In ‘joodse namen in ons telefoonalfabet’ geeft Ewoud Sanders een mooi overzicht van verschillende telefoonalfabetten die in de loop der jaren in Nederland gebruikt zijn. Opmerkelijk vindt hij het dat in een spelalfabet uit 1948 bij de Y het woord Ysco gekozen is. Er zullen dus – zo schrijft Sanders – mensen zijn geweest die “met de Y van Ysco” hebben gezegd. Een verwarrende keuze, want ijsco schrijf je met een zogeheten ‘lange ij’. Volgens de officiële spellingsregels – toen en nu – zouden ijs en de daarvan afgeleide samenstellingen met een i en een j gespeld moeten worden. Toch komen we in vooroorlogse kranten en tijdschriften naast de dominante vorm ijsco ook de spelling ysco geregeld tegen.
Dat Sanders’ oog bij het telefoonalfabet viel op het woord Ysco, valt te begrijpen: hij is al jaren een liefhebber van ijsco. Zo ging hij in 1995 voor een column in NRC Handelsblad (link alleen toegankelijk voor abonnees) op zoek naar de oorsprong van dat woord. Hij vond het als lemma in de woordenboeken van Verschueren (sinds 1931), Koenen (sinds 1940) en Van Dale (sinds 1950). Hij kwam erachter dat een ijsco vroeger verwees naar een ‘ijswafel’ en dat ijsco oorspronkelijk een merknaam was, van de IJscompagnie om precies te zijn.
Nadere gegevens over die IJscompagnie bleken 25 jaar geleden niet gemakkelijk boven tafel te krijgen. Zelfs navraag bij het Bakkerij- en IJsmuseum in Hellendoorn leverde Sanders niets op. De toenmalige conservator – geboren in 1920, dus op dat moment 75 jaar – had nog nooit van de IJscompagnie gehoord. Naspeuringen in de bibliotheek van het museum hadden evenmin resultaat.
Het korte artikel intrigeerde me. Zou het in 2021 met alle bronnen en hulpmiddelen die de afgelopen 25 jaar op internet beschikbaar zijn gekomen, wél mogelijk zijn precies in beeld te krijgen wat de etymologie van ijsco is, welke betekenissen het woord heeft gehad en wanneer die voor het eerst zijn aangetroffen? Het definitieve antwoord op die vragen heb ik niet maar de sluier is wel meer opgelicht.
Woordenboek der Nederlandsche Taal
Dat Sanders in zijn onderzoek niet verwijst naar het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT), is niet zo verwonderlijk. De aflevering waarin het lemma ijsco wordt beschreven dateert namelijk van 2001. Daarin staat als etymologie van het woord dat het een verkorting is van IJscompagnie, een eigennaam van een compagnie van banketbakkers die ijskarretjes exploiteerden. Volgens een oude aantekening van WNT-redacteur Adriaan Beets (1860-1937) is het woord ijsco rond 1920 of iets later ontstaan. Het vermoeden bestond dat de naam IJSCO prijkte op de wagentjes van de rondrijdende bakkers, waardoor de ontwikkeling van merknaam tot soortnaam versneld is.
Voor zover mensen het woord ijsco nog gebruiken – hun aantal zal elk jaar verder afnemen – is het in de zin van ‘portie ijs, ijsje’. Het WNT vermeldt deze betekenis pas als tweede. De oorspronkelijke betekenis was een ‘ijskarretje met ijsverkooper; ook alleen: ijsverkooper’. Als bewijsplaats wordt een aantekening van Beets uit 1931 aangehaald:
Daar komt een ijsco aan, ik hoor hem bellen
Een oudere bewijsplaats voor ijsco in de betekenis ‘ijskarretje met ijsverkooper’ vond ik in Het Vaderland van 19 september 1921. Het artikel heeft als kop ‘Van een ijsco’ en begint als volgt:
Wie onzer ergert zich niet aan de ellendige bellen, die de komst der verschillende ijsco’s reeds minuten lang van te voren aankondigen en wier zenuwachtigmakend geluid eigenlijk al lang verboden moest zijn?
Iets jonger maar nog altijd ouder dan Beets’ aantekening uit 1931 is de attestatie van ijsco in de zin van ‘ijsverkooper’ in Het Vaderland van 29 juli 1924:
Onze eerste bezoeker was een IJsco en die maakte zaken. Als tegenprestatie voor de klandizie leende hij ons een kacheltje voor het vleeschbraden
Delpher
De bovenstaande twee citaten heb ik gevonden via Delpher, een andere waardevolle bron die Sanders in 1995 nog niet ter beschikking stond. Keer op keer bewijst deze enorme verzameling digitale boeken, tijdschriften en kranten haar waarde voor historisch onderzoek. Ook bij onze zoektocht naar de oorsprong van de ijsco en naar de ijscompagnie stelt Delpher niet teleur.
