We spreken en schrijven allemaal Nederlands hier, maar we spreken niet allemaal hetzelfde Nederlands. In een bijdrage van 19 mei aan Neerlandistiek over de nieuwste aflevering van het vooral Vlaamse tijdschrift de lage landen kwam ik de volgende sequentie van zinnen tegen:
Daarnaast lees je over de dekolonisering van de taal, wat onze woordkeuze zegt over onze ethische voorkeuren, het Vlaams-Russisch woordenboek en Mira Feticu’s liefdesverklaring aan het Nederlands.
Komen ook aan bod: Cyrille Offermans over de pandemie in boeken, Iduna Paalman over Besmette Stad, Anne van den Dool over Sander Kolaard en meer dan twintig recensies.
Het bijzondere (voor vandaag) zit hem in de tweede zin (komen ook aan bod): die begint met het verbogen werkwoord (komen). In de meeste Nederlandse hoofdzinnen staat de persoonsvorm op de tweede plaats, en de rest van het werkwoordelijke materiaal zo’n beetje aan het einde:
- Ik ga morgen de schuur proberen te schilderen
- Morgen ga ik de schuur proberen te schilderen
- De schuur ga ik morgen proberen te schilderen
De constructie in de eerste voorbeeldzin is niet zeldzaam in Belgische teksten, hier is een voorbeeld uit De Standaard van 25 februari 2019:
De Belgische premier Charles Michel (MR) was één van de 24 EU-leiders die gisteren
landden in Sharm el-Sheikh voor de allereerste top tussen de EU en de Arabische Liga.
Staan op de agenda: economische samenwerking, klimaatverandering en de regionale conflicten.
Maar voor de EU gaat het toch vooral om samenwerking in de strijd tegen terrorisme en migratie.
Ik ken de constructie uit Belgisch taalmateriaal, maar als Hollander zou ik dat nooit zo zeggen: in plaats van Staan op de agenda kan ik alleen Op de agenda staan gebruiken, en voor Komen aan bod in het eerste voorbeeld heb ik de keuze uit Aan bod komen ook en Ook aan bod komen. Je zou wel een plaatsonderwerp er in willen voegen, maar het resultaat (er komen ook aan bod, er staan op de agenda) is voor mijn gevoel ongrammaticaal. De voorbeelden zijn dus anders dan gevallen als
- Ben even weg
- Doen we
waar het tamelijk duidelijk is dat er een zinsdeel weggelaten is: het eerste voorbeeld kunnen we aanvullen tot ik ben even weg, het tweede tot dat doen we.
Het Nederlands heeft allerlei andere constructies met het werkwoord op de eerste plaats, zoals vragen, gebiedende zinnen, en voorwaardelijke bijzinnen:
- Houdt u van Brahms?
- Houd je mond jij
- Houd je van vlees, dan braad je in Croma
maar gevallen zoals komen ook aan bod en staan op de agenda lijken alleen voor te komen in België.
In de voorbeelden worden staan op de agenda en komen aan bod gebruikt om een lijst te introduceren, ik weet niet hoe wezenlijk dat is. Wel relevant lijkt me dat de constructie steeds optreedt als tweede (of derde, …) deel van een uiting, in elk geval niet als eerste zin.
Ik heb geen literatuur kunnen vinden over de constructie, maar misschien heb ik niet goed genoeg gezocht. Het lijkt me een mooi onderwerp voor een scriptie.
Drabkikker zegt
Ik (Nederlands-Nederlandsspreker) ken de constructie wel met bijvoorbeeld volgt. Hier bijvoorbeeld:
Hippocrates voert het woord en legt de omstanders uit hoe er op dat moment op aarde over de oorzaak van ziekte gedacht wordt:
‘Men stelt nu in de medicynen,
Dat maar alleenlyk het zuur,
Den oorspronk is, van siekte, en pynen.’
Volgt een uitgebreide discussie van acht pagina’s…
Peter-Arno Coppen zegt
Is het toch niet een vorm van topic drop, met een weggelaten ‘Dan’ of ‘Vervolgens’? Het voelt inderdaad minder natuurlijk aan omdat bij topic drop meestal onderwerp of voorwerp is weggelaten, maar je hebt natuurlijk ook gevallen als:
– Ligt daar ineens een boom op de weg
– Komt dat schot…
– Heeft-ie me toch ineens een hit gescoord!
Drabkikker zegt
Zoiets zegt mijn intuïtie inderdaad ook, of een weggelaten “Er”. Is dat ook topic drop?
Peter-Arno Coppen zegt
Topic drop is in principe alles waar het deel vóór de persoonsvorm is weggelaten (in een mededelende zin dan).
Peter Debrabandere zegt
Zoals Peter-Arno Coppen al suggereert, is “Volgt een uitgebreide discussie van acht pagina’s” niet te vergelijken met de Belgische constructie waar Ton van der Wouden het over heeft. Zie mijn uitgebreidere toelichting op deze webpagina.
Peter Debrabandere zegt
Literatuur over deze constructie:
Debrabandere, P. (2020). Nederlands, helder en correct: praktische richtlijnen voor spreken en schrijven (tweede, herziene druk). Acco.
Op pp. 207-208 staat:
“Een mededelende zin die met de persoonsvorm begint, is in het Nederlands ongebruikelijk.
