Met hoofdpersonages in romans van Harry Mulisch loopt het meestal niet goed af: archibald strohalm zakt in Mulisch’ debuut de onderwereld in. De diamant in De diamant brandt op in een vuur. Maurits Akelei in Het zwarte licht is getuige van het einde der tijden, Laura Tinhuizen in Twee vrouwen pleegt zelfmoord, Uli Bouwmeester in Hoogste tijd sterft als gevolg van een beroerte, Dick Bender in De elementen stort ter aarde, Quinten Quist in De ontdekking van de hemel vaart ten hemel, Viktor Werker in De procedure wordt vermoord en Rudolf Herter in Siegfried bezwijkt aan zijn ontmoeting met Hitler. Anton Steenwijk in De aanslag overleeft weliswaar deze bekendste roman van Mulisch maar zijn broer en ouders zijn aan het begin van het verhaal vermoord. Je bent je leven dus bepaald niet zeker in het werk van Mulisch. Niet alleen in zijn romans, maar ook in zijn verhalen en toneelstukken brengt de hoofdpersoon het er zelden levend vanaf.
Dat de dood in het werk van Mulisch steeds op de loer ligt, werd wellicht voorspeld in het eerste gepubliceerde verhaal van zijn hand: De kamer. In dat korte verhaal, dat in februari 1947 in Elseviers Weekblad werd gepubliceerd (Mulisch was toen 19 jaar oud) raakt de verteller geobsedeerd door een kamer waar hij dagelijks langsloopt. Jaren later blijkt het zijn sterfkamer te zijn. Ook het eerste verhaal dat in boekvorm verscheen – Tussen hamer en aambeeld – eindigt niet hoopvol voor de hoofdpersoon: soldaat Waranef wordt geëxecuteerd.
De dreigende dood speelt ook een rol in het korte verhaal De laatste sigaret, dat nimmer in boekvorm is verschenen; het verhaal werd niet zelfstandig gepubliceerd en werd ook niet opgenomen in De verhalen. In De laatste sigaret wordt het noodlot echter afgewend. Een opvallende uitzondering dus op de gang van zaken in een verhaal van Mulisch. Het verhaal werd gepubliceerd in de krant Heemsteeds leven op 6 oktober 1949. In deze krant publiceerde Mulisch enkele korte verhalen.
In De laatste sigaret wachten de soldaten Arthur en Michael in een loopgraaf rustig hun einde af. Ze hebben berekend dat ze nog vijf minuten te leven hebben voordat ze zullen worden getroffen door een naderend trommelvuur.
‘Nog driehonderd seconden, Arthur: over vijf minuten kreperen we. Het is een makkelijk sommetje.’ Hij liet zich zakken en leunde hurkend tegen de wand van de loopgraaf.
Arthur besluit zijn laatste sigaret te roken, maar de zaken nemen een andere wending, ze overleven het vuur dat over ze wordt uitgestort. Het verhaal eindigt tragikomisch met de teleurstelling van Arthur dat het niet zijn laatste sigaret is gebleken:
Het was mijn laatste!….. Mijn laatste was het!….
En schor overvloekte hij het zich verwijderende niets.
Niet elke hoofdpersoon van Mulisch is dus ten dode opgeschreven.
Laat een reactie achter