Het woord ijscompagnie komen we rond het midden van de negentiende eeuw al tegen in Nederlandse kranten. Het gaat daarbij dan om een bedrijf dat grote blokken ijs – in de zin van ‘bevroren water’ – naar de plaats van bestemming transporteert en daar opslaat in ijskelders. Zo voorzien grote steden, zoals Boston en New York in de Verenigde Staten, in hun behoefte aan ijs. De bekendste Nederlandse ijscompagnie is die uit Maassluis. Zij levert Noords ijs in grote blokken, met name voor de de industrie.
Hoewel ijs onmisbaar is bij de bereiding van consumptie-ijs zijn het niet déze ijscompagnieën waaraan de ijsco zijn naam te danken heeft. Het gaat hier om een heel ander soort bedrijf, dat meer dan een eeuw geleden ontstond.
IJsproductie
Tegenwoordig vindt de productie van roomijs plaats onder streng gecontroleerde omstandigheden, maar een eeuw geleden was daar beslist niet altijd sprake van. Bij het lezen van een artikel in De Maasbode van 13 mei 1913 ontging mij direct de lust een ijsje te nuttigen:
De fabricage geschiedt meestal (enkele gunstige uitzonderingen niet te na gesproken) in sloppen óf stegen, in armoedige en vunzige woningen, terwijl het in geen geval voldoet aan de eisschen, welke aan goed ijs gesteld mogen worden, ook veelal omdat het door niet-vakmenschen bereid wordt.
Steekproeven van de ‘Keuringsdienst van eet– en drinkwaren’ wezen dat uit. Met de eis om volle melk te gebruiken werd in veel gevallen de hand gelicht. Ronduit droevig was het gesteld met de hygiëne van sommige onderzochte monsters. Per gram ijs mogen maximaal 100.000 bacteriën voorkomen maar in een derde van de gevallen troffen de keurmeesters er maar liefst 35 miljoen aan! Het zal duidelijk zijn dat het verorberen van dat ijs grote gezondheidsrisico’s met zich meebracht.
IJscompagnie
Dat kon zo niet langer doorgaan, vonden enkele banketbakkers uit Rotterdam. Om ervoor te zorgen dat consumenten op straat en aan huis “uitstekend, volkomen zuiver en hygienisch bereid vanille- en vruchtenijs” konden kopen besloten zij in het voorjaar van 1913 de Eerste Rotterdamsche IJScompagnie op te richten. Het grote voorbeeld voor de Rotterdammers was Duitsland, waar banketbakkersverenigingen grote successen behaalden met de verkoop van (room)ijs. Kort na de oprichting van de Eerste Rotterdamsche IJScompagnie toog een delegatie ervan naar Düsseldorf om het productieproces met eigen ogen te aanschouwen. Daar maakten zij ook kennis met en bestelden zij enige ijscowagens “die van een zeer apart model zijn”.
Op zichzelf was het niet zo bijzonder dat de Rotterdamse banketbakkers besloten samen te werken. Wel bijzonder was de verenigingsvorm die zij daarvoor kozen. De Rotterdamse IJscompagnie was namelijk een coöperatieve vereniging, “welke voor ons land geheel nieuw is”. Al snel vond het initiatief van de Maasstad navolging in andere grote steden. Op 3 juli 1913 verenigden enige banketbakkers uit de residentie zich in de “Haagsche IJS-Compagnie van Vereenigde Banketbakkers” (De Maasbode, 4 juli 1913). Bij de opening van de Haagse fabriek was een vertegenwoordiger van de Rotterdamse zustervereniging fysiek aanwezig, terwijl de Haagse banketbakkers van de niet lang daarvoor verenigde Amsterdamse collega’s een gelukstelegram kregen.
Het nieuwe fenomeen bleef niet beperkt tot deze drie grote steden. Overal in Nederland bundelden banketbakkers hun kennis, kunde en krachten in ijscompagnies. Tijdens de 29e jaarvergadering van de Nederlandsche Banketbakkers-vereeniging in Nijmegen op 10 juni 1914 werd deze goede samenwerking tussen vakgenoten met instemming begroet (De Gelderlander, 10 juni 1914). Enkele jaren later waren er ijscompagnies te vinden in onder andere Breda, Den Bosch, Deventer, Dordrecht, Hoorn, Nijmegen, Zutphen en Zwolle.
