiding gold als gemarkeerd, weliswaar als stoer en flink, maar tevens als onbesuisd:
“Een-twee-drie wordt het buis en de broek uitgegooid, de klompen uitgedaan en hij is klaar; − heel veel meer kleederen heeft de hollandsche jongen niet aan; − en nu wie het eerste in het water is. Niet eens de borst en de beenen natgemaakt, hij springt of loopt er op een drafje in.” (H.J. Broers: Beschrijving der Zwem- en Bad-inrigting te Utrecht, 1846).
Als waarschuwing aan jeugdige zwemmers zal het commando ‘maak je borst nat’ aan de waterkant veelvuldig te horen zijn geweest. De kreet echoot na in de volgende vindplaatsen:
“Kleed u uit, maak de borst even nat, spring in het water en gij zijt er door! roepen de arme jongens die zwemmen als ratten.” (Evangeline: Nieuwe spelen in huis en buiten, voor jongens en meisjes, 1864)
“ʽKom! Je borst nat, en dan d’rdóór!’ riep de badmeester.” (Theo Thijssen: Jongensdagen, 1933).
Al in 1830 wordt deze gebiedende wijs voorzien van het partikel ‘maar’:
“Jan. Ei neen, broêrtje! dat is zoo niet; doe als ik, en maak de borst maar nat met een paar handen vol water.” (De zomer: een leesboek voor de jeugd, 1830)
Het woordje ‘maar’ heeft hier een geruststellende betekenisschakering: ‘het is niet zo erg het koude water in te gaan als je er voor zorgt eerst je bovenlichaam te bevochtigen’.
In de huidige overdrachtelijke zin ‘je voorbereiden op een moeilijk karwei’ wordt de uitdrukking in de negentiende eeuw al her en der aangetroffen:
“Waarde lezer, mijn oom placht ’t altijd te vergelijken met een zwempartij — ‘het water is koud — ge huivert er u in te begeven — maak eerst je borst maar wat nat en dan met de beide handen vooruit er ferm ingesprongen — de rest gaat van zelf!’ Mijn oom had gelijk —” (Utrechtse Studenten-almanak voor het jaar 1863).
In deze studentikoze bron wordt het te water gaan op macabere wijze als metafoor genomen voor de dood aan de galg. De vergelijking is nog expliciet. Later kon het beknopter. In het Volksdagblad van april 1940 worden jonge lezertjes als volgt toegeproken:
“De volgende week geven we twee raadsels één voor de groten en een voor de kleineren, maar ze zijn heus niet zo erg gemakkelijk hoor! Dus maak vooruit je borst maar nat, zo zegt een neef het altijd als hij een moeilijk karweitje voor de boeg heeft.” (Het volksdagblad 20-4-1940).
Anno 1940 was de uitdrukking Maak je borst maar nat in overdrachtelijke zin zo bekend dat het domein van oorsprong, de zwemsport zoals die in de negentiende eeuw was opgekomen, geen vermelding meer behoefde.
Toegift
BADEN.
Als gij opstaat uit het bed,
Een, twee, drie te water!
Baden! kijk, dat is een pret!
En niets is probater.
Plas en flodder vrij in ’t rond!
’t Frisch u op en ’t maakt gezond!
Maar, maak borst en buik eerst nat,
’t Zou u anders rouwen.
Want, springt gij in eens in ’t bad,
’t Maakt u licht verkouwen.
Velen krijgen ongemak;
Buikpijn soms of bellieak [‘belly ache’].
Baden is gezond en goed!
Maar, toch nooit vergeten,
Dat gij ’t nooit of nimmer doet,
Hebt gij pas gegeten.
Mening vond den dood in ’t bad,
Die dien raad verwaarloosd had.
C van Schaick: Dichtbundeltje voor de Surinaamse jeugd. Haarlem: A.C. Kruseman, [1853], p. 16.
Ton van Beers zegt
Wat leuk om te lezen. Wat leuk om een dergelijk onderzoek te doen. Als je nog vrijwilligers met taalgevoel en veel vrije tijd nodig hebt…
Hans zegt
Bedankt voor je enthousiaste reactie, Ton! Stuur je me (johannes.beelen at uol.de) je mailadres? Nicoline en ik hebben verschillende digitaliseringsprojecten lopen, er is bij onze Stichting Vrijwilligersnetwerk Nederlandse Taal altijd wel iets leuks te doen.