Jeugdverhalen over joden (141)
In deze reeks publiceert Ewoud Sanders het ruwe materiaal voor een in 2022 te verschijnen boek met een analyse van deze bronnen.
Auteur: Cornelia Theodora Jongejan-de Groot (1899-1980)
Oorspronkelijk Nederlands
Herkomst en drukgeschiedenis
Cornelia Theodora Jongejan-de Groot (1899-1980) was journaliste en redacteur van het maandblad De Christenvrouw. Zij schreef ruim vijftig protestantse jeugdboeken en diverse ‘aardige romans in dezelfde geest’, aldus het Lectuur-Repertorium.
Vrijwel al haar boeken verschenen bij uitgeverij G.F. Callenbach in Nijkerk. Enkele titels: De kerstvacantie van de Kortenaertjes (1938), Een kerstvacantie in Zeeland (1948) en Het Kerstfeest van Japie (1949).
Van een jongetje dat een andere naam kreeg is gepubliceerd door M. J. van der Loeff in Enschede en verscheen in december 1945.
Samenvatting
Sammetje van Praag is zeven jaar en woont in Rotterdam. Het is begin 1940 en zijn moeder is bang voor Hitler. Want Hitler is ‘heel erg boos’ op de joden. ‘Die zou hij wel allemaal veel kwaad willen doen.’
De Duitsers bombarderen Rotterdam en vallen Nederland binnen. ‘Ze sloten alle winkels, waar Joden woonden. (…) Maar sommige Joden vluchtten. Ze verstopten zich in huizen, waar de Duitsers ze niet konden vinden.’
Ook de vader en moeder van Sammetje verstoppen zich in een huis. Voor Sammetje is er geen plaats en dus wordt hij naar Enschede gebracht, naar de familie Bosman: vader, moeder en drie kinderen. De Duitsers mogen niet weten ‘dat Sammetje een Jodenjongetje was. En daarom werden zijn zwarte krullen afgeknipt en hij kreeg ook een andere naam’. Sammetje heet vanaf nu Dickie Bosman.
Die avond moet Sammetje huilen omdat hij zijn ouders mist. Alie, zijn onderduikzusje, zegt: ‘Huil maar niet, Dickie. We zullen den Heere Jezus vragen, of Hij heel gauw een eind maakt aan de oorlog.’
Sammetje is verbaasd. ‘Aan Wie wil je dat vragen?’ Alie: ‘Aan den Heere Jezus. Je weet toch zeker wel, Wie dat is?’ Sammetje: ‘Dat is een vloek.’
De andere kinderen lachen, maar moeder schudt het hoofd en zegt: ‘Heel veel kinderen weten niet, dat ze niet in de hemel kunnen komen, als ze den Heere Jezus niet liefhebben. Zij weten niet, dat Hij op aarde is gekomen en is gestorven voor onze zonden.’
Bij de familie Bosman wordt iedere avond voorgelezen uit de kinderbijbel. ‘Zo leerde Sammetje den Heere Jezus kennen. En mèt de andere kinderen knielde hij neer en vroeg aan den Heiland, of Die zijn vader en moeder wilde bewaren.’
Op een dag doorzoeken de Duitsers het huis. Ze zijn op zoek naar vader, die weigert om in Duitsland te gaan werken. Vader en Sammetje verstoppen zich urenlang in een donkere kelder. Sammetje voelt ‘de sterke armen van zijn pleegvader om zich heen’ en bidt: ‘O Heere Jezus, laat ze ons toch niet vinden.’
De Duitsers vinden hen niet en Sammetje kan drie jaar bij de familie Bosman wonen. Hij heeft het er heerlijk.
Na de bevrijding blijft Sammetje nog een paar maanden in Enschede. Hij bezoekt zijn ouders in Rotterdam, maar ‘omdat ze nog geen eigen huis hadden, is Sammetje in Twenthe gebleven’. Het is kerst en vader leest het kerstverhaal voor. ‘Van het Kindeke Jezus, Dat neergelegd werd in de kribbe en neerdaalde op aarde, omdat wij anders niet in de Hemel zouden kunnen komen.’
Sammetjes ogen schitteren. Hij zegt: ‘Ik zal dit verhaal ook aan Vader en Moeder in Rotterdam vertellen.’
Vader en Moeder Bosman kijken elkaar aan. ‘Misschien zullen Sammetjes ouders door hun kleinen jongen ook den Heiland leren kennen.’
Zijn onderduikzusjes en -broertje vinden het erg verdrietig dat Sammetje vertrekt, maar moeder zegt: om Sammetje ‘mogen we geen verdriet hebben’; we moeten blij voor hem zijn, omdat hij zijn ouders terug heeft maar ‘bovenal omdat hij den Heere Jezus heeft leeren kennen’.
Doelgroep en receptie
Van een jongetje dat een andere naam kreeg was bestemd voor kinderen op de zondagsscholen in Twente. Dat blijkt uit een mededeling op de eerste pagina: ‘Dit boekje werd na de bevrijding in 1945 speciaal voor de Zondagsscholen in Twenthe geschreven als een herinnering aan de doorleefde moeilijke jaren. Gode alleen de eer. Dit den kinderen voor te houden was de bedoeling van de Schrijfster.’
De leeftijd van de beoogde lezers wordt niet vermeld. Auteur en uitgever moeten echter jonge kinderen voor ogen hebben gehad, want het verhaal wordt op een zeer kinderlijke manier verteld en alle woorden met meer dan één lettergreep zijn van afbreekstreepjes voorzien, net zoals dat nu gebeurt met boekjes op AVI5-niveau. Hierboven zijn die afbreekstreepjes niet in de citaten gehandhaafd, maar in het boekje staan dus zinnen als: ‘Maar som-mi-ge Jo-den vlucht-ten. Ze ver-stop-ten zich.’
Van dit boekje heb ik geen besprekingen gevonden.
Laat een reactie achter