IJSCO.
Omdat het woord ijscompagnie een mondvol is en de afkorting co. voor compagnie bij velen bekend was, lag het voor de hand om kortheidshalve van ijsco. te spreken. De punt na de letter o maakte het de consument duidelijk dat het hier om een verkorte vorm van ijscompagnie ging. De oudste vermelding van “IJSCO.” heb ik aangetroffen in De Courant van 28 augustus 1913. Het woord prijkt in kapitale letters bovenaan een bericht waarin wordt gemeld dat de N.V. Automatische IJscompagnie der Amsterdamsche Banketbakkers op die dag haar “VANILLE IJSFABRIEK” heeft geopend aan Oudezijds Voorburgwal 320.
Ook aan de andere kant van het land – in Arnhem – was een ijscompagnie gevestigd die al vroeg in reclameboodschappen niet het volledige woord maar de krachtige afkorting “IJsco.” bezigde. Zo is aan de Spoorwegstraat 21 – tegenover de Lutherse kerk – het “overheerlijke Vanille-IJS der IJsco.” te verkrijgen in vier verschillende verpakkingen. Voor 1 gulden – omgerekend € 0,45 – kon je maar liefst zestien personen op een portie ijs trakteren. De verkoop vond plaats aan de fabriek. Het was wel mogelijk om het ijs te laten bezorgen maar daarvoor werd een bedrag van 5 cent – omgerekend € 0,02 – in rekening gebracht (Het Centrum, 27 mei 1914).
IJsverkoop
In die tijd was het niet ongebruikelijk om producten rechtstreeks van de fabriek te betrekken. Dat zal ongetwijfeld ook in Amsterdam het geval zijn geweest. Maar al vrij snel wordt het ook mogelijk de verkoelende lekkernijen op straat te kopen. Met speciale ijscowagens, voorzien van een gong of bel om de aandacht te trekken, probeerden ijscomannen hun waar aan de man te brengen. Dat was hard werken voor die ijsverkopers: de directie eiste van de – ik vermoed gezamenlijke – ijsventers een wekelijkse straatverkoop van zestig gulden. Toen zij daar niet mee instemden, kregen zij zonder uitzondering de bons, zo berichtte de Haagsche Courant van 16 juli 1914:
De karretjes rijden niet, tot groote teleurstelling van de in deze tropische hitte op een portie ijs beluste Amsterdamsche straatjeugd.
Het daaropvolgende jaar neemt ook het aantal vaste verkooppunten in de stad toe. Op 20 mei 1916 bericht “IJSCO” der Amsterdamsche Banketbakkers in Het nieuws van den dag dat haar ijs niet alleen bij de ijsverkopers te verkrijgen is maar ook bij acht, met naam en adres vermelde, hoofdstedelijke banketbakkers.
Overigens waren de ijsverkopers in die tijd nog niet van Italiaanse komaf. Pas in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw gaan Italiaanse ambachtslieden zich toeleggen op de bereiding van schepijs. De verkoop vond plaats via ijscowagentjes en in ijssalons. Utrecht had in 1928 de primeur van de eerste ijssalon.
IJscowagen
Hierboven hebben we gezien dat het WNT vermoedde dat ijsco zich snel tot soortnaam heeft kunnen ontwikkelen omdat het woord op de zijkant van ijscowagens te zien zou zijn geweest. Of dat ook voor andere plaatsen gold weet ik niet, maar bij de karretjes van de oer-IJscompagnie uit Rotterdam was dat inderdaad het geval. In het Rotterdamsch Nieuwsblad van 24 maart 1917 waarschuwt de N.V. Eerste Rotterdamsche IJScompagnie bij aanvang van het ijsseizoen voor namaak en bedrog van de door haar geproduceerde verpakte ijswafels. Daarom had deze ijscompagnie het handelsmerk IJSCO wettig gedeponeerd en bovendien de verpakking van de ijswafels voorzien van een beeldmerk, dat op een in het oog springende wijze ook op de wagens van de ijsverkopers was afgebeeld.
Voor de consument was het logo een kwaliteitsgarantie. Steeds meer ijscompagnieën lieten die dan ook op de verpakking van hun ijsjes drukken. In Deventer was dat bijvoorbeeld een ijsbeer, in Amsterdam een IJSco-wagentje en in Nijmegen een beertje. Als je honderd fabrieksmerken uitgeknipt en op een spaarformulier had geplakt, kon je het inwisselen voor een gratis tablet chocolade. Zo werd de ijsconsumptie gestimuleerd.