In het Frans kan een mededelende zin wel met de persoonsvorm beginnen als
het onderwerp in de vorm van een opsomming op het einde van de zin gezet wordt.
Zo’n aan het Frans ontleende zinsbouw (een grammaticaal gallicisme dus) kan in het
Nederlands niet. Een onderwerp in de vorm van een opsomming kan in het Nederlands wel op het einde van de zin gezet worden, maar de persoonsvorm moet op de tweede
zinsplaats staan. Deze zinsconstructie komt uitsluitend en vrij frequent in Vlaanderen
voor en wordt daarom als Belgisch-Nederlands (BN) gelabeld.”
Ik geef daarbij deze voorbeelden:
(1) Ont collaboré à ce numéro: Y. Caraglio, H. de Foresta, T. Fourcaud, P. Heuret et D. Sabatier.
[BN] (2) Hebben meegewerkt aan dit nummer: Y. Caraglio, H. de Foresta, T. Fourcaud,
P. Heuret en D. Sabatier.
(3) Aan dit nummer hebben meegewerkt: Y. Caraglio, H. de Foresta, T. Fourcaud, P. Heuret
en D. Sabatier.
(4) Ont réussi avec distinction: Charlotte Bert, Myriam Luns, Bert Meyns et Nikolaas Veyt.
[BN] (5) Zijn geslaagd met onderscheiding: Charlotte Bert, Myriam Luns, Bert Meyns en
Nikolaas Veyt.
(6) Met onderscheiding zijn geslaagd: Charlotte Bert, Myriam Luns, Bert Meyns en
Nikolaas Veyt.
Het is inderdaad vreemd dat over deze constructie maar weinig literatuur te vinden is. Je kunt een hele bibliotheek samenstellen met boeken, artikelen en andere bijdragen over Belgisch-Nederlands, belgicismen, gallicismen, dialectismen en aanverwante ‘afwijkingen’ van de in Nederland geldende taalnorm. Maar over deze constructie vind je inderdaad nergens (zover ik het kan zien) iets. De constructie is evenwel wijdverbreid in Vlaanderen. Je vindt die makkelijk in tijdschriften (“Aan dit nummer werkten mee: …”) of op de aftiteling van televisieprogramma’s (“Aan dit programma werkten mee: …”). Een grammaticale leenvertaling. Wellicht is dat juist de reden waarom er niets over te vinden is. Er is altijd veel aandacht geweest voor de Belgisch-Nederlandse varianten in de woordenschat (bv. leenvertalingen uit het Frans), maar niet of nauwelijks voor grammaticale eigenaardigheden die aan het Frans ontleend zijn. Er zijn ook van die kleine, nauwelijks opvallende grammaticale invloeden van het Frans op het Nederlands in Vlaanderen. Zo is “de vraag stelt zich” (< Fr. "la question se pose") een grammaticale en lexicale ontlening tegelijk. Een wederkerend werkwoord heeft in het Nederlands namelijk nooit een passieve betekenis. In het Frans wel: "la question se pose" = "de vraag wordt gesteld" (al drukken we dat idiomatisch niet met een passieve zin uit in het Nederlands, maar met bijvoorbeeld "de vraag rijst", maar op zich is "de vraag wordt gesteld" grammaticaal niet onmogelijk in het Nederlands). De Vlamingen hebben het letterlijk vertaald met de Franse grammaticale bijzonderheid erbij.
Peter Debrabandere zegt
Naast
– Ben even weg.
– Doen we.
(met een weggelaten onderwerp of lijdend voorwerp)
komen (toch net iets complexere) vergelijkbare zinnen voor als:
– Komt de tijd dat er huizen te veel zullen zijn. [= Dan/Ooit/Eens/Toch/Uiteindelijk … komt de tijd dat …]
– Rest de vraag of we de achterstand nog zullen kunnen inhalen. [= Dan/Dus … rest de vraag of …]
– Blijft het probleem dat het bedrijf de oplossing niet heeft. [= Dan/Toch/En dus/Zo … blijft het probleem …]
– Gaan we het straks over hebben. [= Daar gaan we het straks over hebben.]
– Kunnen we eens goed over nadenken. [= Daar kunnen we eens goed over nadenken.]
Wat in deze zinnen weggelaten is, is niet altijd perfect duidelijk (“dan”, “ooit” …?), maar vaagweg ongeveer te reconstrueren. Eigenlijk is het weggelatene niet helemaal nodig om het geheel te begrijpen. In de twee laatste zinnen is het nogal vanzelfsprekend dat “daar” weggelaten is.
Walter Haeseryn zegt
Over weglating van elementen op de eerste zinsplaats is wat te vinden in de ANS (1997, blz. 1304-1305 – subparagraaf 21.3.8). De daar besproken gevallen worden ‘informeel’ genoemd.
Irina zegt
voor Komen aan bod in het eerste voorbeeld heb ik de keuze uit Aan bod komen ook en Ook aan bod komen.
Ik heb behalve die twee ook nog “Ook komen [blabla en blabla] aan bod.” (En theoretisch ook “Ook komen aan bod [blabla en blabla]” maar dat vind ik niet zozeer fout als wel lelijk.)
Julia Albert zegt
Over de Croma-constructie heeft onze studente Lili Hargitai (Karoli Universiteit Boedapest) net een prachtige scriptie geschreven. Ze heeft ermee de Landelijke Studentenwedstrijd voor Germanisten en Neerlandici gewonnen.