IJsco en ijswafel
Tot de trouwste klanten van de ijsverkopers behoorde de jeugd. In de rubriek Jong Nederland van 16 juli 1921 – speciaal voor jonge krantenlezers – maakt ene Oom Jaap zich zorgen “over het reusachtig toenemend gebruik van wat de jongens en meisjes een ijsco [cursivering van mij, RdB] noemen” (De Nederlander, 16 juli 1921). Niet alleen zijn die ijsco’s slecht voor het gebit en je maag, maar het is ook ongezond iets ijskouds tot je te nemen als je sterk verhit bent. Daarom luidt zijn advies:
Ik zou dan het gebruik van ijswafels (van de IJsco dan, hoor, die van Verkade of van Doesburg of andere biscuitfabrieken mag je gerust gebruiken) willen ontraden, omdat ze te sterk verkoeld zijn.
Een interessant citaat. In de eerste plaats laat het zien dat oudere mensen de koele lekkernij een ijswafel noemen terwijl de jeugd spreekt van een ijsco. In de tweede plaats toont het dat ijswafel in 1921 verwees naar twee verschillende zaken: de ijswafel van de IJsco – het geheel van een stuk (vanille)roomijs met aan weerszijden een wafeltje – en de ijswafel van koekjesfabrikanten.
Enkele jaren later is het woord ijsco ook doorgedrongen tot het taalgebruik van volwassenen. Geheel ingeburgerd is het nog niet, want het komt dan nog voornamelijk voor tussen aanhalingstekens, zoals in dit artikel in Voorwaarts (13 juli 1923) over kinderen uit het Ruhr-gebied die voor een korte vakantie naar Nederland kwamen: “De coöperatie “Voorwaarts” had voor gebakjes gezorgd en toen ieder later nog een stuk chocolade en een “IJsco” kreeg, steeg de vreugde ten top.”
Van merknaam naar soortnaam
Terug naar de vraag waar het woord ijsco vandaan komt. Het woord is – daar zal geen twijfel over bestaan – een verkorting van de ijscompagnie van banketbakkers. Aanvankelijk volgde na de o van ijsco doorgaans een punt om aan te geven dat het hier een afkorting betrof, maar vrij spoedig wordt dat afkortingsteken achterwege gelaten. Dat er sprake zou zijn van één bedrijf dat IJscompagnie heet, zoals Sanders in 1995 vermoedde, blijkt niet te kloppen. In verschillende Nederlandse steden richtten banketbakkers dergelijke coöperatieve verenigingen op met het woord ijscompagnie in de naam.
Het woord ijs in de ijscompagnie van de banketbakkers slaat op wat we tegenwoordig consumptie-ijs noemen, doorgaans vanille-roomijs. Het ijs werd verkocht in pakken van verschillende maten maar ook als ijswafel, een ijsje dat tegenwoordig beter bekend staat als wafelijsje. De verkoop vond plaats vanuit (winkels in) de fabriek, bij geselecteerde banketbakkers en op straat. Bij die laatste methode werden speciale ijscowagens ingezet waarop het woord IJSCO (of YSCO) duidelijk leesbaar zal zijn geweest.
Aanvankelijk was ijsco het wettig gedeponeerde handelsmerk van een ijscompagnie. Later werd het synoniem voor een ijscowagen of een ijsverkoper. Daarnaast werd ijsco ook gebruikt om het product aan te duiden dat een ijsventer aan de man bracht – wat volwassenen een ijswafel noemden. Dat op elke verpakking als echtheidskenmerk een logo met daarin het woord ijsco stond, zal er zeker aan bijgedragen hebben dat dit woord van een merknaam een soortnaam is geworden.
De Y van YSCO
Eén vraag is nog altijd niet beantwoord. Hoe kan het toch dat in het telefoonalfabet bij de uitspraak van de Y is gekozen voor het woord YSCO?
Met de invoering van de spelling-De Vries en Te Winkel in de tweede helft van de 19e eeuw komen we de y alleen nog maar tegen in vreemde woorden. De Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche Taal (1866) schrijft voor dat woorden waarin de letter y een ij-klank had, voortaan gespeld worden met een ij, een i gevolgd door j. Daarom is het woord ijs in die lijst te vinden onder de letter i. Woorden die beginnen met een Y ontbreken in de Woordenlijst.
Aan het begin van vreemde woorden kan de letter Y in het Nederlands op verschillende manieren worden uitgesproken. Als een ie-klank (ylangylang), als een j vóór een klinker (yankee; yoga; yucca), als een ij (y-as; als naam van een letter in het alfabet: iks, ij, zet; de Grieksche ij).
Als je aan de telefoon tegen iemand “met de Y van Ysco” zegt, weet de luisteraar in elk geval wat de klank van die letter is, namelijk een ij. Niemand zal dat woord namelijk uitspreken als iesco. Maar voor de schrijfwijze van woorden zaait “met de Y van Ysco” vooral verwarring omdat volgens de officiële spelling alleen ijsco correct was (en is).
Waarom is er dan toch gekozen voor “met de Y van Ysco”? Bestond die spelling naast ijsco? Jazeker. Hoewel ijsco met ‘een lange ij’ veruit het vaakst voorkomt, was de spelling ysco zeker niet ongebruikelijk. Als je op ysco* zoekt in Delpher, levert dat een paar honderd treffers op in krantenartikelen en advertenties. Het zou kunnen zijn dat de bedenker van het spelalfabet juist met de spelling ysco vertrouwd was. Een betere verklaring kan ik helaas niet verzinnen.
Het woord ijsco verdwijnt langzaam uit het Nederlands – mijn vijftienjarige dochter kent alleen nog samenstellingen ermee – en ook de ijswafel zelf waarnaar een ijsco verwees heeft zijn langste tijd gehad. Maar de ijsconsumptie is zeker niet teruggelopen. Integendeel, een verkoelend ijsje – een Italiaans ijsje, een softijsje of een waterijsje – is zowel bij de jeugd als bij volwassenen een geliefde lekkernij.
Met dank aan Ewoud Sanders voor zijn commentaar op een eerdere versie van dit stuk.
Pieter zegt
Hoe zit het met het woord ‘frisco’? (Roomijs met een laagje chocolade rond op een houten stokje.)
Irina zegt
Ik (vintage 1958) weet nog van de ijscoman die met een wagentje door de straat reed, maar wat ik daar mocht kopen voor een dubbeltje was niet een ijsco, maar een ijsje.
Ruben van Luijk zegt
Interessante kwestie:) Eén aanmerking: een stuiver in 1914 is niet omgerekend 2 eurocent. Dat zou voor inflatie gecorrigeerd moeten worden. Het ISG heeft daar een online calculator voor, en volgens hun berekening was een stuiver in 1914 ongeveer 58 eurocent waard. Een euro van toen zou nu omgerekend 25 euro waard zijn.
https://iisg.amsterdam/nl/onderzoek/projecten/hpw/calculate.php
Een ijsje was toen iets goedkoper dus, maar iets minder goedkoper dan in het stuk vermeld.
Maar dat is nog niet het hele verhaal feitelijk. 1 geldeenheid was toen weliswaar meer waard, maar mensen hadden aanmerkelijk minder eenheden geld. In 2022 was het modale inkomen in Nederland ca. 38.000 euro bruto. Helaas wordt het modaal inkomen pas sinds de jaren zestig bijgehouden, maar als ik lees dat het in 1908/9 het jaarinkomen van 70% van de Nederlanders minder dan 1500 gulden was en voor ca. 50% minder dan 1000, dan denk ik dat we ervan uit kunnen gaan dat het modaal inkomen in 1914 rond de 1000 gulden lag (https://www.dbnl.org/tekst/rola003kapi01_01/rola003kapi01_01_0009.php).
Als een ijswafel een stuiver kost, kon de modale Nederlander in 1914 dus jaarlijk 20.000 ijsjes kopen.
Hoeveel ijswafels kan de modale Nederlander tegenwoordig kopen? Het is moeilijk om de prijs van een ijswafel bij een ijsverkoper anno nu te achterhalen, maar hier bij Heldro IJs (sinds 1938 – in het logo staat Heldro Ys:) kost het in de webshop 1,59 (https://heldro.12waiter.eu/c/handijsjes/p/heldro-ijs-wafel). Als we daar voor het gemak 1,50 aan de kraam van maken, kan de modale Nederlander nu dus 38.000/1,50= 25.333 ijswafels op jaarbasis kopen. In de praktijk lijkt een ijswafel dus zo’n 25% goedkoper te zijn geworden.
Natuurlijk is dat allemaal een beetje nattevingerwerk en zijn er nog meer variabelen te bedenken. Misschien is Heldro IJs/Ys erg goedkoop bijvoorbeeld – bij een gemiddelde prijs van 2 euro valt de vergelijking al in het nadeel van 2023 uit. Maar hun prijs komt aardig overeen met de gemiddelde prijs voor een bolletje schepijs vorig jaar, die 1,49 was. Vooralsnog lijkt het er dus op dat het ijs voor de meeste Nederlanders niet veel duurder is geworden, eerder goedkoper.